hei Stelling geleden, maar beide beeldhouwwerken waren door den
invioed van tijd en weder nagenoeg onkenbaar geworden, en ’t
is de vraag, of zelfs het oog van den meest geoefenden deskun-
dige de afgesleten vorinen genoegzaam had kunnen herkennen.
Zooais het beeldje zieh thans vertoont, schijnt het een’ bisschop te
moeten voorstellen, en daar Drempt in 1069, wanneer voor ’t
eerst. zijn naam wordt genoemd, aan de abdij E p t e r n ac h be-
hoorde, is ’t niet onmogelijk, dat Wi l l e b r o r d er mede is
bedoeld. De overlevering noemt het een afbeeldsel van Ka r e l
d e n Gr o o t e , aan wien zij de stichting van kerk en toren toe-
schrijft, gelijk zij dan ook de kerk te Drempt voor eene der
oudsten in den lande verklaart. Dit nu is wat sterk. Mögt „Thre-
methe” reeds uit de dagen des grooten keizers dagteekenen en
destijds een kapel bezeten hebben, dan toch zeker slechts een
houten gebouwtje en niet dezen Romaanschen toren, die stellig
ook in 1069 er nog niet stond. Waarschijnlijk was er toen ook
geen k e rk , althans in het stuk, waarin van de bevestiging van
de bezittmgen der abdij door paus A l e x a n d e r II wordt ge-
sproken, is bij D r emp t niet, zooals bij andere plaatsen, de
„kerk” vermeld. Maar in 1252 is er sprake van de p a r o c h i e
van Drempt , en dus was er een parochiekerk, die vijf jaar later
ook uitdrukkelijk genoemd wordt. Zij klimt dus minstens op tot
de eerste helft der 13de eeuw, en te oordeelen naar den duifsteen,
waarvan zij, even als de toren, gebouwd was, kan haar stichting
nog wel wat vroeger worden gesteld. In 1329 behoorde zij aan
heer E r e d e r i k van d e r Ez e, die haar met heer Wo u t e r
van Ke p p e l voor die te Alm e n ruilde. Die oude kerk bestaat
evenwel met meer. De tegenwoordige werd in 1868 geheel nieuw
en blijkbaar uit ruime beurs gebouwd. Zij is in modern-gothi-
schen stijl, met hooge puntboogramen en fleurons boven de dak-
lijst, misschien wat stijf en wat pronkerig, vooral in vergelijking
met den statigen toren, maar toch stellig geen der minsten onder
de dorpskerken uit dat tijdvak. Van binnen is zij ruim en vrien-
delijk en prijkt zij met het orgel, dat de vrijheer vau Rouwe n-
o o r t , Heer van Oe l e n p a s , haar in 1777 ten geschenke gaf.
Behalve de abdij E p t e r n a c h hadden de kloosters B e t h l e hem
en t e r H u n n e p e hier bezittingen, evenals het Sticht van
Ut r e c h t en het kapittel te Z u t p h e n , dat eenige goederen had
ontvangen van E n g e l b r e c h t , domproost te Ke u l e n , die de
achterkleinzoon was van E rm g a r d van Z u t p h e n en wiens
eigendommen in deze streek dus ook wel tot het oude gebied
der Zutphensche graven zullen behoord hebben.
In de nabijheid van D r emp t ligt het aanzienlijke landgoed
Ul e n p a s , lange jaren i n ’t bezit der baronnen v an d e r B o r c h ,
thans in dat van Jhr. Mr. L. v an Schui j len b ü r g . Van den weg
is het huis niet te zien, maar wanneer wij een der donkere beu-
kenlanen inslaan, aan wier ingang de palen met den naam der
havezathe staan, dan komen wij in de nabijheid van het groote,
witte kasteel, met vijf daken en veertien ramen in het front,
dat overigens meer door zijn uitgestrektheid, dan door oudheid
of bouwstijl opmerkelijk is. De plaats heeft hoog en trotsch geboomte,
lange eikenlanen, ruime weiden, bouwlanden en akker-
maalsbosschen, hier en daar ook fraaije vergezigten op de torens
van Doesburg en Drempt, en verschillende wegen leiden door
bosch en akkers naar Ke p p e l en Humme l o . Aan de groote
laan, die zieh bij het park van E n g h u i z e n aansluit, vinden wij
een nieuwe, door den eigenaar gebouwde school voor Chr. Nat.
onderwijs, waaraan een breischool voor de meisjes uit de heer-
lijkheid verbonden is. Voorts treffen wij op het schoone goed
het rentmeestershuis en een aantal boerenwoningen aan.
Hebben wij eenmaal den straatweg voor een wandeling over
den Ulenpas verlaten, dan kunnen wij längs een’ binnenweg of
längs een voetpad Hummelo bereiken, waar wij ons hoofdkwar-
tier vestigen willen. Maar wij keeren liever naar den grooten
weg terug. Zonder op schoonheden van den eersten rang te kunnen
bogen, is ’t toch een vriendelijke weg, met zijn afwisseling
van berken en jonge beukenstammen, dennenboschjes en hak-
hout, hooge korenakkers en de weiden längs den IJsel en niet
lang duurt het, of wij zetten onzen togt voort onder de trotsche
gewelven eener heerlijke laan van zware beuken, die ons tot