werden bij het opgraven besehadigd of vielen in scherven, toen
zij met de buitenlucht in aanraking kwamen. Eerst 11a een paar
dagen wordt de bloot gekomen stof weér hard. ’t Is in vele ge-
vallen echter met gednld en bekwaamheid gelukt, gebroken urnen
te herstellen. Er zijn er van verschillende afmetingen en vormen,
deels van fijne aarde, deels van grove, met kiezel ver-
meng'de leem, hard gebakken of weinig meer dan in de zon
gedroogd, rood, bruin of graauw van kleur, met en zonder
versiering. Doorgaans zijn die uit de hunebedden beter bewerkt
en gebakken, fraaijer van vorm en meer met lijnen, nagelin-
drukken en dergelijken uitgemonsterd, dan die uit de grafheu-
vels. Maar uit het Haler zand kwamen o. a. twee zeer schoone urnen
te voorschijn: een bekervormige met geribden buik, gelijk tot
nog toe uitsluitend in hunebedden waren aangetroffen, en een
urne, wel gebroken, maar genoeg gerestaureerd om te zien, dat
de rand met talrijke gaatjes voorzien en in dat.opzigt misschien
eenig is. Kunstig bewerkte en zeer grove urnen schijnen niet tot
verschillende tijdperken te behooren. Althans onmiddellijk bij de
zeer fijne beker-urn lagen scherven van zeer gebrekkige bewer-
king. Misschien wijst het verschil vooral o.p onderscheid van rang.
Eveneens schijnt h e t, dat asch en beenderen, zonder urn bijgezet,
niet ouder zijn, dan die overblijfselen, in de lijkbus vergaderd.
Dezelfde grafheuvels leverden zoowel het een als het ander.
Lette men alleen op de urnen, dan zou men alligt aan den
volksstam, die de grafhenvels opwierp, minder ontwikkeling toe-
kennen dan aan het geslacht, dat de hunebedden stichtte. Maar
het tegendeel blijkt het geval, omdat de gpjheuvßls vaak bronzen
voorwerpen bevatten, dé hunebedden nooit. Zij^ dagteekenen dus
uit den tíjd, toen de bewerking van het metaal bekend was,
maar ijzer wordt in de oudsten niet gevonden. Wij zien hier
bronzen ringen, lanspunten, bijlen, messen, — een met holte,
om het hecht in te steken, — haarnaalden, mantelhaken —
een’ met een schijfje van gebakken aarde er in. — Menigrhaal
kwamen deze gereedschappen en sieraden uit urnen en zijn zij
sterk door het vuur besehadigd, waaruit is op te maken, dat
zij met het lijk zijn verbrand. Een bronzen bijtel werd gevonden
bij een merkwaardige kano, in 1869 te N i je v ee n in het veen
ontdekt, die omringd was door van onderen gepunte palen, in
den vasten bodem onder het veen gedreven, — een dier palen
is hier aanwezig. Belangrijk zijn ook de glaskoralen, denkelijk
vervaardigd uit de slakken, bij het smelten van het erts gevormd,
maar ’t is onzeker, of de hier berustenden tot :>de bronsperiode
behooren. Een snoer van 53 koralen lag, in een fraaije urn, in
een’ grafheuvel bij Ho o g h a l e n , maar ’t is mogelijk, dat het
uit den Fränkischen tijd afstamt.
Als belangrijke voorwerpen van hooge , maar nog niet met
zekerheid bepaalde oudheid, zijn de beide uit een stuk leder ge-
sneden Sandalen, in het veen bewaard. Een daarvan bevat nog
een fragment der van zwarte schapenwol gebreide en later ge-
stopte kous. Ook een vilten hoed en een bijzonder groote wollen
muts, alles uit het veen afkomstig, zijn opmerkelijk.
Vermoedelijk van R om e in s e h e n oorsprong is de zooge-
naamde V a l t h e r b r u g , waarvan ’t museum .eenige stukken hout
bezit, evenals twee stukkeh van een Wagenrad en evenveel van
een’ wagen, in de onmiddellijke nabijheid dier brug gevonden.
Een zestal molensteenen, een Wagenrad of tondeksel, eenige fragmenten
van beeldjes en een buste van gebakken aarde, eenige
bronzen goden- en dierenbeeldjes, traanfleschjes en een aantal
munten herinneren ’t verblijf of althans den invloed der wereld-
beheerschers in dezen afgelegen uithoek van het rijk. Drenthe heeft.
nog veel meer van dien aard opgeleverd, maar van het vroeger
gevondene is het meeste verloren gegaan.
Uit den tijd der F r a n k e n dagteekent een beurs met munten,
bij Roswinkel in ’t veen, in 1870, en munten in 1871 onder
Emmen gevonden, benevens een gedeelte van een zwaard, dat
in de gemeente Bo r g e r , bij ’t verbouwen van een huis, in een
van keisteenen gemaakt graf is ontdekt.
Aan middeleeuwsche oudheden is het museum arm. ’t Belang
der verzameling ligt dan ook in haar vóór-historische oudheden.
De ijverige Commissie van Bestuur verdient de krachtige en oor