Het schaadt den indruk niet, wanneer op de smaakvolle tafel
een boek ligt opengeslagen, op het donzig tapijt een st.uk speel-
goed achterbleef. Daar is poezij in de ruime kinderkamer, met
hobbelpaard en bouwdoos, met omnibus en kruiwagen. Daar is
leven in het gezeliig studeervertrek des prinsen v o n W i e d, met
zijn couranten en boeken en den grooten vleugel, die ’s vorsten
smaak voor toonkunst en letterkunde verraden, gelijk in het
atelier daarnevens de schetsen van zijn hand längs de wanden
van liefde voor de schilderkunst en van liefde voor de natuur
getuigen en het kmderportret op den ezel den gelukkigen vader
doet zien. Liefelijker sieraad voor de marmeren vestibule dan
de kostelijkste bloemenschat of de rijkste beeldenprorik is het
eenvoudig dnewielig wagentje, dat er van verhaalt, hoe den
grijzen vorst, dien Nederland zoo hoog vereert, de zegen is ge-
schonken waar de psalmist van spreekt: „hij zal de kinderen
zijner kinderen zien.”
De bekwame P e t z o l d , die onder de leiding van geen’ minderen
meester dan vorst P u e k l e r Mus kau de kunst geleerd
had lusthoven aan te leggen, die in de parken van den hoogen
ngelschen adel zijn talent en zijn’ smaak had geoefend die de
prachtvolle schepping van den zonderlingen, maar in menig opzigt
merkwaardigen Duitschen edelman, thans ook prins P r e d e r i k s
eigendom, had helpen voltooijen, — de bekwame P e t z o l d heeft
ook het terrein rondom het Huis de P a auw aangelegd.
Wij zagen reeds van den straatweg de trotsche boomgroepen
de breede grasperken, de heerlijke bloembedden. Wij merkten
reeds längs de oprijlaan menig statigen boom en naast het paleis de
deftige beukenlaan öp. Wij bewonderden reeds de schoone partiien
rondom den grooten, helderen vijver, en achter ’t paleis ontging
ons de reusachtige kastanje niet, wier tot den grond neerhangende
takken een aanmerkelijke uitgebreidheid beslaan. Ook door de
spiegelruiten van het huis lieten wij met welgevallen het oog
weiden over den grootschen aanleg. Zetten wij onzen togtvoort,
dan worden wij overal door de schoonheid van het park verrast.
De beukenlaan, waarop ’s prinsen bijzondere kamer het uitzigt
heeft, met witte vazen en zitbanken versierd, leidt naar de „ P e r le
ela” , of „den P r i n s e s s e t u i n ” , een Vierkante ruimte in het
hooge .hout, een afgesloten bloementuin, van een terras met een
begroeide „laube” omringd. Een koepel in Pompejischen stijl,
met cariatiden, beschilderde en vergulde tegels en marmeren
vloer, wisselt het groen der klimplanten af, evenals een kleine
tempel die een marmeren beeid overweift. De regte paden, die
de bloemrijke binnenruimte in regelmatige vakken verdeelen, de
op gelijke.afstanden geplaatste Standers met varens en hangplanten,
zijn de offers, door de tegenwoordige tuinmanskunst gebragt aan
den veldwinnenden smaak om terug te keeren tot den Pranschen
stijl uit het einde der 17ie eeuw. Als een enkele proeve bekleedt
de „ P e r k e l a ” een geenszins onwaardige plaats; zij is ten minste
groot genoeg om indruk te maken, en door haar niet overladen
sieraden en haar vorstelijke oranjeboomen wordt zij bewaard voor
’t gevaar van kinderachtig te worden. Overigens weerhouden wij
den wensch niet, dat zulke partijen op onze buitenplaatsen uit-
zonderingen mögen blijven. Yeel liever zien wij de kunst
»onmerkbaar en bescheiden"
heerschen over de natuur, door haar te dienen.
Onder de fraaije, zij het dan ook meer kunstmatige, gedeelten
van het park behooren „het Vi c t o r i a v a k ” , met tal van stam-
rozen, oranjeboomen en agave’s, en „het Rozen v a k ” , met
het marmeren beeid in het midden en het witte koepeltje er
nevens, dat wij reeds van den weg af zagen. Maar meer boeit ons
telkens bij vernieuwing de prächtige waterpartij, aan alle zijden
ingesloten door het hooge hout , waaronder wij prachtexemplaren
van’ abeelen, kastanjes, bruine beuken en treurbeuken, nevens
gewone beuken, eiken en linden aantreffen. Van de overzijde van
den vijver vertoont zieh ’t paleis niet minder schoon dan van den
straatweg, terwijl een opening in het bosch een liefelijk uitzigt geeft