24 A ANTEEK ENINGEN.
leen had, »in Rode o. a . , e emergentibus 10 mare., de petitione matrimoniali
15 m., de petitione antennptiali 20 m., in Kessel o. a ., de emergen-
tibns 17 m., de petitione antenuptiali 20 m.” ’t Eerste (de emergentibus) is
duister. Hot beteekent: t o e v a l l i g e ba t en. Mijn gissing, of ’t ook meer
in letterlijken zin beteekenen kon: w a t u i t b e t w a t e r o p k w a m , hetzij
dan d r o o g t e in de r i v i e r , hetzij s t r a n d v o n d , kon de toestemming
van bevoegde autoriteiten niet verwerven. Toch wil ik haar een bescheiden
plaatsje in de Aanteekeningen inruimen. De beide andere bronnen yan in-
komstèn zijn de giften bij en yóór een vorstelijk huwelijk. ’t Is eebter wel
eenigszins yreemd, dat die in leen gegeven worden door een’ geestelijke,
die als oorspronkelijk bezitter dier regten, ze zeker nooit had kunnen heften.
Hoe kwam de Keulsche aartsbisschop aan dergelijke inkomsten u it bet land
yan Kessel en Rode?
Rode , dat een en andermaal genoemd i s , boud ik voor Venray, dat nog in
de vorige eeuw R a a i ove r de Pe e l werd genoemd. Van ’s Hertogenrade
(Rolduc) dat oudtijds Rode of Rade heette, kan in verband met bet land
vän Kessel om velerlei redenen wel geen spfake zijn. ’t Land van Kessel en
Rode gold in 1340 voor een; in 1286 worden zij nog onderscheiden en in
bet verdrag yan dat jaar (Ni jhof f ’s: Ge d e n k w. Deel I , No. 3) wordt ge-
sproken van »dat land van Kessele en dat daer to behoort” en van »dat
eigenheit van Rode, dat des greven van Gelren is, ende dat dar to behoort.’
Op dien grond meen ik , dat de graVen van Kessel geen gezag badden over
Rode. Hoe ver ’t zieh uitstrekte, is mij onbekend. Missebien dat bij genoeg-’
zame plaatselijke kennis u it de namen van bosseben en goederen in ’t 0 o r-
k o n d e n b o e k kan aangewezen worden wat stellig tot Kessel behoorde.
Was ’t geoorloofd bij d a t: »de emergentibus” te denken aan »wat uit bet
water opkwam” , dan zou bet blijken, dat de rivier bet land van Rode be-
spoelde en ’t dus bet N. gedeelte van bet latere ambt van Kessel bevatte.
Uitvoerige berigten omtrent Blerik zijn te vinden Pub l i c . 1870, blz.234e.v.
Het Romeinscbe altaar is beschreven en afgebeeld Publ i c . 1870, blz. 387.
Over de oudheden, ' te Tegelen, Reuver en Swalmen gevonden, zijn de
Pubi , in verschillende jaargangen te raadplegen.
Onder bet afdrukken dezet aflevering werd in de Tweede Karner der
Staten-Generaal o. a. ook bet voltooijen van bet Noorderkanaal tot aan de
Maas bij Venlo behändeld en afgestemd. ’t Werd door velen bescbouwd als
uitsluitend van plaatselijk, niet van algemeen belang en bovendien voor den
bandel van Antwerpen ’t meest voordeelig.
■H .■LYN3SSVA'V-arL0