langen, eenzamen weg naar Breda weer längs rijden in ons kar-
retje, als de zware toren achter het hout is verdwenen en de
woeste heide, de zwijgende dennenbosschen ons weer omringen^
dan is ’t ons, of wij in slaap waren geraakt en gedroomd had-
den van huizen en kerken, fabrieken en buitenplaatsen, kasteelen
en kloosters, menschen en schepen, waaraan de gedachte alleen
ons in zonderlingen strijd inet de werkelijkheid schijnt.
Ook aan den langen weg van Oosterhout naar Breda koint
een einde. Hoe groot komt thans de stad ons voor, hoe volk-
rijk haar straten, hoe levendig haar verkeer! En al wijkt ook
die indruk min of meer, als wij in ’t gewoel der drukke koop-
stad aan de Maas zijn teruggekeerd, wij bewaren de gedachtenis
aan het vriendelijk uiterlijk der oude hoofdstad eener uitgestrekte
baronie,. der voormalige vesting, op zooveel roemrijke hprinne-
ringen fier, der geliefkoosde woonstede van de vorstelijke Nassau’s,
wier namen op tallooze bladzijden onzer geschiedenis met
zooveel eere worden genoemd. Als versterkte plaats heeft zij haar
beteekenis verloren. Straten en lauen, huizen en tuinen zullen
met der tijd haar wallen en grachten Vervangen. Allengs meer
zullen kooplieden en fabrikanten in de plaats van kanonniers
en huzaren komen. Vreedzame renteniers en gepensioneerden zullen
zieh hier vestigen, terwijl de sterke bezetting haar verlaat.
De handelsreiziger zal er telkens ruimer veld voor zijn’ arbeid
vinden. De wandelaar zal er steeds in en buiten de stad genoege-
lijke dagen doorbrengeu. En zoolang het kasteel nog niet is ge-
sloopt en zoolang haar schoone kerkgewelven nog de graven der
Nassau’s beschermen, zal ook de vriend van vaderlandsche geschiedenis
en kunst er niet te vergeefs zoeken naar wat hem
opwekt en aantrekt.
A A S T B E K B N I N & B N .
¡.Het turfschip.” — De geschiedenis der overrompelingAoor het turfsehip
is nit de bronnen behandeld en in het licht gesteld door Mr. G. A. Klei j n ,
arehivaris der gemeente Breda, als inleiding to t. het P r o g r a m m a d e r
f e s t i v i t e i t e n ter gelegenheid van het 2Dtej|andbouwknndig congres,
meer bijzonder van den optogt, gehouden op 27 an 28 Julij 1867, voor-
stellende den intogt van Prins Ma n r i t s binnen Breda op 4 Maart 1590.
Dezelfde geleerde leverde in 1861 eene g e s c h i e d e n i s v a n h e t l a n d
en de He e r e n v a n B r e d a t o t 6p h e t t i j d s t i p de r a f sp h ex d i n g
v a n B e r g e n op Zoom, n it bekende en onnitge'geven bronnen geput. Dat
veel, wat-in oude stedebeschrijvingen, met name in die van v a n Goor is
geboekstaafd, den' toets der kritiek niet kan doorstaan, spreekt van zelf.
Nieftemin blijft v a n Goo' r een hoofdbron en ook om de fraaije koperplaten
van groote waarde.
Veel belangrijks, ook buiten den engeren kring van zijn eigenlijk onder-
werp, is omtrent Breda en omstreken medegedeeld door den Majoor-ingemeur
G. G. v a n d e r Hoe ven, in zijn G e s c h i e d e n i s d e r v e s t i n g B r e d a
(1868).
De be sßhr i j v i n g va n B r e d a en h a r e om s t r e k e n van A. J. v a n
de r A a kan voor een aantal bijzonderheden geraadpleegd worden, ’t, Is ove-
rigens een onbegonnen werk, alles na te lezen, wat over die stad is ge-
schreven en gedrukt. He rma n s gaf in zijne Bi j d r a g e n ov e r N o o r d -
B r a b a n t , Deel I , blz. 207 tot 262, een lijst van B o e kwe r k e n be -
t r e k k e l i j k de g e s c h i e d e n i s de r s t ad en b a r o n i e — een eerbied