vallige bogten tusschen het welig groeijend hakhout vertoont.
De gemakkelijkste weg is de kunstweg, waarop geen dwalen
mogelijk is. De kortste is de bijna regte baan, door prins Willem
III aangelegd, die thans ’t Station met het kasteel verbindt.
De beste weg — die worde door den vriend van dwalen en
zoeken zelven gevonden.
Als een gewijde plaats was welligt het Wolfhezer bosch voor
eeuwen in eere. De //Wodanseiken” althans herinneren aan de
offerdienst der heidensche voorgeslaehten. Als een W’ildforsters-
goed, waarop de verpligting rustte, den graaf op de jagt met
kar en paard te volgen, was Wolfheze reeds in ouden tijd be-
kend. En de jagt trok er veel later nog den grooten stadhouder
heen, als gast van den Heer van den Doorwerth. Nog wijst men
den kloeken denneboom, waaronder hij den maaltijd gebraikte.
Als een geliefd uitspanningsoord werd het reeds lang door velen
bezocht. Sinds kreeg het een nieuwe vermaardheid en werd het
een vereenigingsplaats voor duizenden, door de //zendingsfeesten” ,
waarvan het eerste hier 6 Aug. 1863 gehouden werd. Dan is
het vol op de wegen, druk in de bosschen, levendig op de heide.
Dan is de weide tusschen den straatweg en het bosch bedekt
met ontelbare voertuigen van allerlei soort, waarmede feestgangers
van allerlei aard zieh herwaarts hebben laten voeren. Dan ver-
dringt zieh de schare rondomMe spreekplaatsen. Dan dolen groep-
jes van dames en heeren, of van boeren en boerinnen, of van
burgerluidjes in Zondagsgewaad onder het lommer der hooge
stammen. Dan legeren zieh gezelschappen op het mollige mos,
den meegebragten voorraad genietend. Dan knielt een kring van
vromen om een’ voorganger buiten ’t programma. Dan klinkt in
het anders zoo stille woud de stem van den redenaar, of ’t sig-
naal der trompet, of een psalmlied, of een vrolijk gelach. Wie
er stichting zoeken en wie er uit nieuwsgierigheid kwamen, wie
er typen uit het volk willen bestuderen en wie het godsdienstig
leven in zeer eigenaardige vormen willen leeren kennen, wie belangstellend
vragen naar het doel en naar de vrucht van zulke
zamenkomsten en wie alleen een niet gewone soort van uitspanning
verlangen, zij zijn op zulke dagen te Wolfheze zamenge-
stroomd. Te zien is er veel, te hooren niet altijd. Niet ieder
vindt het stichtelijk, maar weinigen laat het onvoldaan. En zeker
beklaagt zieh niemand over een’ verloren dag, die zulk een menigte
van volk in zulk een natuur te zamen zag.
Toch is Wolfheze het indrukwekkendst, als men er alleen
is , met een goed vriend — of met wie nog boven een goed
vriend wordt gesteld.
Ons leidt heden een andere weg naar den Doorwerth. Van
Wa g e n i n gen komen wij, door de lanen van zware beuken en
trotsche sparren, van sierlijke acacia’s en hooge iepen, längs de
dennen- en akkermaalsboschjes en de golvende bouwlanden,
terwijl nu en dan een blik ons vergund wordt op de groene
uiterwaarden en den blinkenden Rijnstroom en de vruchtbare
Betuwe, waaruit de toren van Ra n dwi j k zieh verheft. De bosschen
nevens ons behooren onder den huize G r u n s f o o r t , het
uitgestrekte landgoed, dat thans weer den historischen naam der
aloude heerlijkheid draagt, in plaats van dien van d e n K ö r t
e n b u r g , zooals het jaren lang werd genoemd. Het fraaije nieuwe
huis ligt daar ginds, links van den weg, tusschen het statige hout.
Een breede laan voert er heen en een groote weide, van een
beek doorsneden, breidt er voor zieh uit. In die weide ontdek-
ken wij een kleine verhevenheid van den grond en de sporen
van voormalige grachten. Dat is de plaats, waar eens het sterke
kasteel G r u n s f o o r t stond. Ook de K o r t e n b u r g was een
oude bezitting. Onder de goedere.i van het klooster te Renkum
wordt het genoemd. Later kwam het in handen van bijzondere
personen en werd het belangrijk vergroot. Maar Grunsfoort,
met de daaronder behoorende landerijen bij den Kortenburg ge-
trokken, was van ouds een adellijk huis, dat in de geschiedenis
van Gelderland mede een rol heeft gespeeld. Er zijn er, die
hier het Romeinsche Gr i n n e s zoeken, en in den omtrek zijn