en 1598 lag N o o r d -B e v e l a n d overstroomd. In ’t laatst der
15"e en in begin der 16«® eeuw werd St. P h i l i p s l a n d in
jaar tot drie maal toe bedolven en in den zelfden tijd
was B o r s e i e n onder water. In twee en een halve eeuw trof
D u i v e l a n d tot acht malen toe dit lot. En wisselde aldus door
verblijdende of bedroevende oorzaken gedurig het getal der eilan-
landen af, ook hun vorm werd telkens weer veranderd. Van
"W a l c h e r e n s westkust verzwolg de zee een belangrijk deel.
S c h o uwe n werd herhaaldelijk aan drie zijden door de wateren
ingekort. Het oostelijk deel van Z u i d -B e v e l a n d werd in den
aanvang der 16de eeuw verwoest en de bloeijende stad Rome r s -
waal gmg bij die ramp te gronde, evenals meer dan eene eertijds
belangrijke plaats voor ’t geweld der stroomen bezweek. Later
eeuwen zagen minder verschrikkelijke omkeeringen , meer duur-
zame overwinningen. Polder op polder werd ingedijkt, Dui ve-
l a n d werd met S c h o uwe n vereenigd, Z u i d -Be v e l a n d met
Bo r s e l e n en Wo l f a a r t s d i j k verbonden, N ie uw- en St.
J o o s t l a n d aan Wa l c h e r e n gehecht, T h o l e n door de aan-
winst van eenige kleine eilanden vergroot. Toch bleef Zeeland, met
uitzondering van „het 5de district,” het oude S t a a t s -Vl a a n d e -
r e n , uit eilanden bestaan, totdat de spoorweg, die landen aän
landen verbindt, ook een deel der provincie aan den vasten wal
heeft geschakeld. Nog is het wel een smalle dam, die als het snoer
tusschen Wa l c h e r e n en Z u i d -B e v e l a n d en tusschen Zuid-
B e v e l a n d en B r a b a n t uitmaakt, maar de aanslibbing en ver-
landing van Sl oe en Oo s t e r - S c h e l d e wordt daardoor toch aan-
merkelijk bespoedigd en in elk geval is nu een groot en belangrijk
deel van het oude Zeeland over land te bereiken.
Dat was een niet geringe verbetering. ’t Is winst van tijd,
geenszins onverschillig voor een geslacht, dat tijd „geld” noemt.
Wat zouden die oude Zeeuwen wel gezegd hebben, als hun ver-
haald was geworden, dat men in twee en een half uur van
R o t t e r d am naar Mi d d e l b u r g zou reizen! Zooveel dagen
konden er vroeger mee gemoeid zijn, bij windstilte of nevel,
of als wind en tij tegen waren, ’t Werd haast als een wonder
beschouwd, toen de stoomboot in acht uur tijds dien afstand
aflegde. Hoe welbehagelijk moeten de eerste reizigers met den
Zeeuwschen trein zieh hebben neergevleid in het hoekje der coupe;
hoe zacht moeten hun zelfs de. harde banken der 3äe klasse hebben
toegeschenen, als zij op hun gemak längs de ijzeren baan
voortsnelden, zonder zieh te bekommeren om de groote wateren!
Dat hadden zij anders gekend! ’t Kon er spoken op de Zeeuw-
sche stroomen. Bang is de Zeeuw op het water niet. Daarvoor
is hij van ouds te veel gewend aan het spatten van de golven,
aan het dansen van het schip. Maar ’t waren barre togten, als
de najaarsstormen gierden, als de jagtsneeuw stoof, als het drijfijs
zieh zamenpakte. En niet zelden lag in den winter zijn woon-
plaats afgesloten. ’t Kon gebeuren, dat van Mi d d e l b u r g naar
R o t t e r d am geen andere weg openstond, dan over Vl i s s i n ge
n naar Br e s k e n s en van daar, Be 1 g ie door, over Ke u l e n .
Misschien heeft de poezij der reis er door verloren, ’t Blijft een
genot-i waarbij geen spoortogt halen kan, de frissche zeewind
in te ademen op de stroomen, de vruchtbare landstreken, de
bloeijende. dorpen, de hooge dijken längs te varen en.de be-
drijvige drukte te zien, waar de stoomboot aanlegt, of ranke
bootjes passagiers en goederen aan- en afvoeren. ’t Blijft een
genot, de breede wateren over te steken, waar op de zandplaten
de robben zieh koesteren in de zon en schitterend gekleurde
zeekwallen drijven, waar vlugge schepen met uitgespreide Zeilen
voorbij bruisen en het oog hier de reusachtige brug over het
Ho l l a n d s c h D i e p ziet geslagen, ginds, over de reede van
B r o uwe r s h a v e n , in de onrngtelijke ruimle der No o r d z e e
kan staren. Maar in tijd en gemak , in veiligheid en zekerheid
van gemeensehap is onmiskenbaar veel gewonnen.
Wij gaan over land naar Walcheren. Maar wij konden ’t niet
laten, te spreken over het water. In Zeelands geschiedenis speelt
dat een hoofdrol. Door ’t bezinkend slib van zee en rivieren
werd de bodem gevormd, maar de strijd rustte niet tusschen het
water en den mensch. Wel mögt Zeelands wapen zijn : de 1 e e u w ,
o p k l imme n d ui t de g o l v e n , en Zeelands wapenspreuk: