62 GASSELTE.
kend wat zij kunnen, maar zonder zieh op te houden. Te midden
van het honderdstemmig geblaat klinkt het geluid der bellen.
In kalme waardigheid wandelt de verweerde herder achter de
kudde voort, van tijd tot tijd een woordje sprekend met zijn’
ruigharigen dienaar, die met onverdroten ijver het werk doet.
De afdwalenden jaagt hij terug naar den hoofdtroep. De achter-
blijvenden drijft hij vooruit. De twistzieke rammen vermaant hij
tot- vrede. De dartel stoeijende lammeren spoort hij tot voort-
gaan aan. Midden door de digte rijen der colonne gaan wij heen.
De schapen toonen niet het minste besef van onze tegenwoor-
digheid. De hond wisselt een’ blik met zijn’ meester en schijnt
daardoor tot de overtuiging gekomen, dat hij ons voorbij mag
laten. De herder beantwoordt onzen groet kortaf, maar niet norsch.
Het. vrolijk tooneeltje is weer verdwenen, en als wij omzien, dan
zien wij den stoet zieh in wijden boog over de heide voort bewegen,
totdat hij daar ginds in de verte zijn bestemming voor
heden schijnt bereikt te hebben.
Uit de barre heide rijzen met plaggen begroeide en met knot-
eiken beplante wallen omhoog. Een breede opening in den wal
laat den door duizende schapenhoeven met millioenen indruk-
sels bezaaiden zandweg door. De zandweg wordt een dorpsstraat.
Binnen de wallen liggen boerenwoningen, schuren, schaapskooijen,
met dik bemoste bruine, geele, groene daken, half onder het
digte hout verscholen. Straks volgt de molen, de pastorie met
haar’ bloemtuin — het eenige huis van steen, met pannen dak
en groote rniten — het kerkje en de grintweg. De Gasselter
kerk bezat vroeger, en bezit misschien nog, geschilderde glazen,
die met wapenschilden prijken, en in menig huis moeten inder-
tijd dergelijke sieraden zijn gevonden, gelijk er nog menig kostbare
eikenhouten kast over moet zijn, als getuige van weelde
en welvaart bij het voorgeslacht. Trouwens, Gasselte is een niet
onaanzienlijk dorp. Niet ver van hier liggen oostwaarts de vee-
nen, die voor de bevolking van dit gedeelte der provincie een
ruim bestaan opleveren en wier ontginning het bloeijende dorpje
Ga s s e l t e r -Ni j e v e e n en een paar buurten deed ontstaan. Het
landschap aan die zijde draagt dan ook een gansch ander karak-
t e r , en als wij straks in noordelijke rigting naar Gieten rijden,
dan zullen wij ’t verschil duidelijk genoeg kunnen zien. Maar
vooreerst -blijven wij nog in de heidestreek en onze weg leidt
ons zuidwaarts naar Bo r g e r .
Wij kunnen ons rijtuig weer bestijgen, om over den grintweg
dit fraaije dorp te bereiken. ’t Zou jammer zijn, als gebrek aan
tijd ons verhinderde, een bezoek er aan te brengen, want het
bezit een merkwaardig hunebed, dat wij niet ongezien mögen
laten.' De natuur om ons heen blijft woest en eenzaam. Althans
aan de regterzijde van den weg zijn het dezelfde onmetelijke
heidevelden, waarvan wij een gedeelte zijn doorgetrokken. Wij
zien daar in de verte ook onzen vriend den scheper weer, met
zijn thans wijd uiteen verspreide kudde. En de ericaplanten worden
zelfs vervangen door de wilde, witte duinen van het uit -
gestrekte en gansch onvruchtbare D r o uw e n e r zand. Aan den
anderen kant is .het landschap veel minder bar. Daar vinden wij
vrij wat dennen en op eenigen afstand ligt het eikenbosch, waarin
’t gehucht Dr o uwe n zieh verschuilt. Zie, daar op de hoogte,
digt bij den weg, liggen weer die reusachtige, spookachtige steen-
hoopen. Twee groote hunebedden kroonen dien steilen heuvel
en straks, tegenover het dennenbosch, toont zieh een derde, zijn
stoute lijnen afteekenend tegen de lucht. Hier maken zij indruk,
hier, waar zij op de heide zelve, ver van-alle menschelijke wo-
n ing, zieh op eens in hun majesteit als voor ons plaatsen, som-
ber, grootsch, krachtig, donker van tint, als de ruime, zwij-
gende velden, waarover zij sinds eeuwen rondzien. Beter dan
op de bebouwde esch, zijn zij hier op hun plaats , h ie r, waar
zij omringd zijn van de grafheuvels, die alom over de heide in
den omtrek zijn verspreid en die medewerken om een zoo pleg-
tig karakter te geven aan dezen alouden akker der dooden.
Het . nederige Drouwen is aan dergelijke eerwaardige over-
blijfsels rijk. ’t Bezit, behalve zijn grafheuvels, niet minder dan
acht hunebedden, allen niet zeer ver van elkander gelegen. Het
vijftal, dat wij niet zagen, wordt gevonden ten Z. 0 . van het