huizen längs den weg zijn wel te teilen, ’t Zijn meest woningen
van kleine boeren of arbeiders, armoedige stallingen zelfs of ruwe,
schilderachtige schaapskooijen, behalve het min of meer deftige
tolhuis en het onmiddellijk daarbij gelegen fraaije landhuis Groot
Za n d e , dat op een’ zorgvnldig onderhouden aanleg en sierlijk
opgaand hout mag roemen. Naar den kant der rivier vinden wij
meest zacht glooijend bouwland, nu eens met schoone vergezig-
t.en op de wazig blaauwe of krachtig rood verlichte bergen in
de verte, dan weer door boschjes afgewisseld. Aan de andere
zijde is de grond vaak heuvelachtig, met hak hout of dennen be-
groeid, of tot korenakkers ontgonnen. Acacia’s en berken groeijen
er in overvloed, welig wassende lanen van jonge beuken geven
er niet zelden hun verkwikkend lommer, de donker groene brem-
struik tiert krachtig längs de kanten van den weg. Enkele stuk-
ken heide verhoogen den ernst van het vriendelijke landschap.
Hier en daar leiden dwarswegen en zandsporen naar de bosschen
of de velden. Een’ dier wegen aan onze linkerhand moeten wij
inslaan, als wij niet te veel tijd verliezen willen — en als wij
een vergunning van de Commi s s i e van A dmi n i s t r a t i e
hebben. Is die niet in ons bezit, dan is ’t veilig, tot Doetichem
door te gaan, om ons daarvan te voorzien. De zware laan van
beuken en eiken, die op het stadje aanloopt, maaktdien omweg
ook zoo afschrikkend niet. Doetichem zelf is ook het doorwande-
len nog wel waard en van daar hebben wij een’ grintweg naar
d e n Kr u i s b e r g . Wij stellen ons echter voor, toch nog wel in
Doetichem te komen en van het document, dat ons de deuren
van het gesticht openen moet, hebben wij ons tijdig voorzien.
Niets belet ons, den kortsten weg te nemen, en daar indenabij-
heid der stad de huizen en dus ook de menschen talrijker zijn,
behoeven wij niet lang te wachten op iemand-,- die ons zegt,
welk spoor wij moeten kiezen. Het groote, nieuwe huis daar
ginds, met de aanzienlijke boerderij daarnevens, is de Kruisberg
nog niet. ’t Is een der gebouwen en bezittingen van de kweek-
school der Heeren v an Dijk. ’t Schijnt tevens een soort van
stalhouderij te zijn; althans er staat op een bordje te lezen, dat
SION. 283
er //paard en rijtuig te huur” is. Die wetenschap kan ons mis-
schien te pas komen, maar voor ’t oogenblik hebben wij paard
noch rijtuig noodig. Meer belang boezemt de landhoeve ons
in, omdat zij in eenig verband inet den Kruisberg staat, voor-
zoover zij het oude klooster Si on heeft vervangen. In de weide
nevens de woning lagen voor eenige jaren nog de fundamen-
ten en enkele muurbrokken van het convent, onder de be-
scherming der H. H. An t o n i u s en Ag n e s , dat in 1431 was
gesticht en door reguliere kanonikessen werd bewoond. In de
laatste jaren der 16de eeuw werd het verwoest en de geestelijke
zusters weken naar Emmerik, terwijl de bezittingen vervreemd
werden. Een deel der oude, vrij aanzienlijke kloostergoederen
vormde na dien tijd het landgoed d e K r u i s b e r g , dat zijn’
naam ontving van het kruis op den hoogen heuvel achter het
heerenhuis, waar eertijds een kapel moet hebben gestaan.
De hoogten en de bosschen van dennen en acacia’s houden
"<)r' geruimen tijd het doel van onzen togt voor ons oog verborgen.
Maar dwalen kunnen wij toch niet meer. Wij hebben slechts
den door beuken omzoomden grintweg te volgen en weldra vinden
wij ook een wachtershuisje, dat ons de nabijheid der „ge-
vangenis” aankondigt. Als wij den begroeiden „berg” , waarop
eens het kruis stond, voorbij zijn, dan zien wij de gevangenis
zelve. Niet ligt zouden wi jze van hier voor zulk een droevige
inrigting aanzien ! Wij naderen het huis van den achterkant, waar
een groote, door eene groene haag omsloten en van een gracht
omringde tuin ligt. Een prächtige bruine beuk, de roem van
den omtrek, prijkt er in dien hof en ouderwetsche berceaux ver-
toonen er hun digt ineengewassen loofgewelven. Het torentje eener
kapel rijst er omhoog. De deftige achtergevel eener ouderwetsche
heerenhuizinge is tusschen het geboomte te onderscheiden en daarnevens
strekken zieh de vleugels van ruime zijgebouwen uit. Wij
volgen de gracht en komen het voorplein längs, om voor een’
körten tijd het huis weer uit het oog te verliezen, terwijl de
lijweg zieh buigt door een rijk plantsoen, met breede paden en
met heerlijk hout van allerlei soort begroeid. Zware eiken en