T SLOT VAN BÜTTEN. 17
rondte van den muur en in het metselwerk zijn nog enkele Sporen
van de voormalige breede kanteelen te bespeuren. In den
muur, die den voet van den heuvel omsluit, is een poprtje met
een onkenbaar wapen en het jaartal 1651. De slotbewoners maak-
ten bij hun kerkbezoek van dezen uitgang gebruik, maar aan-
gezien hij gesloten is, moeten wij elders den ingang zoeken.
Een steegje brengt ons, steeds längs den tuinmuur, weer in de
dorpsstraat en op de markt met haar fraaije linden. Hier vinden
wij den weg naar het kasteel, over een ommuurd voorplein,
eertijds door een’ nu vervallen toren verdedigd, en voorts door een
ijzeren hek naar een tweede plein — en wij hebben het slot voor
ons. Hoe gansch anders vertoont het zieh, dan wij in ons vader-
land gewoon zijn! Zijn ligging op den heuvel geeft er iets ge-
heel eigenaardigs aan en kan niet. nalaten een’ diepen indruk
te maken. Zware gemetselde bogen, wild begroeid, dragen een
terras, waarheen men längs een’ verweerden steenen trap opklimt.
De achterzijde wordt gesloten door een’ grijzen muur, evenzeer
welig met klimplanten bewassen, waarin wij een läge deur op-
merken, die door een’ kleinen Vierkanten toren geflankeerd
wordt. Hier boven rijst het grijsgeele slotgebouw op en hoog
steekt het torentje boven het met mos begroeide dak in de lucht.
De oorspronkelijk ronde vorm is aan de eene zijde door een
later uitbouwsel eenigszins gewijzigd, terwijl aan den anderen
kant in een’ lagen toren de hoofddeur, längs een’ trap te be-
reiken, is geplaatst. Oiide stalgebouwen staan aan beide zijden
van het voorplein, dat met zijn verdord grasperk in het midden,
met zijn ordeloos opschietend hdutgewas, zijn verbrokkeld muur-
werk, zijn overvloedig afhangende woekerplanten, een treffend
geheel vormt., in volkomen overeenstemming met het sombere
maar in hooge mate schilderachtige gevaarte op de hoogte daar
voor ons. En heerlijk is het gezigt, als wij ons omwenden. Dan
zien wij, tusschen de steenen palen van het hek als in een
donkere lijst gevat, de sehoone rivier zieh slingeren door de
vlakte met de groene weiden en de geele korenvelden en de
loode, zandige oevers, blinkend in het zonlicht, overwelfd door
1 a