122 BOEBOBNWEELDE.
allerlei soort, bij het wit van de huiven, bij het doffe zwart of
het vale bruin der kappen. Vrolijk blinkt het groen van de boomen
, het rood van de daken, het graauw van de muren, het
blaauw van den aemel. Wij hebben hier een prettig tafereeltje
voor ons. t Is een staalkaart van Walchersche kleederdraeten en
Walchersche voertuigen. Ouderwetsche, inaag- en leverschud-
dende kapwagens zonder veeren, elegante glazenwagentjes, met
snijwerk overladen, speelwagens van meer modernen smaak, die
toch nog weinig verschillen van dien, waarmede vader He e r -
man in zijn’ tijd het Wa l c h e r s c h e Ar k a d i e door hotste,
maar ook steedsche //Jan pleiziers” en char-a-bancs, om hun laad-
vermogen vermaard, staan er eendragtiglijk bijeen. Maar wat ook
verschille, allen zijn bespannen met de zware, kortgebeende paar-
den, die 0111 den breeden nek de hooge hamen dragen. Er zijn
uitnemend fraaije exemplaren onder, en niet een is e r, dat niet
dik en rond, goed gevoed en glimmend van haar is. ’t Is een
Inst, die proeven van Zeeuwsche welvaart te zien.
Wat zooveel volks hier zamenbrengt, is ons geen geheim.
Wij weten, dat de zangersbond / / W a l c h e r e n ” heden te Domburg
zijn derde algemeene vergadering houden zal, en zij, die
thans in Serooskerke pleisteren, zijn derwaarts op weg. Wij zullen
hen nog wel een en andermaal zien, en dezen middag hopen
wij hen ook te hooren, als wij in de badplaats zijn aangekomen.
Vooreerst komen wij daar nog niet. Wij stellen ons voor,
nog wat rond te zwerven en in Serooskerke houden wij ons niet
op, want onzen tijd hebben wij noodig, al is ’t nog vroeg in
den morgen. Toch zullen wij langer in de onmiddellijke nabij-
heid van het dorp vertoeven, dan wij wel dachten. Voorbij de
kerk maakt de straat een sterke bogt, en terwijl aan de linker-
zijde de huizenreeks doorloopt, wordt de andere kant begrensd
door een rij van kastanjes en door een wild en digt begroeid
plantsoen, door een breede sloot van den weg gescheiden. Straks
voert een nieuwe kromming ons naar den ingang en wij weer-
staan de verzoeking niet, om in het lommer de verkwikking te
zoeken, die de heirbaan niet ruiinschoots aanbiedt. ’t Is blijkbaar
SOETENDALE.
een buitenplaats met lanen en slingerpaden, grasperken en boom-
groepen. Maar alles is vervallen en verwaarloosd. Een heerenhuis
is er niet, alleen een boerenwoning, maar ook deze is gesloten
en onbewoond. Tusschen de steenen van het voetpad er voor
groeit gras en onkruid. Verroest is de slinger van de pomp,
wrak zijn de schuttingen van den moestuin. E11 te midden van
het laudschap, waarin alles van zorgvuldig onderhoud spre ekt,
maakt deze verlatene en verwilderde lusthof een’ eigenaardigen,
treffenden indruk. ’t Geeft wat afwisseling in de tooneelen, die
wij tot nog toe zagen en het spreekt te meer tot ons, naarmate
zulke partijen, waar de natuur vrij spei heeft, m het Zeeuwsche
landschap zeldzamer zijn. Yan geschiedkundig belang is overigens
dit plekje niet. Het is, wat het schijnt,' - - een onvoltooide buitenplaats
van niet oude dagteekening. Meer herinneringen zijn
verbonden aan de hofstede, waarvan de lange, regte laan vlak
bij Serooskerke op den straatweg uitkomt en wier houten hek
ons den naam S o e t e n d a l e te lezen geeft. ’t Was eens een
klooster, door nonnen van de orde van P r em o n s t r e i t be-
woond en, naar men zegt, door graaf Willem II van Ho l l a n d
gesticht. Eene zijner dochteren moet de eerste priorin zijn ge-
weest. ’t Gebouw met zijn grachten en singels besloeg acht ge-
meten lands en ruirn honderdvier gemeten behoorden er onder.
Door de achtereenvolgende gravenhuizen begunstigd en begiftigd,
bloeide het convent tot op den tijd der Hervorming/ De groote
omkeering deed ook hier haar’ invloed gelden. Van een viertal
der zusters blijkt het, dat zij het kloosterleven vaarwel zeiden
voor den huwelijken staat en uit de inkomsten eeji jaargeld ge-
noten. De overigen trokken naar Antwerpen. In de troebelen
der tijden gingen de gebouwen verloren en werden de bezittingen
door het Gewest genaast. Op de plaats van het klooster kwam
een aanzienlijke buitenplaats, om haar tweetal pöorten en haar
lange lanen beroemd, terwijl het huis met een hoogen toren
prijkte. Tegen het einde der vorige eeuw werd S o e t e n d a l e
gesloopt. Even weinig is er over van Dr i ewe g e n en Swa -
n e n b u r g , waarvan wij de .palen met de namen aan den straat