EEN PAAR WANDELINGEN IN DRENTHE.
, m u r e n t h e r 1 Wat uitlokkends mag er
z‘ln 111 dat land van onafzienbare heiden ? Wat kan men er
verwachten, dan afmattende eentoonigheid, afgelegen boerendorp-
jes en ver uiteen verspreide gehuchten, zandige wegen, v e re n genden
zonnegloed in den körten zomer, doodsche vlakten, waarop
gi) urem lang omdwalen kunt, zonder een levend wezen te zien
dan op zijn hoogst een’ herder, met zijn’ hond en zijn schapen’
waarvan de hond nog wel het vernuftigst schepsel is'p
Als een land van heide, heide en nogmaals heide staat Drenthe
voor den geest van met weinigen, en van alles wat vervelend en
verschnkkelijk is, geldt voor menigeen h e i d e als ’t vervelendste
en verschnkkelijkste. Wat zullen wij zeggen? Te loochenen, dat
er in Drenthe heide ^ veel heide - zeer veel heide _ is
dat zou wezen de waarheid in het aangezigt slaan. Maar dat
er me t s dan heide zou zijn, niets dan een onmetelijk dooden-
veld dat kunnen zij alleen zieh verbeelden, die met den tegen-
woordigen toestand der provincie volstrekt onbekend ziin Er
worden ook uitgestrekte veengronden gevonden, waar turf wordt
gegraven Intusschen hoe nuttig en belangrijk dat möge ziin
g eling door dle turfgewesten is zeker niet bekoorlijk te