volken door de wapenen te d\v ingen,
andersdeels wat vrugten h y , b y ’ t
aangaan dier verbintenisle, i n ’t uytvoeren
zyner hooge voorneemens in
’ t v ervolg zoude können trekken ,
hen dierhalve, naar de aloude ( i )
w y z e van verbond maaken, onder
handtasting, mids de Batavieren in
dien tyd noch (2 ) leezen noch
ichryven konden, door de tusichen-
komfte van (3) eenen Kattenwald,
welke het grootfte gedeelte van het
land tusfchen ( 4 ) den R yn ( j ) en
de Maas, als Kon ing beheerschte,
niet alleen den verzogten vreede gun-
de; maar ontheffende van alle ichot-
en (6 ) lotbetaalingen tot Bondge-
nooten en Vrienden des Roineyn-
ichen Volks aannam: onder voor-
waarden echter dat z y weer van hunnen
kant, met hunne onverwlnnely-
ke benden en ( 7 ) wapenen het zelve
altyd getrouwlyk zouden ten dienst
ftaan, e n , tot naakominge dier aan-
gegaane verbintenisle, de gevorder-
de (8 ) pandsluyden overleveren. Dit
;elchiedde; en heeft men federt de
iatavilche hulpbenden in de verafgelegenfte
landen en hachlykfte g ev ech -
ten voor den Romeynlchen Staat, naa
des zelfs gebied aldus tot den (9 )
Oceaan was u yg eb re yd, met g e en e
mindere dapperheyd dan trouwe de
wapenen zien omvoeren.
En zekerlyk deeze Batavifche hulpbenden
behaalden ftraks (10 ) eene ongemeene
glori in den overzeefchen
togt naar Britannie, welken Ca;iar nog
in ( t i ) dit zelve jaar des gemaakten
verbonds derwaart ondernam; want
h y bragt met hulpe der zelven niet
alleende tegen hem op het (12) ftrand
geichaarde Britten, welken hem ge-
wapender hand het landen poogden
te beletten, eyndelyk op de v u g t ;
maar in het volgende jaar, die to g t
hervat z y n d e , de weer tegen hem
in de wapenen (13) gerukte inwoon-
ders e en-en andermaal (14) g eene — ■
kleyne neerlaag toe.
Aldus op zo o vaardlge w y z e een
groot gedeelte des eylands a an ’t R o meynfche
ryk lynsbaar gemaakt en
de noodig geachte (15) pandsluyden
van de o n d e r ’ t juk gebragte Britten
gevorderd hebbende, keerde Ccefir,
mids
( 1 ) Tacit. Annal. Lib. X U . cap. 47. Mos eft
regibus, quotiens in fociecatem c o e an t, implicare
dextras.
( 2 ) Tacit, de morib. Germ. cap. 19. Liccerarum fe*
creta viri pariter ac feminie ignorant.
( 3 ) K. Koljn vs 64.
K A T E N W A L D ù i im tte it epftc
© mtS omcn ‘© in is (* )cir (lE IStepfec (*)Ju-
Jlinecfttc ùa in gij obcr lanbeii lius.
0.1ÙCII ’ ev toe tie ijmi&en
2^00 a l s ’t lancij gcbieticu to am i
gioitOct; ft f jt t o f lo t tc gaten.
^ a g geen auitet lan b m o g t bcu tc ii
J©ant 31 Broeders Ijxcteu ftcijceil.
(4 ) Caf. de bells Gall. Lib. V I . cap. 30. C a t i -
v u L c u s re x dimidi$ partis Eburonum.
( 5 ) Ibidem Lib. V . cap. 24. In Eburones , quorum
pars maxima est inter Mofam & Rhenum, qui
fub Imperio Ambiorigis 6: C a t i v u l c i e ra n t,
mifit.
( d ) Tacit, de morib. Germ. cap. 29. Manet honos
dc anciqute Societatis infigne. Nam nec tributis
concemnuntur , nec publicanus atterit. Exempti
oneribus & coUacionibus, & tantum in ufum prselio-
rum fepofiti.
' ( 7 ) Tacit. Hift. Lib. I V . cap. 12. Viro3 tantum
armaque imperio ministrane.
(8 ) Cæf. de bello Gali. Lib. IV . cap. 18. Quibus
pac em atquc amici t iam pccencibi is, l iberai i terrespon-
di t , o B S i D E s q u e ad fé adduci jubec.
(9 ) Dio«. Hift. Lib. X L IV . pag. 263. Germaniam
ad Oceanum usque Septencrionalem fubegisfct.
( 10 ) Tacit. Hift. Lib. IV . cap. 12. M o x aufla per
Bricanniara gloria , cran.smisfis illue cohortibus.
( i i ) Caf. debello Gali. Lib. I V . cap. 23. His constì-
tucis rebus naflus idoneam ad navigancium tempesta-
tem tertia fere vigilia fo lvic, equicesque in uicerio-
rem porcum progredì, & naves conlcendere ac fc
fequi jusfit.
( 12 ) Ibidem cap. 26. N o flr ì, fimul atque in arido
confticerunt, fuis omnibus con fecutis, in hoftcs impetum
fe c eru n t, atque eos in fugam dederunt.
( 13 ) Cafarde bello GaU. Lib. V . cap. 9. At milites
Legionis V I I . tescudine fadba , & aggere ad muni-
tiones adjeélo , locuin ceperunc, eosque ex filvis
expulerunt, paucis vuineribus acceptis.
( 14 ) Ibidem cap. 17. Noilri acricer in eos impctu
f a d o , repulerunc; neque finem infequendi fecerunt.
( 1 5 ) Ibidem cap. 22. Cæfa r, quum ftatuisfet hie-
mcm in continente propter repentinos Gàlliæ motus
a g e re , neque multum æstacis fuperesfet, atque id
facile extrahi posfe intelligeret, obfides imperac: S:
quid in annos fingulos veftigalis populo Romana
Bi'itannia pcRderet, constituit.