wedren en een’ zvvijnenjagt aantreffen, voortreffelijk van vorm
en uitvoering, en de bloemvazen van den heer L e v e rma n uit
Doesburg, die ook de leeuwen bij het terras heeft ontwerpen,
bekleeden er met eere hun plaats, nevens een zeer schoone mar-
meren Amo r en P sy c h e . Achter de vestibule ligt de groote
zaal, verlieht door een vijftal ramen in den achtergevel naar de zijde
van het dorp, insgelijks onder een deftig balkon en uitkomende
op een terras, van waar het oog de groote weide achter het huis,
den Zutphenschen weg, de akkers en bouwlanden, den Hum-
melschen kerktoren en molen, van verre de Keppelsche bosschen
en meer nabij de pastorie aan de eikenlaan en de boerderijen in
het veld overziet. Boven den schoorsteenmantel is hier, in plaats
van een’ spiegel, een groote spiegelruit aangebragt, waardoor
een treffend schoon gezigt door de vestibule op den vijver en in
een lange laan daarachter is geopend. Schilderijen, marmeren
tafels, mozaïkwerk en pronkstukken van gesneden hout versieren de
zaal. De overige vertrekken van de bel-étage en van de boven-
verdieping zijn allen ruim en vierkant, vooral de bovenzaal is
een schoone kamer, maar wij ontmoeten er verder geen belang-
rijke voorwerpen. Aan alle zijden is het uitzigt heerlijk in het
park en op de velden en weiden van het dorp. Het ruime on-
derhuis met zijn’ langen dwarsgang bevat natuurlijk de noodige
keukens, kelders en dienstbodenvertrekken, en het geheel vormt
inderdaad een vorstelijke woning, wier wedergade althans in den
tijd der stichting in ons land niet werd gevonden. En het park is
het huis waard. Vorstelijk mag ook de aanleg heeten. Breed en
grootsch is alles : de rijwegen, die er in bevallige bogten doorheen
leiden, de voetpaden, die zieh slingeren door het hout, de lange,
regte lanen, die hier en daar in het bosch voeren, de waterloopen
en vijvers, die op verschillende punten onder de hooge loofge-
welven blinken, de weinige, maar smaakvolle en goed geplaatste
sieraden van beeiden en vazen, de uitgestrekte weiden en akkers
in het bosch en achter het kasteel, met honderden van steenen
palen omzet, de stallen, de oranjérie, de moestuinen, de prächtige
oranjeboomen, bloemen en sierplanten, de majestueuze eiken en
beuken, kastanjes, dennen en platanen, afzonderlijk , of in fraaije
groepen, of in lange rijen gegroeid, de schoone linde bij het
huis, de zware populieren bij de ingangen, en niet het minst
het sierlijke groote waterwerk voor het front van het kasteel,
dat een aanmerkelijke oppervlakte beslaat en met zijn helderen
spiegel zooveel tot den luister van dezen prächtigen lusthof bij-
draagt. De plaats, waar de oude havezathe stond, is in dien vijver
vergraven. Die beide schoone, donkere bruine beuken daarginds
prijkten vroeger aan beide zijden van de brug. Van hier liep de
breede oprijlaan destijds tot aan den weg bij Keppel door.
In een boschje niet ver van het huis vinden wij een aandoen-
lijke herinnering. ’t Is een eenvoudige vaas, in den vorm eener
antieke lijkbus, op een voetstuk, ter herinnering aan de eenige
dochter van den stichter van het paleis, die in 1848 op 19jarigen
leeftijd stierf en van wie hare ouders getuigden, „dat zij hun een
engel op aarde was geweest.”
Over een bevallige hangbrug en over een rammelende ketting-
brug — de vreugde van groot en klein i# is het fraaije jagers-
huis te bereiken. ’t Is ons vergund, hier onder de hooge boomen
te vertoeven zoolang wij willen en van hier het edele huis van
een’ meest geschikte punten te overzien, maar ’t is een verlies
voor de bezoekers van Enghuizen, dat de jager niet meer een
landelijke uitspanning houdt. Het bosch is zoo groot en zoo
heerlijk, dat inen er uren vertoeven kan, en welkom was in
vroeger jaren de gelegenheid, om er een eenvoudig middagmaal
te gebruiken, of althans den dorst te lesschen met een glas van
ouds vermaard Hummelsch bier. Voor het logement, dat wij
overigens gaarne alles goeds gunnen, zou de schade stellig niet
groot zijn, wanneer ’t den jager werd vergund althans een pot-
teken biers te schenken, en de wandelaar, die toch ook mensch
blijft, zou er ontegenzeggelijk door gebaat zijn. Nu drijft de be-
hoefte der zinnelijke natuur er wel eens vroeger weg, dan hem
lief is, waar zooveel te genieten valt.