IÍD1
illü f ' î
7 6
desonaangezlen wederom overge-
zwommen en verfcheyde andere
benden hoogerop längs eene brug
ook over den Teems geraakt waaren,
hebben z y den vyand van alle kanten
omringd, en dus voor de derde maal,
eene zeer zwaare nederlaag toegebragt.
Invoege Claudius ( i ) peribonlyk
daarop in ’t eyland kwam,
de hiervoorgemelde hoofdftad van
Cinobellinus, naa het nogmaals op
de vlugt dryven der Britten innam,
en , zynde binnen (2 ) zes maanden
te Rome weder gekeerd, over het
voor een gedeelte ten onderbrengen
van Britannie heeft gezegepraaid,
v a n ’t welke de gedachtenis op deezen
(3) penning bewaard wordt.
. De Voorzyde, beflempeld met zyn gelaurierd kopftuk, voert in den rand deezen
tytel; ■
T I e e b h i s C L A U D i d s C A E S A R A U G u s t u s , P o n t i p e x Ma x imu s ,
T R i b u n i t i æ P o t e s t a t i s V I , I M P e r a t o r XI.
T I B E R I U S CL A UD I U S C Æ S A R A U G U S T U S , O P P E R P R I E S T
E R , G EME E N SMA N TER Z E SDE, E N HOOGGE Z AG -
HE B B E R T ER E L F D E M A A L E .
Tusfchen twee zeegeftandaards is de Keyzer op een paard zittende op de bovenvlakts
van eene praalboog verbeeld, wier lyst tot opfchriftvoert;
D E B R I T A N N i s .
V A N D E B R I T T E N .
D e aldus uyt Britanfiie te rug ge-
■— keerde Claudius, federt verftaande,
hoe de over den R y n woonende
Chauchen, als zynde in hun land zonder
twist en verheugd over de dood
van (4 ) Sanquinius Maximus, welke
als zynde een man van Raadsheer-
lyken rang en des het bevel tot nogtoe
in Nederland gevoerd hadt, die g e westen
o n d e r ’t beleyd ( y) van eenen
Gannascus, eertyds Zynde in
den dienst der Romeynen geweest
doch thans tot de Chauchen overge-
loopen en een Kaninefaat van g e boorte,
door het doen van veelvuldige
zeefchuymeryen quelden, zondt
dan
( 1 ) Dion. Hifi. Lib.LX.pag.6-j-j. Claudius accepto
•nuntio— ab urbe Osdam devedlus esc navigio , inde
Masfiliam reliquoque itinere parcim terra parcim mari
fa d o , ad Oceanum venie,cransmifitque in Britanniam &
ad copias ad Tamefin fe exfpeftances, perrexic. Quibus
ad fe rccepiis transgresfus fluvium, cum barbaris,
qui ad e ju s .adventum convenerant, fignis coUatis,
dimicavit, vidoriaque pocitus e sc, & Camulodunum
Cinobellini regiam ccpic.
(2 ) Ibidem pag. 677. Cæterum Britanniæ parce
alîqua fu bada , Romam rediit Claudius, C. Crispo
I I . T . Scacilrio, confulibus, fexto quam discesferat
menfe, fedecira tanmm Diebus in Britannia a d is :
triumphavitque.
M Adolf. Occon. Imp. R. Nimism. fol. 83.
(4 ) Tacit. Annal. V I . cap. 4, Sanquinius Maximus
è Confularibus.
( 5 ) Tacit, annal. X L cap. 18. Per idem tempus
Chauci nulla disfcnfionc d omi, & morte Sanquinii •
a lacres, dum Corbulo adventac, inferiorem G e rmaniam
incurfavere ; duce Gannafco, qui natione
Caninefas, auxiliai-is & diu mevitus, pose transfuga,
levibus navigiis prædabundus. Gallorum maxime orara
vastabat, non ignarus dites & imbelles esfe.
dan Domitius C o rb u lo , beroemd
om z yn e ongemeene vaardigheyd,
tot het beteugelen dier afgevallene
gebuurvolken , in het zevenen-
veertigfte jaar naa des Heylands g e boorte
, derwaart; te meer mids deeze
tuslchen den R y n en de Z u yd er ze e
woonende Chauchen met hunne ligte
en ten ro o f uytgeruste fehuyten
de meefte kusten der Gallen , als
welken z y wisten ( i ) t’ ov er ryk en
op het water onftrydbaar te z y n ,
w y d en z y d ontrustten.
T o t het beteugelen dier zee-
fehuymeryen liet Corbulo op Z y ne
( 2 ) aankomst ftraks de drierie-
mige galeyen door de kil van den
R y n , en de rest der feheepen , naar
dat elks bequaamheyd zul cs toeliet,
door de wadden en de door Dru-
liis gemaakte gragten, uyt het eyland
der Batavieren tegen den vyand
voeren; wiens aangegreepenefehuy-
t e n , volgens de gewoonte (3) der
Duytlchers waarfchynlyk van uytgeholde
boomen gemaakt, h y eerlang
in den grond boorde , vervolgens
den overgeloopen Kaninefaat
Gannascus uyt de ze e d re e f, en
dus , tot geenen kleynen aanwas
zyne r glorie , de in dien oord ge-
ftoorde rust met eene ongemeene
vaardigheyd herftelde.
D it ’s m ins t, de Leg ioenknechten
, mids de langgenoote p a y s , noch
van wachthouden noch van arbey-
den weetende, en zich des flechts
met ftroopen gene e rend e , bragt hy
onder de oude ftrenge k ryg stu g t,
met bevel dat niemand zich van den
troep hadt a f te fcheyden, o f , buyten
zyn b e v e l, in eenig gevecht in
te laaten. Invoege men wil dat h y
eenen foldaat, om dat h y zonder ge-
w e c r , cenen anderen integendeel, om
dat die flechts met eenen dolk g e wapend
aan den Icgerwal arbeydde,
met de dood zoude geftraft hebben.
D o o r welke overgroote ( 4 ) ftreng-
h e yd , geen kleyn ontzag onder de
benden, en vrees b y de vyanden te
w e g e gebragt , en daardoor weer
niet min de krygsknecht in zynen
p lig t, dan de aangeboore forsheyd
der Duytfchers onder bedwang g e houden
wierdt.
D e naastgelegene Vriezen zelfs,.
welken h ie rv o o r , als ( j ) gemeld
i s , om ’ t ftreng invordefen der
k o eh u yd en , tegen de Romeynen
waaren opgeftaan, en door de opg
e vo lgd e nederlaag van de tegen
hen aangevoerde benden van A p ro nius
zieh eenen grooten ( 6 ) naam
b y alle de Duytfchers verworven
hadden, leyden thans z e l f (7 ) het
hoofd in den fc h o o t , in vo eg e z y
z ic h , naa ’ t overleveren der gevor-
derde
( 1 ) Plin. Lib. X X X I V cap. 17. Album inco-
quicur ærcis' opcribus, G'ülliarum in ven to, ica ut
v ix discenii posfic ab argento, eaque incoflilia v o cant.
Deinde & argentum incoquere fimili modo
.coe pere, equorum maxime ornamencis, jumentorura
jugis in Alexia oppido : reliqua gloria Bicuriguin
fuit. Coepere deinde & e s fcd a ,& v e h icu la , & petocia
exornare: limiiique modo ad aurea q u o q u e , non
modo argentea ftacicula inanisluxiiria pervenit: quæque
in fcyp his, cerni prodigium e ra t, hæc in vchi-
cLilis a tte r i, cultus vocatur.
(2 ) Tacit, annal. Lib. X I . cap. 18. A t Corbulo pro*
vinciara ingresfus, magna cum cura & mox gloria ,
cui principium ilia milicia fu ic , triremes alveo Rhe-
x ii, cæccras navium ut quæque habiles, pe i-æstua-
ria & fosflis adcgit. Lintribusque hostium depres-
fis & exturbaco Gaunasco ; ubi præfentia facis com-
pofita funt, LegioncS'operum & laboris isna ras ,
popLiIacionibus læcantes vetei'cm ad moreni red u xit;
nc quis agmine deccderec, nec pugnam, nifi jusfus
inirct. Scadones, V ig iliæ , diurna nofturnaque munia
in armis agicabantur. Feruncque miîitem, quia
vallum non accindtus, atque aliuin, quia pugione
tancum accinóliis fode rec, morte punicos.
(3 ) PUnii Hifi. Natural. Lib. X V I . cap. 40. Ger-
nianiæ prædones fingulis arboribus cavacis navigant,
quarum quædam &. triginta homines feruut.
(4 ) Tacit. annal. Lih. X I . cap. 19. Cæterum is terror
milites hostesque in diverfum aftecit; nos virtutem
auximus, barbari ferociam infringere.
(3 ) Zie biervoor fol. 6 2 , 63 en 64.
(6 ) Tac ii.an n al.L ib .lv. cap.-^4. Clarum inde inter
Germanos Frifium nomen.
( 7 ) Tacit. annal. Lib. XI. cap. 19. E t nacio Frifiorum
Îiost rebellionem, clade L . Apronii coeptam, infcn-
a auc male fida , dads obüdibus, confedic apud
agros a Corbulone defcriptos.
I ' 1'
P 'i ü
Ä j i Hil