44 IN BN OM ASSEN,
delijke ontwikkeling der leden, worden geroemd, al strekt haar
werkzaamheid nog slechts over weinig jaren en over kleinen k ring
zieh uit en al ontbreekt het natuurlijk noch aan tegenwerking,
noch aan teleurstellingen.
Wat den bezoeker van Assen, die niet geheel en al een vreein-
deling in Drenthe is, treft, het is, dat de hoofdstad zoo vol-
komen op een groot Drenthsch dorp gelijkt. Zij heeft even goed
haar’ „brink” , het driehoekig plein, met groote grasperken, door
statige boomen beschaduwd; zij heeft even goed haar ruime,
kronkelende straten, met tninen en houtgewas,. en den kring van
opgaand geboomte, die haar omringt. Aan den brink ligt het
fraaije witte gouvernementshuis, waarin een deel van het oude
klooster is overgebleven, daarnaast het stadhuis met zijn koe-
peltorentje en op körten afstand het sierlijke geregtshof in een’
smaakvollen aanleg. Rondom een gedeelte der stad loopt een
singel, met zwaar hout beplant, en tegenover het voormalige
Dr o s t e n h u i s , tegenwoordig het verblijf van den. commissaris
des konings, met zijn’ grooten tum, zijn stallen en oranjerie,
ligt de deftige Dr o s t e n l a a n . Kloeke-beuken wassen längs de
Smi l d e r v a a r t , waar aan weerskanten een lange voorstad zieh
vormde, en waar wij den oudvaderlijken ,/snikhoorn” nog hoo-
ren, als er een trekschuit afvaart. De breede T o r e n l a a n is
de hoofdtoegang tot het uitgestrekte bosch, de trots en het sie-
raad van Assen. Wel is zijn aanleg als Sterrebosch wat stijf,
naar onzen hedeudaagschen smaak, maar ’t bezit toch ook vele
liefelijke eh minder regelmatige partijen. Aan prächtige dennen
vooral is het rijk, hoewel er ook eiken, beuken , iepen en andere
boomsoorten worden gevonden en een wild begroeide on-
dergrond er hier en daar een woest en indrukwekkend karakter
aan geeft. Er is ook een fraaije hertenkamp en een kleine, vrien-
delijke vijver, en het hooge hout wordt afgewisseld door jonger
plantsoen, waar een boschbrand of een storm over aan merke! ijke
uitgestrektheid de oude boomen verwoestte. ’t Is voor Assen’s
bewoners een onwaardeerbare schat. De deftige burgers hebben
er hun buitensocieteit; wie de natuur liefhebben vinden er een’
HEI’ MUSEUM. 45
rijkdom van genot, en de jeugd bouwt er op de verborgen plek-
jes in ’t groen zijn hutten en leidt er in haar’ vrijen tijd een
heerlijk leventje van Indiaansche wilden of van onschadelijke
Italiaansche bandieten.
In Assen is alles nieuw , gelijk wij met het oog op de ge-
schiedenis der stad ook met anders verwachten. Alleen m het
gouvernementshuis zouden- wij eenige overblijfsels van het oude
klooster kunnen vinden. De gewelfde gang aan het binnenplein
en eenig muurwerk kan nog heugenis dragen van den tijd, toen
de dochters der edele en aanzienlijke Drenthsche geslachten hier
de afzondering zöchten, ’t Overige is in den loop der jaren zoo
verbouwd en veranderd, dat er weinig of niets van de voormalige
abdij meer in te herkennen is. Maar in dat gouvernements-
huis berust een verzameling van Drenthsche oudheden, die zeer
onze opmerkzaamheid verdient. Sedert vijfentwintig jaar bijeen
gebragt, mag zij reeds rijk en belangrijk worden genoemd. Zij
zou veel rijker kunnen wezen, wanneer zij ouder was. Hoeveel
vöör dien tijd door onkunde en onverschilligheid is vernietigd,
laat zieh niet berekenen, zelfs niet gissen, maar van niet weinig
indertijd gevonden voorwerpen is ,’t bekend, dat zij in handen
van particulieren zijn geweest, zonder dat men weet, waar zij
gebleven zijn. Een verzameling als deze moet in den lande be-
langstelling opwekken voor de oudheden, die de bodem op-
levert. Zij moet de beteekenis daarvan leeren begrijpen en tot
ijverig zoeken, naauwkeurig opmerken, zorgvuldig behandelen
aansporen. Zij moet de bewaarplaats zijn van allerlei voorwerpen
, zelfs schijnbaar nietig en onbeteekenend, die, in verband
met het reeds bestaande en bekende, soms eep verrrassend licht
doen opgaan, maar verspreid en in particuljer bezit niets waard
zijn, of op zijn hoogst als aardigheden worden beschouwd. ’t Mag
verondersteld worden, dat veel behouden zou zijn gebleven, wanneer
de goede gedachte der HH. Mr. L.. Ol d e n h u i s Gra-
t ama, Mr. H. J. Smi d t en Dr. M. I. No o r d ewi e r reeds
lang voor 1854 had kunnen verwezenlijkt worden. — De verzameling
zou rijker zijn, als er in Drenthe meer toe werd mede