na te sporen, liep ook door of längs Kessel, en de bürgt schijnt
een der vestingen längs die baan te zijn geweest. Hier toch
plaatst men bet c a s t e l l um Me n a p i o r nm —■ het kasteel der
Menapiers •—- dat door den geograaf P t o l ome u s in de 2de eeuw
n C. wordt vermeld. De naam zelf wordt niet zonder waar-
schijnlijkheid voor een verbastering van Ca s t e l l um gehouden.
Dat er eene min of meer belangrijke stad zou hebben gelegen,
zou echter eerst kunnen blijken, als er vrij wat meer overblijf-
selen, dan tot nog toe, waren ontdekt.
De naam van Ke s s e l wordt reeds in 807 genoemd. Bij de
verdeeling van het rijk van L o t h a r tusschen Lod e w i j k d en
D u i t s c h e r en K a r e l den k a l e , werd het den eerste toege-
wezen. En sommigen zoeken hier het Ke t i lw o u d , waar in 980
keizer Otto III geboren werd. De luister van eerwaardige oud-
heid ontbreekt dus aan dit nederig plekje niet.
Te midden van het geheel vlakke land rijst een tamelijk hooge
heuvel op, van zware muren omringd. Bij opgravingen bleek,
dat de hoogte inwendig vol muurwerk is, terrasgewijze opge-
metseld, en dat wij hier dus een’ kunstmatigen heuvel voor ons
hebben , gelijk zieh trouwens ook wel zonder nader bewijs gissen
liet. Van het pleintje bij de kerk zien wij het oude slot zieh
boven het houtgewas verhelfen, als een grijze, halfronde steen-
massa, waaraan zieh een lager rondeel aansluit. Het boofdge-
bouw draagt een hoog leijen dak, met een kleine torenspits, en
vertoont op het muurwerk een afgebroken rij van kleine rond-
bogen. Slechts een enkel venster is in den dikken muur aange-
bragt en een zware steunbeer bevestigt het stevig metselwerk.
Even streng vertoont zieh het rondeel, met een laag dak be-
dekt en met een schuin afloopende bogenrij, die schijnt aan te
wijzen, dat dit gedeelte van den buitenmuur oorspronkelijk lager
was dan thans. Een klein torenvormig uitbouwsel breekt de