waterpoort flankeeren. Wel mögt hij er een’ blik op werpen. Dat
dit gedeelte het ondste is van het kasteel en zijne omwalling,
bet eenige, wat van den bürgt der P o l a n e n s is overgebleven,
boezemde hem misschien niet veel belang in , maar dat door die
poort in Maart 1590 het beroemde turfschip werd binnengehaald,
dat mögt hem wel een oogenblik doen stilstaan, om het merk-
waardige plekje er eens op aan te zien. Evenwel, hij moest er
opmerkzaam op gemaakt worden, want eenig opschrift of ander
gedenkteeken zon hij vruchteloos hebben gezöcht. Wel heeft men
„voorgehad, een zigtbaar en fraai gedenkteeken dezer gebeurtenis
te doen maken” , maar ’t schijnt bij het plan gebleven te zijn.
Een tweede brug over de rivier, die hier een ruime haven
vormt, bragt den vreemdeling binnen de stad, niet ver van de
groote kerk en de markt.
Deze weg kan nog gevolgd worden en is ook nog alleen met
rijtuig bruikbaar, om het middelpunt de* stad te bereiken, maar
de voetganger kiest een nader en ten deele aangenamer pad. De
weg in de rigting der Bos s che p o o r t , door velen ter wille
van de hötels d e Kr o o n en de Zwaan ingeslagen, leidt links
af, maar regtuit komen wij het eerst aan de markt. De stadswijk
aan deze zijde is nog „in hare geboorte.” Er liggen straten, met
keijen bevloerd, er staan eenige moderne huizen, maar overigens
is het ruime terrein woest en ledig; zand en gras heeft er nog
de overhand, en uit de dorre vlakte rijzen daar voor ons de
half aferegraven heuvels, die van onde vestingwerken o o 7 ° overbleven,
en de hßoge wallen, die ’tkasteel omringen.
Ook een statige boomenrij vertoont zieh aan het einde der
woestenij. Daarop houden wij aan. Een houten hulpbrug over
de voormalige gracht brengt ons in de nabijheid van een laag
dijkje, waarin een doorsnede gemaakt is. ’t l s alles nog maar
voorloopig en in wording. Een beter toegang zal worden gemaakt,
maar laat ons daarnaar niet verlangen. De prächtige laan van
linden zal moeten vallen als offer van de „vestingwet” , tenzij
het middel worde gevonden, om dit vandalisme te verhoeden.
Door de insnijding in het dijkje, bewaakt door een paar stadsbedelaars,
met ridderkruisen op de borst, betreden wij „het
V a l k e n b e r g ” , den ouden prinselijken slottuin, thans domein
en voor het publiek geopend. Hier is de woestijn vervangen
door een heerlijk bosch. Van de voormalige pracht - - .h e t groote
bloemperk, in zeventien regelmatige vakken verdeeld, de talrijke
standbeeiden, de vier groene kabinetten — vinden wij niets meer.
Maar wij vinden wat beters dan dit kunstig speelgoed. Wij
vinden er hoog en heerlijk hout, schaduwrijke lanen, zware
stammen en breed uitgeslagen kroonen. Wij vinden er statige
wandelwegen en kronkelende paadjes en gezellige boschpleintjes,
waar kinders speien. Wij vinden er een’ fraaijen vijver met een
eilandje in het midden en frissche, mollige grashellingen, waar
allerlei houtgewas in allerlei tinten. en vormen groeit, waar het
blaauwgrijs der wilgen krachtig uitkomt tegen het donker groen
van eiken en dennen, waar de bevallige treurwilg haar loover
over het water buigt en trotsche peppels het hoofd hoog in de
lucht verheffen. Wij vinden er niet ver van den uitgaug, tegen-
over ’t kasteel, een aantal prächtige linden en nabij de gracht,
waarboven die oude kasematten zijn te herkennen, een drietal
colossale populieren van zeldzamen omvang. Geen wonder, dat
deze tuin in hooge mate bij de ingezetenen der stad in eere is.
Daar is dan ook een buitensocieteit gesticht, waar de deftige
burgers menig zomeravond ontspanning komen zoeken, gelijk de
minder door de fortuin beOg unstigOden in de koele schaduw van
’t geboomte kosteloos de frissche lucht en het opwekkend natuur-
schoon kunnen genieten.
Wat het Valkenberg bovenal.Wri nagenoeg alleen .-yfliaantrek-
kelijk maakt, is zijn overvloed van trotsch en krachtig hout. De
gebouwen, d ie ' het omringen, zijn ten deele nieuw, ten deele
oud, maar leelijk. Maar in een afgelegen boschje ligt toch een
fraai en bezienswaardig overblijfsel van antieken bouwtrant. Oud
is het, en leelijk is het ook, in zoover de rnuur aanmerkelijk
uit het lood hangt, en door zware steunbeeren moet worden op
de been gehouden, voor zoover deuren en vensters scheef zijn
gezakt en hunne openingen deels met verwelooze planken zijn