D E D 0 0 R W E R T H.
Op den regteroever van den Rijn, aan den voet van een rijk-
begroeide heuvelreeks, te midden van v nichtbare uiterwaarden,
ligt een oud en aanzienlijk kasteel, dat denzelfden naam draagt
als de uitgestrekte heerlijkheid, die eeuwen lang er onder be-
hoorde. Wie is er onder de duizenden bezoekers van de Gel-
dersche hoofdstad, wien de Do o rwe r t h onbekend isgebleven!
Zoo hun oog al de deftige slotgebouwen niet mögt zien en hun
voet niet mögt dwalen over de heerlijke hoogten, door de bloeijende
heiden , in de prächtige bosschen der schoone bezitting, zij hebben
toch van verre de Doorwerthsche bergen zien blaauwen, kloek
vooruittredend nit het weelderig houtgewas, dat de rivier aan de
zijde der Veluwe omzoomt. En wie hoorde niet van de Hnne -
s c h a n s en d en Du n o , van R e e l s um en Wo l f h e z e , de
paarlen aan de kroon van Gelderland, allen deel uitmakend van
het grondgebied, waarvan de fiere bargt het middelpunt was!
Een groote roep gaat van den Doorwerth uit en wie er over
oordeelen kunnen, zij zijn het eens, dat die roem geenszins on-
verdiend is.
Minder eens is men het over den naam van landgoed en
kasteel. Natuurlijk wordt die naam in oude stukken zeer ver