iiur nadat de sneltrein ’t Station te Rotterdam verliet, en waar
de . baan een bogt maakt zien wij reeds de veertien getraliede
halve cirkels der groote brug over het Ho l l a n d s c h Di e p als
een fantastisch gevaarte boven de vlakke velden ter linkerzijde
van den weg. Weldra rijden wij den langen tunnel van ijzeren
netwerk binnen. Wat geweldige watermassa overspant deze reu-
zenbrug! Hoe ontzagwekkend is het werk van den St. Elisabeths-
vloed in dien noodlottigen nacht van 18 November 1421, toen
de Gr o o t e Z u i d h o l l a n d s c h e Wa a r d werd overstroomd,
toen 72 dorpen vergingen en 100,000 meiischen den dood vonden!
Daar ginds ligt de Bi e s b o s c h , waarin nog 34 dier dorpen
bedolven bleven en over de o u d e M a a s , destijds tot een rivier
van ruim 2500 Meters verbreed, is de prächtige brug geslagen.
’t Is water, wat wij zien, als wij er over sporen. Naauwelijks
zijn de läge, vlakke zoomen van verre te onderscheiden. En hoe
ontzagwekkend is het werk van het menschelijk genie, dat al-
dus zijn heerschappij over de natuur heeft getoond! Over een
lengte van 700 Meter kon uit den Hollandschen wal een aarden
dam worden gelegd, terwijl aan den Brabantschen kant een
dergelijke dijk van ruim 340 Meter, waarin een beweegbare
brug werd aangebragt, in het rivierbed vooruit steekt. In de
ruimte tusschen beide dämmen werden 13 zware pijlers geplaatst,
— 3 met pneumatische fundering, •— en de 14 openingen , ieder
van 100 Meter breed, door den ijzeren bovenbouw overspannen.
Elk dier 14 bruggen werd op den vasten wal geheel gereed ge-
maakt en voorts bij vloed op pontons naar de bestemde plaats
gebragt, om bij ebbe langzaam op de pijlers neer te dalen.
Den 6dcü Julij 1867 werd het wetsontwerp tot overbrugging
van het Hollandsch Diep bekrachtigd, op 23 November 1871
werd de laatste overspanning gesteld, en de Decembermaand van
dat zelfde jaar was nog niet ten einde, toen de brug kon wrnrden
beproefd, om op den eersten dag des nieuwen jaars voor het
verkeer te worden opengesteld.
De poezij van de vaart op de stroomen ontbreekt aau den
spoorrid. Maar daarom is zulk een togt nog waarlijk niet arm
geworden aan wat verheven is en grootsch! Wie de brug over
’t Hollandsch Diep heeft gezien, die heeft een reuzenwerk aan-
schouwd, dat onder de groote dingen, door dit geslacht tot stand
gebragt, met regt en met eere mag worden genoemd.
Nu zijn wij op Brabantschen bodem. Schraler zijn de weiden,
zandiger zijn de bouwlanden, boschrijker is het landschap,
dan op den Hollandschen grond. Onafzienbaar lange, lijnregte
wegen, met rijen boomen beplant, strekken zieh uit. Groote karren
met hooge wielen rijden er langzaam voort. Vrouwen met
den platten, ronden bol aan de muts vertoonen zieh hier en daar.
De spoorweglijnen naar Mo e r d i j k en Br e d a wenden zieh ter
zijde af. Die huizengroep daar ginds met haar beide torens, haar
fabriekschoorsteenen en haar nieuwe buitenverblijven, is het eer-
tijds versterkte stadje Z e v e n b e r g e n , een oude heerlijkheid , later
het eigendom der markgraven van Be r g e n en der prinsen van
Ora nj e . Akkermaalshöut, rogge- en boekweitvelden, zandwegen
en dennenboschjes wisselen elkander af. Dan volgt het welvarende
dorp Ou d e n b o s c h , met zijn statige .koepelkerk en de torens
van het R. C. seminarie. Wederom bouwland, door hooge, met
beideplanten begroeide wallen ingesloten, dennen en hakhout,
en voorts de fabrieken, de kerktorens,' de lange straten, het
uitgestrekte ongezellige station van het krachtig zieh ontwikke-
lende R o o s e n d a a l . Hier splitsen zieh de lijnen naar Be l g i e
en naar Ze e l a n d , naar Par i j s en L o n d e n . De sneltrein jaagt
voort, met- het gedeelte, dat de passagiers voor L o n d e n te
Vl i s s i n g e n aan boord moet brengen. Straks hebben wij de
baronie van Breda achter den rüg en ’t .gaat door ’t voormalig
markiezaat van Be r g e n , dat den ongelukkigen afgezant der Verbünden
edelen onder zijn Heeren telde. Die hooge toren behoort
aan de fraaije, in 1414 gesticht St. L am b e r t u s k e r k van
Wo nw, merkwaardig om de kunstig gesneden kanunnikenbanken
op het koor. Van het eens zöo sterke en uitgebreide markgrafe-
lijke kasteel, in de Spaansche oorlogen herhaaldelijk belegerd, ge-
nomen, hernomen, waarvan in de vorige eeuw nog schoone bouw-
vallen over waren, zien wij niets meer. Ook de hoofdstad van