Wij moeten te Di e r e n den prächtigen straatweg van Ar n hem
naar Z u t p h e n verlaten en wie weet. n ie t, dat het gedeelte
tusschen Ar n h em en Di e r e n juist het neusje van de zalm is!
Reeds vroeger, te E l l e k om, konden wij zijwaarts afslaan en dan
snijden tvij een’ belangrijken hoek af, maar in een landstreek als
deze vragen wij niet, wat den weg kan bekorten. Wat reeks van
villa’s en landhuizen aan den Ve l p e rwe g , door deftige land-
goederen afgewisseld. Wat bloemenschat en weelde van aanleg en
versiering. Wat heerlijk houtgewas op de buitens en in de
zijlanen. Wat vrolijk gewoel van schitterende equipages, van
ruiters en amazones, van elegante toiletten. Wat bloeijend dorp
is het lachende V e l p, dat jaar op jaar zijn huizen en straten,
zijn optrekjes en lusthoven uitbreidt, en hoeveel schoons bleef er
nog over van het edel Bi l j o e n , al werd zijn prächtig bosch
jammerlijk geschonden. Hoe schilderachtig ligt daar het oude
Rh e d e n , door den kronkelenden I J s e l omvat en hoe fier over-
ziet R h e d e r o o r d van zijn’ met krachtig hout omkransten heuvel
het rijke landschap, waav de rivier zieh slingert tusschen de be-
groeide hoogten en de welige velden aan den overkant. Hoe
majestueus is de beroemde Mi d d a c h t e r l a a n , met haar vier-
dubbele rij van hooge beuken. Hoe fraai is ook E l l e k om met
zijn talrijke buitenverblijven, en het uitgestrekte Di e r e n , aan wiesisr"
ingang het aanzienlijk landgoed prijkt, dat eens een commanderij
der Duitsche ridders en later een prinselijk lustverblijf was. En
wie afweken van den weg, om over Kl a r e n b e e k of Munn i k -
h u i z e n , over R o o z e n d a a l , Be e k h u i z e n en den Zi jpen-
b e r g rond te dwalen, om de lanen van het huis M id d a c h t e n
en de bos'schen op de heuvels daartegenover te doorkruisen, zij
genoten met ruime teugen, wat een oord als dit heeft te geven,
zoo rijk aan natuurschoon, door kunst en smaak zoo overvloedig
versierd en waaraan ook zooveel herinneringen uit de geschiedenis
zieh hechten.
Is ’t om ons een weinig te doen bekomen van al dien rijkdom,
dat de grintweg tusschen Di e r e n en D o e s b u r g zoo weinig
boeijends heeft? Längs den heuvelzoom, dien wij tot dusvervolg-
deu, strekken läge broekgronden zieh uit en gelijk wij ’t bij onze
wandeltogten reeds menigmaal aantroffen, zoo is het ook hier —
een zeer scherp geteekende afscheiding tusschen het bosch en de
vlakte. De trotsche houtpartijen van Bi l j o e n — voor zoover zij
nog niet zijn gevallen — en die van Mi d d a c h t e n grenzen onmid-
dellijk aan de weilanden en meermalen zagen wij op onzen weg de
hooge akkers en de boomrijke glooijingen nevens de vlakke, groene
velden van het Ar n h ems c h e , Ve l p s c h e en Rh e d e n s c h e
Br o e k met grazend rundvee bezaaid. Thans gaan wij de groote
grasvlakte zelve in , en als wij den langen steenen muur, die het
park van h e t h u i s te Di e r e n van den weg afscheidt, achter
ons hebben, dan zien wij de vruchtbare, maar weinig aantrekke-
lijke hooilanden en bouwgronden, waardoor de zware dijk is gelegd,
op wiens witte begrinte kruin de weg naar Doesburg loopt. Wij
verliezen er niet bij, als wij op den omnibus van Di e r e n dien
weg afleggen. Fel kan de zon daar branden en scherp kan de
wind er snijden, want de enkele wilgen längs den kant geven
niet veel lommer of beschutting. En ’s winters — dan golft hier
als een meir. Dan is de dijkkruin een smalle strook gronds tusschen
wilde wateren. En geen weelde is de sterke houten leuning
längs een goed deel van den dijk en aan de lange brug over dien
ouden verlamden rivierarm. ’t Kan zijn, dat het water den weg
overstroomt en niet zelden plast de diligence door het nat. Dan
hebben menschen en paarden het hard te verantwoorden! Maar
in den zomer wast de zegen op het vette land, waar de IJsel
zijn vruchtbaar makend slib heeft achtergelaten en rüstig vliet
hij voort längs de welige velden, die hij in zijn wijde bogt omvat.
Is die stroom, die den Rijn met den Westfaalschen IJsel
verbindt en dien wij tusschen Arnhem en Doesburg nu eens
meer, dan weer minder in onze nabijheid hadden, inderdaad de
door Dr u s u s gegraven gracht? De geleerden zijn ’t nog steeds
niet eens. De rigting van dat kanaal is onbekend en alleen de