schien wat overrijk — knnstgewrocht, in laat-gothischen stijl,
vol lofwerk, beeiden en wapenschilden, ter herinnering aan de
beide Heeren uit het grafelijk huis van Nassau, waarvan de eerste
het prächtige koor heeft voltooid en met kostelijke sieraden be-
giftigd, waarvan de tweede den bouw van den schoonen toren
begon.
Het fraaije, met fijn en kunstig beeldhouwwerk bedekte monument,
dat wij bovendien hier nog opmerken en waarop de over-
blijfselen van de beeiden van een5 geharnast ridder en eener
edelvrouw liggen, heeft geene betrekking op de Heeren van
Breda, maar op een der adellijke geslachten, die er aanzienlijke
huizen bezaten en hooge posten bekleedden. 5t Is Heer F r e d e r i k
v a n Re n e s s e van E l d e r e n , Drost van Breda, die hier in
den grafkelder ru s t, nevens zijn echtgenoote, die ?t voor hem
heeft opgerigt. In fraai bewerkte medaillons zijn tegen den ach-
termuur van het grafteeken tafereelen uit het lijden van Chr i stus
voorgesteld.
In eene kapel, met een gebeeldhouwd hek afgesloten en wier
vensters nog met enkele geschilderde glazen prijken, vinden wij
de beroemde tombe van E n g e l b e r t II en L imb u r g van
Ba de n. 5t Was een merkwaardig man, tot wiens eer het gestiebt
werd. Reeds jong om oorlogsmoed en beleid vermaard,
bleef hij uitmunten door dapperheid en door die wijsheid, die
voor roekeloosheid bewaart. Maar niet alleen den vijand durfde
hij onder de oogen te zien , ook tegenover den geweldigen K a r e 1
v an B o u r g o n d i e durfde hij st.rijden voor wat goed was eti
regt. Sinds hij als löjarig jongeling met enkele hooge edelen de
lijkkist van F i l i p s den g o e d e gedragen had, viel hem menig
eervolle onderscheiding ten deel. Als afgezant aan meer dan een
koninklijk hof en als stadhouder-generaal der Nederlanden, gaf
hij talrijke blijken van groote bekwaamheden en wist hij haast
onoverkomelijke zwarigheden te overwinnen. Van zijn gevatheid
en mildheid zijn allerlei vermakelijke verhalen in omloop. Door
de vorsten, die hij diende, geeerd, ook door zijn vijanden en tegen-
standers geacht, is hij een der aantrekkelijkste gestalten, die aan
het einde der middeleeuwen optreden , een der uitnemendste typen
van den schitterenden adel dier dagen. Hij is het prächtige
monument waardig, dat zijn neef en erfgenaam voor hem stichtte.
Op de zwart marmeren tombe, aan beide zijden met de wit
marineren wapenschilden van hem en zijn gemalin versierd, liggen
de beide verwonderlijk schoon bewerkte beeiden. Vier forsche hel-
den uit de oudheid, — Ca e s a r en R e g u l u s worden met name
aangewezen, — uit zeldzamen steen gehouwen, dragen geknield
een reusachtige marmeren tafel, waarop de stukken der ridder-
lijke wapenrusting zijn ten toon gesteld. Aan niemand minder
dan aan Mi c h a e l An g e l o wordt door sommigen dit kunst-
werk toegeschreven, al is 5t ook met meer waarschijnlijkheid te
beschouwen als het werk van een5 van R a f a e l 5s leerlingen,
Th oma s Bo l o n i u s , die eenigen tijd in Breda doorbragt. On-
verdeelde bewondering wekt de stoutheid en juistheid, waarmede
de bijtel is gehanteerd. De koster verzuimt n ie t, u opmerkzaam
te maken op de wijze, waarop is weergegeven, hoe de graaf
aan tering stierf en de gravin aan een slaapziekte, terwijl de
kenners de anatomische voortreffelijkheid der beeiden, vooral van
dat van Re g u l u s , hoogelijk roemen. Toch zou men geneigd
zijn te vragen, of de u i t v o e r i n g niet hooger Verdienste heeft
dan de o p v a 11 i u g. Schoon en edel is het beeid der gravin,
maar. maakt dat van den uitgeteerden, half naakten man een5
aangenamen indruk ? Is 5t genoeg gemotiveerd, die vier helden
met alle krachtsinspanning dien reusachtigen steen te laten dragen,
waarop niets anders dan Sen harnas ligt? Is er niet eenige strijd
tusschen de dienst , van zulke groote figuren uit de geschiedenis,
als Symbolen van 5s graven deugden, gevorderd en de afwezig-
heid van alles, waardoor die dooden zelven van gestorvenen in
een gasthuis te onderscheiden zijn P Of, moet die eenvoudigheid,
dat gemis van alle teekenen van hun5 hoogen ran g , de waarheid
verkondigen, dat in den dood allen gelijk zijn, is dan de keuze
van die helden tot 5s graven dienaren zelve niet met die prediking
in tegenspraak ?
Maar welligt plegeu wij heiligschennis jegens de kunst, als wij