ri li
eenen anderen naam bekend, Iedert
naar deeze Britten aldus Zal genaamd
zyn. H o e ’ t z y , men meent ook
dit geldftuk door den voorgemelden
Cinobellinus gemaakt te z y n , ’t
g e n e , by ’t afloopen v a n ’t zeewate
r, in de overblyfielen van het
Huys ( i ) te Britte Iedert gevonden
is, waartoe het v e rb ly f van deszelfs
daaromtrent met d ew oon gepiaatften
Z o o n Adminius kan aanleyding g e geeven
hebben.
. De eene zyde verbeeldt een paard met de letteren C U N O , Zynde de vier eerfte
van des Briticheh Konings naam
C U N O b e l l i n u s .
"Want dus wordt ook zyn naam altemets op andere geldftukken voluyt geleezen:
Zynde zeer aanmerkelyk dit geldftuk in \ midden een ronde opening te liebben, mids
ons de oude (2) hiftorien getuygen hoe de Britten de gewoonte hadden, van hun ring-
achtig geld aan fnoeren te rygen. Op de tegenzyde is een koorenair, zynde het zinnebeeid
van den overvloed des (3) gewests, gefteld, van het welke toen de ftad (4) Walden
de Koninglyke (5') hoofdplaats wa s, en waarom ook, als aldaar waarfchynlyk gemaakt
zynde, ter wederzyde van de koornair ftaat:
C A M U L 0 D Ü N Ü JL
S A F F R O N WA L O F N.
Caligula ( 6 ) was zoodaanig wegens
de onderwerping van C u n o b e l -
LiNus zoon verheugd, dat h y flraks
zeer hoogdraavende b riev en, even
als o f daar door het geheele eyland
van Brittannie hem was onderworpen
( 1 ) Oudaan Room, moogendh. pag. 163. ©icritatl
ik n u cm tlDcebc pcnmno bpDo ctt/gmonirm in
5 c UOUbnntgijcDcu ü an Ijct Huys ce Britten, al--
Ijicc op Ijct jU-nnbe bp tîa rü ip k / cn mp ban bcu
b inbcr/ ccnE c cm an / 3c(f bcb anb ig t.
(2 ) C<sf. de bello Gall. Lib. V. cap. 12. Utuncur auc
ÆR E 0 auc T A L E i s ferrcis ad cercum pondus cxa-
minacis pro nummo.
(3 ) Tb. Galæ Antonini iter Britan, pag. 113. His
adde licum loci adeo faliibrem esfe & amcenum , ut
nihil fupra facile v id ea s, unde & hic amomitatiprm
quam ujut conjulebatur a ducibns Romanis. Campi læ-
tjsfima fegete ubique-arridcnt, id eft quod Cunobc-
Jmi nummus per fpicam repræfencant, hic enim rc-
giam fuam habuic.
g eworden, aan den Romeynfchen
Raad fchreef, met naadruklyk bevel
aan de brengers, van met hunne
renzetels tot op de markt voor het
Raadhuys te ryden , en den hen
medegegeeven brief aan de Burge-
mees-
(■4) Ibidem, pag. i n , C a m u l o d u n o in miramis
Abbreviate C a m u . fiuvius oritu r, tic diximus, in
confiniis Esfexiaj cui nomen camus, c am Brican-
n is ; CoLLF.M five D u n um prfeterlabicur, cujus a
v ertice urbis Roman® reliquiai regias fedes, anuley-
END defpedlanc, fed ad primum ab hodierno oppido
Walden lapidem & occidentem verfus. A fiuvio isto
& Duno Camalodunum formarimc Romani.
(5) Dion. Casf. Hifi. Lib. L X . png. 676. C ama l
o d u n u m C y n o r e l l i n i regiam ccpit.
(6 ) Sueton. Hifi. Lib. IV . cap. '44. Quafi univerfa
tradita in fu la ,magnificas Romam Literas mificrmoni-
tis fpeculacoribus uc vehículo ad forum u,sque & curiam
pertcndercnt, nec nifi in tede Marcis ac frequence
Senatu Confulibus traderent.
füll!
meestercn niet eer over te leveren,
voor dat de Raad in den tempel van
.Mars en ten vollen getale zoude ver-
gaderd zyn.
Dit verricht en geene ftoffe o f liever
moed tot het aanvangen van eenen
k ry g tegen de Duytlchers hebbende
, heeft h y echfer eenige w e y -
nigen zyner Duy tfch e ( t ) lyftrauwanten
doen over den naastgelegen
R y n trekken, met bevel van zich aldaar
in de bosichen te verbergen.
W a a ro p , als men h em , naa ’ t g e houde
middagmaal, volgens den last,
dien h y te voore gegeeven hadt,
met eene gemaakte verbaasdheyd en
ongemeene beroerenis kwam bood-
fchappen, hoe de vyandlyke benden
, verftaa de hiervoor verftoo-
kene knechten , op de grenzen in
vollen aantogt waaren, h y is fchie-
ly k , verzeld van eenigen zyne r boe-
zemvrienden en voorts nog om-
heynd door een goed getal zyner
Ho fruy te rs, in den fchyn als om
den aangelanden vyand te bevechten,
n a a r ’t over den R y n gelege bosch
gerukt. Alwaar h y , om dit guygel-
' fpel z yn voile beflag te g e e v en , z yn e
togtgenooten beval eenige boomen
te k n o tte n , en die, op de w y z e van
eenen zeegeftandaard met h e lm ,
ichild, beukelaar, en verderekrygs-
wapenen te verfieren, om den G o den
tot een dankoffer, wegens de
aan hem verleende z e eg e , in den
fchyn toe te wyen. Vervolgens
onder ’ t bylichten van eene groote
menigte ( 2 ) van toortfen, o f om
dus den luyster van de gewaande zee-'
g e t e vergrooten, o f wel om dat h y
tot het vallen van den avond in het
toerusten van dit gewaand zeegete-
ken den tyd gefpild hadt, is hy eyndelyk
tot die genen , welken hem
op dien togt niet verzeld hadden,
wedergekeerd, wien hy diensvolgens
aan den eenen kant wegens hunne ai-
dus betoonde v reeze en blooheyd
beftrafi., even gelyk aan den ande-
ren kant z yn e togt-en krygsgenoo-
ten weer met eerkroonen, niet mia
nieuwerwets van naam dan maakfel,
befchonken heeft: want die waaren
door de verbeeldingen van Z o n ,
Mäan o f ander geftarnte onderfcheyden
, en door hem V e r s p - i e -
K R A N S E N genaamd, ter oorzaake
de begiftigden des vyands voorgemelde
aankomst Zoo wel en tyd ig
verfpied hadden.
G e ly k de R om e ynen , volgens hunne
g ew oon lyke ftaatkunde, beZorgd
waaren ora onder de overwonnene
o f met het ry k in verbond getreedene
volken ftraks zoohier (3) zoodaar
eenige fchooien op te rechten, in
welken de jeugd Zoo dier gewesten
als die door andere Synsbaar gemaakte
volken den Romeynen tot g y z e -
laars g egeeven waaren, in de Griek-
fthe en Latynfche taalen onderweezen
wierdt, op dat Zy dus haare aangeboore
barbaarsheyd afleggende aan
de befchaafdere zeden en gewoonten
der Romeynen zich zoude geweniS
lS S X S B X S S S S
(O Sm ou . Hift. L it . I V . mp. 4J. M o x defi-
Cíente belli maceria, paucos de custodia Germanos
trajici_ occulique trans Rhenum jusfit: ac fibi pose
prandium quam tumultuofisfime adesfe hoscem nun-
tiari. Quo fa ñ o proripuic fe cum amicis & parte
equicum Prætorianorum in proximam filvam: trun-
cacisquc arboribus, & in modum tropæorum ador-
Jiacis.
Ç2) Ibidem. Ad lumina reverfus corum quidem,
qui fecuci non esfenc, timidiratem & ignaviam
cornpuit: cornices autem & parcicipes v iao r iæ noy
o genere ac nomine coronarum d on a vit, quas -ffi's-
tinftas folis ac Lunce fidcmmque fpecie e x p l o r a t
o r i a s appellavic. !
C3) Vide Aufonimi de Profesforib. a pag. 14?. usa.
ad pag. 188.
Strabo Lib. I V fol. i8 i . Itaque urbs ea paulo
ante Barbaris lo co ludi liccrarii paccfafta.
Tacit. annal. L ib. I I I . cap. 43. Auguftodunum Capuc
gencis, armacis cohortibus Sacrovir occupaverac,
Nobilisfimam Galiiarum s u r o l f . m h e e r a l ì -
BUS ST U OI I S i n i OP ER A TAM &C, s
SII
mìa
K.