waardige lijst I — door een kritisch overzigt dier werken gevolgd. Sedert de
uitgave in 1845 is de reeks nog vrij wat uitgebreid.
De. legende van het H e i l i g K m i s t e B r e d a , met facsimile, is in
haar geheel opgenomen in het 2de deel dier Bi j d r a g e n , biz. 293 e. y. Men
kan er ook »een deel der miraculen” beschreven vinden. Over de echtheid
van het handschrift bestaat bij sommige geleerden twijfel. J o n c k b l o e t en
de Y r i e s Melden het gedieht voor een f r a u s 1 i t e r a r i a. Een onbekende
hand schreef op het laatste perkamen ten blad »A p oc r yfoo s l ibe r . ”
Van de graffcombes in de groote kerk te Breda bestaan photografiön, met
inleidenden tekst: H e t g e s l a c h t de r N a s s a u ’s in de g r o o t e k e r k te
B r e d a , dien ik alleen nit de aanhaling van v a n d e r Ho e v e n ken. Ik
kan het werk hier niet vinden en had geen gelegenheid. het te Breda te
gaan raadplegen. Daarnit blijkt o .a ., dat E n g e l b e r t I I niet is begraven
onder zijn tombe.
Omtrent de P o l a n e n s of v a n d e . L e e k e ’s worde herinnerd, dat hnn
geslacht af komstig is nit Dni v e n v o o r d e , dat zelf uit W a s s e n a a r stamde.
Filips van Dnivenvoorde was in 1295 beleend geworden met de heerlijk-
heid P o l a n e n in het We s t l a n d (v. d. Be r g h : O o r k o n d e n b o e k n
N°. 922). Zijn zoon J a n ontving Polanen nit de vaderlijke erfenis en nam
den naam er van aan, terwijl hij de zwarte wassenaars voortaan op zilver
voerde, in plaats van op gond, als Dnivenvoorde. — Wil l e m , de »camer-
lingh” en thesanrier, van wien een en andermaal in den tekst gesproken
is, was zijn b r oo de r , niet zijn zoon, zooals bl. 238 bij vergissingisgezegd.
Zijn zoon, Jai l II van Polanen, kocht in 1342 de aanzienlijke heerlijk-
heid van de L e c k e , niet zonder protest van de A r k e 1 s en C u 1 e m -
b o r g s , die zieh to t den eigendom geregtigd rekenden. De laatsten bleven
naam en wapen nog langen tijd voeren, ten teeken dat zij hun regten niet
opgaven , al konden zij ze niet erkend zien. Deze Jan I I werd door aankoop
ook Heer van B r e d a en wordt als zoodanig Jao I genoemd.
Zijn zonen verlieten den naam P o l a n e n en noemden zieh nitsluitend
v a n de Le cke , maar behielden het yvaderlijk wapen. Door het huwelijk
van J a n n e , dochter van J a n , die als Heer van Breda de tweede was,
ging .deze heerlijkheid over aan de N a s s a u ’s.
E n g e l b e r t I was de zoon van graaf J a n v a n Na s s a u -D i l l e n -
b n r g en Ma r g a r e t h a v a n d e r Ma r ck. Yolgens familieverdrag bleef
hij met zijn broeders de onderJijke goederen onverdeeld bezitten. Hun viel
het graafschap Yi ande r i door erfenis ten deel. Ook Engelberts zonen J a n
en He n d r i k Melden zieh aan de overeenkomst tot 1448, toen zij tot een
deeling overgingen, maar na He n d r i k s spoorloos verdwijnen op een reis naar
Rome, werd alles weßr in de hand van graaf J a n vereenigd. Ook hij was
in zijn’ tijd een roemrijk krijgsman en een .uitstekend regent. In D i l l e n -
b u r g gestorven, werd hij echter te Breda begraven.
Yan de beide zonen, die hij naliet, volgde E n g e l b e r t II hem in zijne
Nederlandsche, J a n in zijn Duitsche bezittingen op. He n d r i k , de oud-
ste zoon van den laatste, was Engelberts erfgenaam. Zijn tweede zoon W i'l-
l em, graaf van Nassau-Dillenburg, was de vader van »den Zwijger” . Yg.
ö. a. Wi t k amp , Gos chi ed. de r 17 N e d e r l a n d e n , deel I I , bl. 282 e. v.
(Gesch. v a n h e t g r a a f s c h a p Yi anden. )
Het kästeel, door J a n v a n P o J a n e n gebouwd, wordt beschreven als voor-
zien van vier tore n s, zaal en kapel. Een dier törens stond nog tot 1826.
Een * ronde hoektoren in het N. 0. werd gesloopt bij de voltooijing van bet
paleis door Wil l e m III;. op de plaat bij He rma n n s Hu g o is hij nog te
zien. Het overige had graaf H e n d r i k afgebroken.
De geschiedems der Militaire Académie is o. a. behandeld E i g e n H a a r d
1878, bij gelegen!)eid van de feesten ter viering van het 50jarig bestaan
dier inrigting. De festiviteiten van die dagen zijn op te maken u it het p r o g
r amma , en de herinneringen, die ’t. »Gebouw” en het leven aldaar bij de
officieren achterliet, kuunen gekend worden u it de Od y s s e e v a n e en ’ Bre-
d a s c h r e u n i s t , door Me n n o v a n Ca l f ho ó r n .