-.IM? '
I : ,ü
' î? ! "« » ! ! r # . ' ! '
■ I) '
« li
i í- íi !
!t'| il.
Idli
. \.M
- y - f
I f
i 1*
i i f ‘
i l »
s'd i
M'l ir s
i f :
1 ' .1
'i|l
TÍ
!iil
,|ji
»If!«'"!-
»úlin«'
i l i 'V r i ' i
1
, áü!*:
•"hMifi
lül’
:
lili '
í»i 1
■ T IM u i
, i':
i ¡"í|;,;:í - ijlililí
* : í ¡ ü i ! | Í | ¡ l ; i 'H | ' l ........
, -¡(„lllíF''»: " 'Il
j'l Ili .
r t r i i 'M , ! !
, :»
I isili
m :|I
'!! i'i
' ,'"i' I, , ' !'■
¡(fii'M'llfi
lii
[!'i|l '< lil
,1 !»
. [m II h I p
xoo G . E R A R D V A N L O O N S
been, maar als ßaaven door de van
tyd tot tyd in ’t Land gezondene Ste-
dcboudcrs gebandeld , welken fleeds
van geen minder talryk gevolg verzeld,
dan met zeer zwaardrukkende heerschlnst
hebebd zyn. Dus zien wy ons ten prooye
aan de flechtfle Hoofd- en Honderman-
nen overgegeeven, welken, ah zy nu door
den roof en 't bloed der gemeente geniest
zyn, door anderen worden opgevolgd,
die onder nieuwe benaamingen weer nieuwe
roofmiddelen uytdenken. Dusflaat ’er
nu weer [i)eenenieuwe volkwervingvoor
handen, door welke de kinderen van hunne
ouders, de een Broeder van den anderen
voor eeuwig als flaan gefcheiden te
worden. Integendeel zoo men den tegenwoordigen
fa n d der Romeynen hier
te Land te recht bejchouwt, nooit was
dieflibheriger dan nu, mids hunne win-
terlegeringen meer met den byeenge-
fchraapten buyt, dan met de in den kryg
ervaare manfchap bezet, en des thans
de rechte tyd te zyn om zich van 't op-
gedronge jitk dier werrelddwingeren te
ontlasten. Nochte laat het ydel ontzag
voor den gedttchten naam der zes ver-
zwakte Legioenen u hiervan niet af-
fthrikken ; maar neemt m acht het
groot getal van ons eige voet- en paardevolk,
en hoe de Duitfchers aan ons
vermaagdfihapt zyn. D ie van Gallie
wenfchen het zelve ja den Romeynen
z e l f zal de oorlog niet onaangenaam zyn ;
wiens uytkomst , zoo zy al ongelukkig
is, men aan Hispafianus, als des zelfs
; getrokken hebbende , kan te last
leggen , en van de overwinninge, zoo
zy bejaagd wordt, men aan niemand he-
hoefi rekcning te geeven.
Dit naadruklyk vertoog wierdt
ftraks met een algemeen g e ju y g (2)
goedgekeurd, en ’t onderlinge verbond
van den voorgenomen k ry g onder
de allerlchriklykfte eedzweerin-
g e n , Zoo als die by de toen nog hey-
densch zynde Batavieren gebruyklyk
waaren , op het plegtigst bevestigd.
Verr-olgenszyn eenige Gezanten aan
de naastgelegene Kaninefaaten afge-
zonden, w elken , g e ly k w y ( 3 ) g e meld
hebben, een gedeelte van Batavië,
tuslchen den längs K a tw yk loopenden
R y n , de Noordzee en de van
tot Leyden naar Voorburg loopende
vliet bewoonden, en, als zynde dit land
kleyner van beftek, des ook niet Zoo
talryk dan de Batavieren waaren, dan,
mids z y de zelfde herkomft, taal,
hoofdzeden en belangen met hen g e meen
hadden , zich ook aanftonds in
de voorgeflaage verbindenis inlieten.
D it voorbeeld wierdt ook weynigen
tyd daarnaa door die Batavilche rege-
menten naagevolgd, welken nog onlangs
met zo o gro ote dapperheyd
voor Vitellius in Italië tegen Otho
gevochten hadden , en fcdert vandaar
naar Duytschland zynde gezonden,
thans te Ments in bezetting lagen.
D e k ry g aldus , bellooten z yn de,
beftonden de Kaninefaaten, mids
z y in den vreedestyd, geenen H o o g krygsgezaghebber
(4 ) hadden, eenen
CO Tacit. Hift. Lib. I V . cap. 14. Inftare dekStum,
quo hben a parentibui, fratres afratribus, velut fupre-
imm dividantur. Nunquam inagis affiictam rem Roma-
m m , nec aliud in bibernis quampmdam I f fenes. At-
tollerent tantum oculos I f inania legionum mmina ne pa-
■ vescerent. Esfe fibi robur peditim equitiimque, con/an-
guineos Germanos : Gallias idem cupientes : ne Romanis
fiidem ingratum id bellum, cujus ambiguam fortunam
Vefpafiano imputaturos; vlHorUe ratibnem nonreddi.
_ (2 ) Ibidemcap. i j . Magno cum asfenfu auditus, barbaro
ntu & patriis execrationibus univerfos adigit.
Misfi ad Caninefates , qui ccnfilia fociarent. Ea
gens partem infulæ c o lic , origine , lingua, virtute
par Lacavis : numero fuperantur. M o x occulte nuntjis
pellexii; Britannica auxilia, Batavorum coh orte
s , misfas in Germaniam, uc fupra rcttulimiis,
ac cum Magunciaci agentes. ^Zie hiervoor I I . Boek fol. 50.
Ccef. de bello Gall. Lib. V I . cap. 22. Quum
1 cívicas aut illacum d efendit, auc infere, M ag
i s t r a t u s , q u i El BELLO P Rx ES I NT, UC
vie® necisque habeant potestatem, d e l i g u n t u r .
I n p a c e n u l l u s , c o m m u n i s M a g i s t r a t
u s . Door deezen Magiftraat, wordt zekerlyk een
Krygsbeveibebber, die 't beleyd des Krygs hadt, en geene
Burgerlyke verftaan ; mids wy gezien bebben, dat die
volken en Graaven en Honderdmannen in vreedestyden
badden.
A L O U D E H O L L A N D S C H E H I S T O R I .
nen ( I ) Brinio, zoo om zynen hoogen
a fk om ll, als om dat h y een jonge-
ling van overdaadige ftoutheyd was,
tot die hooge waardigheyd te v e rh e f
fe n , te meet mids z yn vader Zeer
veele vyandlykheden tegen de R o meynen
niet alleen beftaan, maar ook
met den dwaazen zeetog t van Caligula
, en dat z e lf, g e lyk w y (2 ) g e zien
hebben, zonder deswege g e ftraft
te worden, openlyk den ipot
gedreeven hadt. Dierhalve deeze (3)
overgeerfde haat tegen deRomeyn en
hen behaagende, wierdt h y , vo lgens
het g ew oon lyke g eb ru y k , op
een fchild ge fte ld , en dus op de fchou-
ders, zoo tot teken Zyner verhefEnge,
rond ge to rst, als op dat de benden
weeten zo u d en , wien z y als gehooren
Hooggezaghebber in den voorhanden
zynden k ry g te gehoorzaamen
hadden.
Voorts hebbende de over den door
L e yd en loopenden R yn woonende
Vriezen ( 4 ) te zynen onderftand
ontbooden , heeft Brinio met hunne
hulpe te fcheep längs de Noordzee
in de K a twyk e r waard twee naast
ge lege Winterlegeringen der R o meynen,
w e lk en , volgens het g e v o e len
van den oudften Rymchronyk-
fchryver onzes lands, Brit-en Room-
Erat in Cani-
( 1 ) Tacit. Hift. Lib. I V . cap. i j . Era
netacibus, ftolidce audaciæ Brinio clavicai
^........... acicate natalium
infigni, pater ejus multa hostilia aufus, Cajanarum
expeditionum ludibrium impune fprcverac.
(2 ) Zìe hier voor I L Boek fol. 71.
(3 ) Tacit. Hift. Lib. I V . cap. 5 1. Igitur ipfo re-
bellis familiæ nomine pla cuit, impoficusque fcuto
more g en tis , & ffistinentium humeris vibracus, dux
deligitur.
(4 ) Ibidem cap. 15. Scatimque accicis Frifiis
(■ tvansrhenana gens e sc ) duarum Cohorcium hib
e rn a , proxima occu pa ta, Oceano irrumpit. N c c
prævideranc impetum hostium milites: nec fi præ-
vidisfent fatis virium ad arcendum erac.
( j ) K . Kolyn vs 93.
311 5pn ruben Uici* tc bovcu
1©»10 ccn abcl licl tc boucn
©cc/ iocs name bint it 30
5i»nt iji Ijctc ©jinio.
t©jc met 3Í11C licicggchacbcn
3n ben ©attctoutltcc itiarbe
(¡EUJC ©omcpneii blorisDufcu flccljte
101
burg ( ; ) zouden geweest z y n , Zeer
onvoorzlens aangetast en de eene naa
de andere te ligter overweldigd, ter
oorzaake der zelver bezettelingen
Zulks niet verwacht hadden, e n ,
zoo z y ’er van bewust geweest waaren
, door hunne zw akh e yd , raids
Vitellius te zynen onderftand tegen
Vespafianus de ervaarenfte ( 6 ) v o lken
uyt het land getrokken hadt, tegen
deeze woeste menigte niet beftandig
waaren. Vervolgens de twee
veroverde blokkuyzen, in w ier een de
Barden de leermeesters der Jeugd/y)
in het maaken en zingen der helden-
zangen waaren, zynde (8 ) geflecht,
wierden de daarin gevondene goederen
der Romeynen aan z yn e zeeg epraalende
benden ten proy g e g e e ven
, de door het land verfpreydde
Romeynfche Soetelaars en Koop luy-
den, vyandlyk overvallen, en voorts
gereedfchap gemaakt om ook de andere
fterkten in dien oord op g e ly k e
w y z e aan te tasten. Zulks de van
een geipreyde Romeynfche benden,
zich (mids haare zwakheyd)
buyten ftaat ziende, om die alien g e lyk
lyk te befchermen, de z e lv en , op
dat ’er de vyand geen voordeel u y t
zou trekken, zelfs aan ’ t vuur ten
beste, en zich nevens hunne Adelaars
©Die tupgOcn lo a n m it bcc^fcn.
(3Ti man luaanc b a t Dalien me t C3cn.
2 5 ?it- cn Kontonliuucijc 5eiuc3cn.
«©act t i 35avbcn g a tb cn tuarcn.
(6 ) Tacit. Hift. Lib. I V . cap. i j . Quippe viribus
cohoitium abdudis , Vitellius è proximis Nerviorum
Germanorumque p a g is , fegnem numerum armis
oneraverat.
( 7 ) Tacit de Morib. Germ. cap. 3. Primumque omnium
virorum fortium ituri in prælia canunt. Sunc
illis hæc quoque carmina, quorum relacu, quem
B a r d i t u m v o c a n t , accendunt ánimos.
Atbenæus Lib. V I . cap. 12. Apud fingulos priva*
t im , qui audire veline earumque cantionum B a r d
o s POET AS e s f e , laudes iliustrium hominum &
Patronorum cum cantu celebrantes.
(8) Tacit. Hift. Lib. I V . cap. 15. Capta igitur &
divepta cas tra, dein vagos & pacis modo effufos
lixas negotiacoresque Romanos invadunt. Simul ex-
cidiis castellorum imminebanc, quæ a proefedis
cohortium incenfa fo n t, quja defendi nequibant.
Cc
1 '■
» , ?
f Ih.« v :
' 'N
( ;
Î ‘l td
i . d . ;1 i - i j
1, . l i 'u
^ I l
J '
ll'r I
S'» I Pi
I
2 » ' : ; » w .
t , =*■ :<i!l
‘t ;
» T G . t t f "
M S
■It
D