I ’ ' M ¡ i A i
il Hí i
lii'!:/ I
£1"
‘ l Jlü/M
: : ' üfcí!| "
lil»; rii
HlfníiÜ
‘ ih r i 'r i l
i: í'i
....
pKS'GriÉ iüi
¡ iliif í
waaren, zondt vericheydene
renbooden, tot het bekomen van
onderftand , naar Gallie , en ftelde
de bloem zyne r voetgasten onder ’t
beleyd van Dillius Vocula , Bevelhebber
van het achtiende L e g io en ,
met last van zich ten ifjoedigfte längs
den boord des Ryns ten onderftand
der belegerden in optogt te b egeeven.
H y z e l f bevreesd b le e f achter
, en dus blo'ot gefteld aan den las-
ter der op hem gebeete krygsknechten.
W e lk en des hem openlyk te
last le yd en , dat hy met voordagt de
Batavifche regementen uyt Ments hadt
laaten vertrekken , midsgaders den op-
fa n d van Civilis , en de hulp, die
hem door de Duytfchers verzorgd was,
door de vingers gezien. D a t Vespafianus
zaak nooit zoo zeer door de
openbaare hulpe van ( i ) Primus A n tonius
en Mucianus, dan die van Civilis
door zyne oogluykinge in vermoogen
gefierkt was. Voorwaar ! open-
baare vyandfchap en wapenen können
openlyk weerfaan worden, maar verraad
en fchelmery zyn gemeenlyk gehym,
en overzulks niet zoo ligt te ontduy-
ken. D u s , daar Civilis zich openlyk
aankant en legers te veld brengt, beveelt
Hordeonius flechts uyt zyn bed en kamer
’ t gene den vyand voordeeligst is. Be-
klaagenswaardig is ’ t voorwaar I zoo
veele gewapende heirkrachten der aller-
fe r k fle mannen, door de zwakheyd van
eenen afgeleefden , en ten g ra f neygenden
ouden man hefiierd te ivoi’den. Des
dat het best was, door ’t ombrengen des
verraders, htm geluk en hunne vroomheyd
van alle naaklap tc zuyveren.
Dus elkanderen (2 ) ophitiende ,
wierden z y ledert door de in ’ t leger
gebragte brieven van Vespafianus
nog meerder ontftooken. Zulks
Fla c cus, mids hy de zelven niet kon
verborgen houden , hen die openlyk
voorlas, en voorts de brengers der
zelven geboeid aan Vitellius zondt.
Hierdoor de gemoederen eenigzins
bedaard z y n d e , is men (3 ) te Bon ,
ahvaar ’ t eerfte Le g io en in bezetting
lag,eyndelyk aangeland. W ien s krygsknechten
nog meer op Hordeonius
gebeeten, des hem al den Ichuld hunner
geleede nederlaage te last leyden.
T V ant ’ t was op zyn bevel dat zy zieh
tegen de Batavieren tenfiry d gcfchaard
hadden, op hoope van door de Legioenen
van Ments te zullen gevolgt worden,
’ t TV a s ook door de zelfde verraadery
dat zy gefangen waaren, hy ’t niet opko-
men dier beloofde onderfandeti. Hiervan
wisten de andere heiren (4) niet, noch het
werdt den Keyzer geboodfihapt: onaangezien
ZOO fchielyke trouwloosheyd door
den toeloop zoo veeler JVingewesten,
niet min fehielyk ook hadt können gedempt
worden. Hordeonius, om zich
van dien opgelegden iaster te zu y v e ren
, deedt dan alle de aflchriften der
brieven, b y welken h y die van Gallie,
Britannie en Spanje, om onderftand
gebe-
( 1 ) T acit. Hifi. Lib. IV . cap. 24. Non Primi
Antonii neque Muciani ope Vespafianum magis adole-
'visfe. Aperta odia, armaque palam depelli, fraudem
I f dolum obscura eoque inevitabilia. Civilem fiare contra
, firuere aciem, Hordeonium è cubiculo I f leñulo ju-
lere quidquid hosti conducat. Tot armatas fortisfimorum
virorum manus unius fenis valetudine regi. Quin potius
interfeSto traditore fortunam virtutemque fuam nialo
omine exfqlverent.
(2 ) Ibidem. His inter fe vocibus inflinfbos fiamma-
vere infuper allatce a Vespafiano Lictcrte. Quas
F la c cu s, quia occukari nequihanc, pro conciono
xecitavic: V in d o sq iic , qui attulerant, ad Vitellium
mifit.
( 3 ) Ibidem cap. 25. Sic raitigatis animis, I
hiberna primæ legionis ventura. Infcnfior illic miles,
culpam cladis in Hordeonium vertebat: ejus jusfu
directam adverfus Batavos aciem, tamquam a Magun-
tiaco Legiones fequerentur, ejusdem proditione ccefos, nullis
fupervenientibus auxiliis.
(4 ) Ibidem. Ignota bæc cæteris exercitïbus, neque imperatori
fuo nuntiari : cum accurfu tot provinciarum ex-
fiingui repens perfidia poîueriî. Hordeonius exem-
plaria omnium liccerarum, quibus per Gallias Bri-
tanniamque & Hispanias auxilia orabat, exercicui
recicavit: infiituitque pesfimum facinus , ut epiftolæ
Aquiliferis_ legionum traderentur, à quis ante militi
quam ducibus legebantur. T um è leditiofis unum
vinciri ju b e t , magis ufurpandi ju r is , quam quia unius
culpa foret.
gebeden hadt, door de Arenddraa- _
gers der regernenten aan het heir
eensdeels v o o r le e z en , andersdeels
eenen der muytelingen in de boeijen
ftnyten, meer om z yn g e zag te
betoonen, dan wel dat het de ichuld
van eenen was. Dit verricht en
voort het heir van Bon naar K o len
gevoerd z yn d e , zag h y h e t zelve
door den toevloed der Gallifche
hulpbenden niet w e yn ig g efterkt,
mids die de Romeynfche zaak thans
te tyd nog manlyk ( i ) hielpen. Aan
den anderen kant, naarmaate de D u y tfchers
in magt toenamen, zoo vatte-
den ook veele fteden de wapenen
op tegen de R om e yn e n , Z o o uyt
hoope der V ry h e y d , o f ten minfte
(indien men ’t juk der dienstbaarheyd
niet kon aflchudden) uyt graag-
te om te heerichen. Ondertusfchen
groeide ook de gramichap der L e gioenknechten
, mids ’t boeijen van
eenen Soldaat geen ontzag genoeg
onder hen hadt te w e g e gebragt. T e
meer dewyl die z e l f de trouw des
Bevelhebbers nog meer verdacht
maakte, op een v o o rg e e v en , dat h y ,
als gediend hebbende voor hoode tusfchen
Civilis en Flaccus, thans, op dat hy
geene getuygenis der waarheyd ga f,
door eene hem te onrecbt aangetygde
misdaad onderdrukt wierdt. Hierop
beklimt (2 ) Vocula met eene onv’er-
wachte ftoutmoedigheyd, in der y l
I l t
de aanipreekzetels, en gebiedt den
aangegreepen en thans fchreuwen-
den Soldaat ter ftraffe te fleepen, ’t
g e n e , terw y l de quaaden vre ezen ,
door de besten wierdt uytgevoerd.
Daarnaa, als z y eenftemmiglyk V o cula
tot Bevelhebber vorderden, heeft
Flaccus hem het hoogbewind der zaaken
willig toegelaaten. Desonaan-
gezien wierden de tweedragdge g e moederen
door ’t gebrek aan foldy en
(3) koorn en dat die van Gallien de g e boode
volklichting en g ew o on lyk e
fchattinggeeving nu mede w e y g e r d
en , nog meer beroerd. Waarby
kwam, dat de R y n , door de ongemeene
droogte des jaars , naauwlyks
het vaaren van fcheepen duldde,
’t gene den toevoer fchaarfcher, ea
de wachtftanden veelvuldiger , om
den Duytichen het overkomen te
verhinderen, längs den oever maakt
e , waardoor vermindering van vrugten
veroorzaakt, en meerder v o lk s ,
’t gene haar v er tee rd e , vereyfcbt
wierdt. W e lk gebrek van water
de (4 ) onbedreeven voor een quaad
vooripook opnamen, als o fh en thans
zelfs de ftroomen, zynde de oude
grensvestingen des r y k s , b egav en;
’t gene in den vreede ’t geval o f de
natuur, en thans het modlot o f der
Goden gramfchap genoemA wierdt.
Immiddels het leger van Kolen te
Nuys zynde aangeland, wierdt dat door
het
( 1 ) Tacit. Hifi. Lib. I V . cap. 25. Motusque Benna
e xercicus, in Coloniam Agrippinenfem, affluen-
tibus auxiliis Gallorum, qui primo rem Romanam
enixe juvabant. M o x valesccncibus Germanis , ple-
ræque civitates adverfum nos arraatæ , fpe libercatis
; & , fi exuisfent fervitium cupidine imperi-
tandi. Gliscebat iracundia legionum, nec terrorem
unius miiitis vincula indidcranc. Quin idem ille ar-
guebat ukro conjcientiam ducis: tamquam nuntius inter
Civilem Flaccumque, falfo crimine, tefiis veri oppri-
neretur.
(2 ) Ibidem. Confcendit tribunal Vo cula , mira
con ftantia, prehenfumque militem ac vociferantem
duci ad fupplicium jusfit. E t dum mali p a v e n t, op-
timus quisquc jusfis paruere. Exin , confenfu , ducem
Vocuiam poscentibus, Flaccus fummam rerum ci
periniflt.
(3 ) Ibidem, cap. 26. Sed difcordes ánimos multa
efferabant, inopia fiipendii frumentique, & fimul
deleftum tributaque Galliæ afpernames: RhenuS",
incognita illi cælo ficcitate , v ix navium pa tiens,
arci commeacus : difpoficæ per oranem ripam ñatio-
n e s , quæ Germanos vado arcerent : eademque de
causfa minus frugum, 6c plures qui confumerent..,
(4 ) Ibidem. Apud imperitos prodigii loco accipie-
batur ipfa aquarum penuria, tamquam nos amnes
queque , & vecera imperii munimenca, defererenc.
Ouod in p a c e ,/ o r x , feu natura, tune fatum &. ira
JD'gj vocabacur. Ingresfis Novefium, tertiadeciraa legio
conjungitur. Addicus Voculæ in partem cura-
rum, Herennius Gallus, Icgatus; nec aufi ad hostem
porgere, lo c o , Gelduba nomen e ft , castra .fecere.
Ibi ftruenda a c ie , muniendo vallandoque, &
ceteris belli mcditaiucntis militem firmabauc.
E e 2
» ' tí.
. 1 , 1
| | f|
WÏ <■' ' i.i