Wa s s e n a a r ligt, irt een weide, een ronde, groene hoogte, die
gezegd wordt het pnin van hun kasteel te verbergen. Hier,
waar thans het huis, dat dien naam bewaart, is gebouwd, was
in de dagen der grafelijke regering en nog zeer lang daarna
een wilde duinvallei, en eerst in de laatste helft der vorige eeuw
werd de wildernis tot een buitenplaats aangelegd, die Ho o g -
wo u d e werd genoemd. Van de L a n g e van Wi j n g a e r d e n
heeft zij haar tegenwoordige benaming ontvangen. Alles, tot zelfs
de naam toe, is dus nieuw, en moest alleen ouderdom waarde en
beteekenis aan een landgoed geven, dan kwam Ou d -Wa s s e -
n a e r in geenen deele in aanmerking. Maar er zijn een paar
namen aan verbonden, die wel opwegen tegen die van menig
adellijk en zelfs grafelijk geslacht, al werden zij gedragen door
mannen van burgerlijk bloed. Mr. Co r n e l i s J o h a n n e s de
L a n g e van Wi j n g a e r d e n en Mr. Gu i l l a ume Gr o e n van
P r i n s t e r e r hebben er gewoond;—-de Goudsche sehepen, wien
ambt en politiek aan de Goe j a n Ve rwe l l e n s l uis tegenover
de prinses van Or a n j e plaatste, en de Haagsche volksvertegen-
woordiger, wien niet enkel zijn betrekking van secretaris van
Staat bij ’s konings kabinet zoo naauw aan den persoon en het
stamhuis zijns vorsten verbond, maar wien ook zijn liefde en ver-
eering aan ’t koninklijk geslacht had gehecht — beiden jegens
de geschiedenis door naauwgezette bronnenstudie, door groote
scherpzinnigheid, door veelomvattende geleerdheid en onuitputte-
lijk geduld in hooge mate verdienstelijk, al overzag de laatste veel
ruimer gebied — Gr o e n van P r i n s t e r e r vooral, de man
van’• grooten invloed, niet op geestverwanten alleen, en ook door
tegenstanders om karakter en gaven algemeen geeerbiedigd. Het
grpotste deel van zijn N e d e r l a n d s c h e Ge d a c h t e n is' hier
geschreven, en zoo mag ook Öud-Wassenaer zieh beroemen, een
der plaatsen te zijn, vanwaar invloed is uitgegaan in den lande
en als zoodanig een piek , voor de geschiedenis des volks van
gewigt. Het huis, waar d e La n g e en G r o e n hebben gewoond,
en waar de eerste gestorven is, bestaat evenwel niet meer, Wij
vinden alleen nog de hooge, eerwaardige beuken, die het omringden
en overschaduwden. Het tegenwoordige kasteel Staat op
eenigen afstand, een weinig digter bij den grooten straatweg,
die van den Ha a g naar L e i d e n voert.
Dit nieuwe kasteel kan ons niet zoozeer dienen als proeve
van den hedendaagschen bouwstijl — want die stijl i s , met eenige
niet onbelangrijke wijzigingen , de zoogenäamde o u d -Ho l l a n d -
sche van de 16de e e u w m a a r ’t heeft voor ons belang, omdat
wij er in zien, wat de behoeften van onzen tijd in eene aristo-
cratische huizinge vereischen, en wat door architect en werklie-
den geleverd kan worden, wanneer een rijkgevulde beurs en goede
smaak bij den eigenaar worden gevonden. Bij onze omzwervingen
zagen wij menig hecht en sierlijk bouwwerk, menig meubelstuk
en versiersel uit vroeger dagen-, waarbij. ons soms onwillekeurig
de klagt ontviel: „zoo kan men het tegenwoordig niet meer.”
Over het verval der bouwkunst, over ’t gemis van kunstzin en
kunstvaardigheid heeft menigeen gesproken. Naar de oorzaken
van dien achteruitgang is gezöcht, naar middelen en wegen tot
verbetering gevr.aagd. Welligt blijkt het-ons bij ons bezoek aan
Oud-Wassenaar, dat het vraagstuk , zeker niet geheel,;maar toch
voor een groot gedeelte, zieh tot een geldkwestie laat terug
brengen. Het aanbod zal zieh regelen naar de vraag. Voor goed
geld zal goed werk te bekomen zijn. Goed werk te kunnen leve-
ren, zal ook de ambitie der . werklieden opwekken, terwijl de
onmogelijkheid om eenige voldoening te hebben van den arbeid,
die met gebrekkige grondstoffen „op een koopje’’ moet worden
gedaan, onvermijdelijk den lust uitdooft. Vakken, die de aan-
komende jongeling zieh nu niet kiest, omdat zij hem toch geen
vooruitzigt aanbieden, zullen beoefend worden, wanneer een goed
bestaan daarvan mag worden verwacht. En de nijverheid zal zieh
toeleggen op het voortbrengen van zulke artikelen van weelde
of behoefte lijwaarvoor zij op voldoenden aftrek rekenen kan.
’t Zal voornamelijk zijn met het oog op hetgeen onze vaderland-
sche liijverheid en kunst, onze inlandsche smaak en bekwaam-
heid reeds of nog niet leveren kan, dat wij een hedendaagsch
kasteel, een gewrocht van den allerjongsten tijd gaan beschouwen.