beuken, platanen en kastanjes, tulpenboomen en sparren, in
wier midden een zonderling gewassen den naet zijn tweetal sier-
lijk gebogen armen als een lier is gevormd, maakten vroeger
dit bosch van den Kruisberg tot een geliefkoosde wandelplaats
voor Doetichems ingezetenen en maken het nog tot den toegang
van een gevangenis, die geenszins berekend is op het teweeg
brengen van sombere indrukken. Trouwens, het gansche gestiebt
maakt zulk een’ indruk niet. ’t Was een goed werk, toen de
regering de jeugdige veroordeelden uit de holle vertrekken van
het Rotterdamsche gesticht naar de bossc.hen en heidevelden van
Gelderland overbragt. Daar konden zij leven in de frissche lucht,
daar konden zij arbeiden op het veld, daar was gelegenheid tot
oefening in allerlei bedrijf, dat de jongens later eerlijk door de
wereld kon helpen. Die akkers daar ginds zijn door hen ontgon-
n en , die moes- en bloemtuinen daar door hen bewerkt, die weiden
daar door hen verzorgd, die hoogten door hen gesiecht, die wegen
door hen aangelegd, die keijen door hen uitgegraven, maar ook
die wachtershuizen door hen gebouwd. Nog andere bedrijven zien
wij uitoefenen in de zijgebouwen aan het ruime voorplein,. vroeger
stallen en boerderij, thans in werkplaatsen herschapen. Daar
vinden wij de kleermakers aan het werk en de schoenmakers,
de timmerlui en de verwers, de smeden en de blikslagers, de
klompen- en mandenmakers en de mattenvlechters. Zooveel moge-
lijk wordt alles ,osvat „het huis” noodig heeft, hier vervaardigd,
terwijl er tweemaal daags school wordt gehouden in de luchtige
lokalen, die wij in de naast het huis gebouwde zijvleugels vinden.
Ook gymnastiek en excerceren wordt niet vergeten, even-
min als voordragten, lezingen, muziekuitvoeringen in den win-
te r, en des Zondags wordt geregeld godsdienstoefening gehouden
in de nette kapel, door de jongens zelven gebouwd en zelfs met
snij- en beeldhouwwerk van hunne hand versierd. De slaapver-
trekken bestaan uit kleine cellen voor een persoon, in groote
zalen aangebragt, waar ieder zijn bed en bergplaats heeft en die
door velen met prenten of portretten van familieleden zijn behängen.
Door de tralien heeft de waker ten allen tijde een vrij
gezigt in de cellen en hun tijdelijke bewoners. De ziekenzaal be-
vat een twaalftal bedden, waarvan er op ’t oogenblik niet een
in gebruik is. Een gasfabriek voorziet het huis van licht, en dat
er ruime keukens zijn, om zooveel monden van voedsel te voor-
zien, behoeft wel geen opzettelijke vermelding. Ook daar is voor
de jongens altijd wel wat te doen. Aardappels jassen en groenten
schoon maken, poetsen en aandragen, schüren en schrobben helpen
ook mede, om vlijt en orde, zindelijkheid en overleg te leeren.
Tijdens ons bezoek zijn er op den Kruisberg 104 veroordeelden.
Bovendien 47 „opvoedelingen” , verwaarloosde of verlaten kinde-
ren , die geen vonnis tot hun’ last hebben, maar wier gedrag toch
den regter aanleiding gaf, hunne opname in een „opvoedingsge-
sticht” te gelasten. Zij behooren hier niet te huis. Alleen de
overbevolking van het voor hen bestemde gesticht te A lk m a a r
was oorzaak van hun tijdelijke plaatsing alhier. Door de kleur
van hun kiel zijn zij van de veroordeelden onderscheiden. Ook
is de behandeling eenigszins anders en zooveel mogelijk worden
beide afdeelingen afgezonderd gehouden. ’t Was zeker de ge-
makkelijkste weg en het goedkoopste middel, om de jongens,
voor wie te Alk maar geen plaats was, over te brengen naar den
Kruisberg, waar ruimte genoeg was. Ook kan voor hen de frissche
lucht en de veldarbeid stellig niet anders dan heilzaam zijn. Maar
zal de invloed van den zedelijken dampkring, waarin zij ade-
men, niet gevaarlijk zijn? Z. Exc. de Minister van justitie scheen
het niet te vreezen en de bekwame directeur van den Kruisberg,
J. H. Boshart, zag er geen overwegend bezwaar in.
De openbare meening, voor zoover die zieh met deze zaken
bezig houdt, is niet zeer ten gunste van den Kruisberg gestemd.
Zij weet te verhalen van een aantal jongens, die er mislukt zijn.
Zij kent voorbeelden van kweekelingen, die er een leerschool
des kwaads hebben doorloopen en veel meer bedorven het huis
verlieten, dan zij er gekomen waren. Wie in de strafgevangenis-
sen geen vreemdelingen zijn, ontmoeten er herhaaldelijk recidi-
visten, die hun misdrijven verklären en verontschuldigen met
het veelbeteekenend: „ik b e n op d e n Kr u i s b e r g gew e e s t . ”