nen” van den graaf van Kessel wordt in 1236 Be r t , f/miles
in Ba r l o ”, genoemd.
Veel körten- en aangenamer zou de weg op Baerlo zijn, als
wij te B 1 e r i k begonnen. Dit overoude dorp ligt aan de Maas,
bij de spoorwegbrug, en was reeds voor eeuwen als de Romeinsche
sterkte Bl e r i a c um bekend. I)e grond leverde herhaaldelijk oud-
heden uit dien tijd. Behalve een aantal gouden en zilveren munten
in een’ pot, bij de Baerlosche kerk opgegraven, werd hier een
zeer fraai bewerkt en geemailleerd koperen Ceresbeeldje gevon-
den. Tusschen G r u b b e n v o r s t ten N. en Baerlo ten Z., moet
de oude heirweg nog duidelijk te herkennen zijn aan de kwij-
nende veldvruchten, op den kiezelvloer verbouwd. Een stukheide
draagt nog den naam van Röme r , en in het tegenwoordige rivier-
bed, niet ver van de kerk, vond men Romeinsche munten. In
dezen omtrek zoekt men de oude sterkte. Welligt is op hare
plaats de kerk gebouwd, wier ten deele Byzantijnsch koor uit
de 12de eeuw dagteekent. De graven van Lo o n , later de Heeren
van Bo r n , bezaten er de tienden en het patronaatregt, ge-
lijk zij er belangrijke eigendommen hadden. Later komt het dorp
voor als eene heerlijkheid, wier bezitters op het thans gesloopte
huis Bo e r l o hun verblijf hielden. ’t Heeft in den Spaanschen
oorlog droevig geleden en groote schade ondervond het, toen
in 1641 het fort St. Mi c h i e l er werd opgeworpen. Tegenwoor-
dig is het een welvarend en tamelijk aanzienlijk dorp, dat er
vooral van de overzijde der Maas schilderachtig uitziet.
Tusschen Baerlo en Kessel zouden wij eenig bosch en enkele
beken aantreffen, en vooral als wij den eersten weg hadden ge-
kozen, zouden wij zoowel van de dorre zandstreken als van de
meer vruchtbare kleilanden in ’t aloude graafschap een overzigt
hebben genomen; ’t overige konden wij ons ligtelijk voorstel-
len. Maar van onze verbeelding wordt niet te veel gevergd, wan-
neer wij uit hetgeen wij bij ’t voorbijsnellen zien, tot het ge-
heel besluiten. Zoo blijven wij in den wagen, die ons over de
spoorwegbrug voert en ons een ruim en opwekkend gezigt over
de rivier, met de groene velden en de torenspitsen aan haar oevers
vergunt. Weldra houden wij te Venlo op, waar wij het ana-
chronisme „Hertogdom Limburg” nog steeds op het wapen-
bord boven het visitatielocaal opmerken. Venlo is een vrij druk
station, want behalve de spoorbaan naar Ma a s t r i c h t , gaan
van hier de lijnen naar Gl a d b a c h en We s e l uit en doorgaans
is er ook wel eenige tijd tot herademing na den langen rid, al
is het oponthoud er te k o rt, om nog iets van de stad te zien.
Sneltreinen zijn op de lijn V e n l o -Ma a s t r i c h t voorals-
nog onbekend en wij behoeven dus niet bevreesd te zijn, dat
wij achter den naam R e u v e r het streepje of het woordeken
„door” zullen vinden, dat ons ditmaal zou teleurstellen, gelijk
het de bewoners der kleine plaatsen aan vele spoorwegen zoo menig-
maal döet en ook ons, zoo vaak wij van de stoomkracht tot een
bezoek aan het platteland gebruik willen maken. Wat vervelen
daarentegen die „bommeltreinen” den reiziger, die haast heeft
en den reiziger, die geen belang heeft bij de kleine stations!
N e J u p i t e r q u i d em omn i b u s — zelfs Jupiter maakt het
niet ieder naar den zin, en wat wij den eenen keer een voor-
deel noemden, wordt een andermaal niet zonder prutteling ge-
dragen. ’t Zou dus zelfs voor Jupiter moeijelijk zijn, altijd den-
zelfden persoon te voldoen. De spoorweg door Limburg schijnt
meer ten gerieve der dorpsbewoners, dan met het oog op snel
verkeer te zijn aangelegd. Talrijk zijn de stations en geen enkel
wordt voorbij gegaan. Wij kunnen dus te Reuver uitstappen en
straks weer instijgen.
Reuver is het tweede station na Venlo. ’t Eerste is Tege-
1 e n , met een groote, fraaije kerk en een’ zwaren toren, een
klein, oud dorp, in 1196 als T i g e l e voorkomend, maar reeds
veel vroeger een bewoonde plaats, blijkens de Germaansche oud-
heden, in den omtrek gevonden. ’t Is vooral opmerkelijk om het
uitsestrekte kasteel H o l tmü h l e , het hoofdkwartier O 1 van F r e -
d e r i k H e n d r i k bij het beleg van Venlo in 1646. Vroeger bezat
dit slot aanzienlijke achterleenen en waren er belangrijke regten
aan verbonden. Tegenwoordig is het onbewoond, maar, naar
het schijnt, nog goed onderhouden en, met zijn twee poorten,