; H illi »
1
1 3
Ili i iis i
Lì ;}
lè!"
SII I, I iL
Ib'l
Lupercus, en Numifius R u fu s , die
over de twee te Zanten gelegerde
Legioenen het bevel voerden, hunne
legerftee ( i ) met nieuwe vesting-
werken te verfterken , midsgaders
alle de daar buyten ftaande h u y z en ,
welken , mids de langduurige vreede
, by w y z e van eene voorftad ,
ten gebruyk der kooplieden gebouwd
waaren , zonder onderfcheyd, a f te
b reeken, om den vyand , zo o die
hen wilde aantasten , van de zelven
het gebruyk te beneemen. D e daarin
gevondene eetwaaren wierden ,
hoewel tot groot achterdeel , zoo
als in ’t vervolg bleek, den benden
ten prooi g e g e e v en , welken , zoo z y
op eene behoorlyke w y z e binnen de
legerftee gebragt waaren , hen , in
den n o od , voor eenen langen t y d ,
zouden te ftade gekomen hebben.
Civilis vervo lg ens, z ich , en z yn e
eyg ene benden , i n ’t midden v an ’ t
byeengerukte leger gefteld hebbende
, trok dan ten beleg der twee
verichanste Leg ioenen , doende ,
om de Romeynen te verbaazen, de
wederzydiche oevers (2 ) des Ryn s
door de Duytfche hulpbenden be-
flaan, terwyl Zyne ruytery het platte
land afliep, en z yn e vloot den
ftroom bezet hieldt. Dus zag men
aan de eene zyde de veldtekens der
nu zoolang in de Romeynfche legers
gediend hebbende Batavieren
brallen, even g e ly k aan de andere
zyd e die der D u y tfch e r s , welken
uyt hunne heylige bosichen zynde
g e lig t, de afbeeldielen van v er icheydene
dicren, n a a ’ t verfcbil der ondericheydene
volken , voerden.
Zoodaanig krygsvertoog kon den
Romeynen niet dan verfchriklyk
voorkomen, mids z y eene befchan-
f in g , die voor twaalfduyzend man
gemaakt w a s , thans flechts met v y f .
duyzend moesten befchermen; beftaande
het overige flechts uyt eenen
woeften en ongeoffenden hoop ,
w e lk e , by ’ t aanvangen des k ry g s ,
derwaart geweeken w a s , doch echter
in ’t v e r v o lg , den Romeynen door
de gedaane handryking, ftaande het
opvolgende beleg des verfchanften
(3) lege rs, niet w e yn ig te ftade kwam.
Dit was eensdeels op eene afdaalende
h o o g te , andersdeels in eene viak-
t e , door Augustus, ten tyd e des vree-
des, met geen ander oogmerk g e bouwd
, dan om de Duytfchers te
beteugelen , en geenszins om zich
daarin belegerd z y n d e , ’t gene h y
nooit gedacht hadt, te befchermen:
Zulks men, Zonder dat met veelvuldige
werken te verfterken, eene ligte
krygsmagt alleen bequaam ooT--
deelde , zo o om dat bezet als de
Duytlchers in ontzag te houden.
D e Batavieren ( 4 ) en O ve r ryn-
fclie Duytfclicrs beftonden, dan längs
: ( i ) Tacit. Hijl. L ib . IV . cap.22. Advcrfus has belli
concurrentis minas legati Legionum Mumius Luper*
cus,& Numifius Rufus vallum murosque firmaban:. Sub-
verfa longæ pacis opera, haud procul cascris m modum
muoicipii ex ftru fta , ne hoscibus ufui forent. Sed
parum proyifum, uc copiæ in castra conveherentur,
r a p i permis.êre. Jca paucis diebus per liccnciam ab-
fumpca fu n t, quæ adverfus necesiitates in longum
fuffccisfenc.
( 2 ) Ibidem. Civilis medium agmen cum robore
Bacavorum obtinens utramque Rheni r ip am , quo
truculentior vifu fo r e t , Germanorum caccrvis complet
asfuicanre per campos equite. Simul naves in
adverfum amnem agcbantur. Hinc Veccranorum C o hortium
figna, inde depromptæ filvis lucisque fera-
nira imagines , uc cuique genti inirc prcclium
mos e s t, mixta belli civilis excernique fticic obfia-
Eefeceranc obfe s fos , & fpem oppugnancium auge-
at amplicudo valli, quod duabus Legionibus f i tu in ,.
v ix quinqué millia armatorum Romanorum tucban-
tur.
(3 ) Ibidem. Sed lixarum mukitudo turbata pace
illuc congregata & belio ministra aderat. Pars cas-
Cforum in collem lenitcr asfurgens, pars æquo adi-
batur. Quippe illis hibernis obfideri prcmiquc Ger-
man-ias Augustus credidcrat, ncque unquam id ma-
lorum ut oppugnacum ulcro legiones nostras vcni-
rcnc. Inde non loco neque munimcntis labor addi-
tu s ;v is & arma fatis placebanc.
(4 ) Ibidem, cap. 23. Bacavi Transrhcnaniquc, quo
difcreta vircus manifescius rpeflarcciir, fibi quæque
gojis confiscunt, eminus lacesfemes.
twee onderfeheydene oorden het aldus
befchanfte Ieger ondcrfcheydc-
lyk aan te tasten, op dat het heldhaf-
tig gedrag envan den eenen en den
anderen des te meer bekend wierdt, en
dat dus onderling aan elkander tot een
jrikkel der dapperheyd zoude ftrek-
cen. Naa dan de pylen en werpfchich-
ten jw e lin zeer groot g e ta l, doch met
k le yn voordeel tegen de belegerden
verfchooten en uytgeworpen waaren,
mids die alom ( I ) vrugteloos in de
toorens en borstweeringen bleeven
hangen, en z y zich integendeel door
de. uytgeworpene fteenen der bezit-
telingen o p ’ t vinnigft voelden getroffen,
beftonden de belegeraars, Zonder
langer te to e v en , onder’t maaken van
een y ily k ge fch reuw , längs alle kanten
, hier met ladders, daar over de
fchilden,die hunne ipitsbroeders als eene
brug boven hunne hoofden in een
geflooten hielden, van alle kanten den
w a l, met die ftou th eyd , te beklira-
men , dat z e l f eenigen des zelfs-
kruyn wonnen : doch die wierden
door de Romeynen met het gew e e r
in de hand van bovenneer gefmee-
t e n , en voorts met javelynen en
werpfpeeren in zeer groot getal van
’ t leeven beroofd. Desonaangezlen,
mids z y moedig op de voorheen behaalde
overwinningen, op hoop des
buyts thans geen gevaar te groot
achtten, beftonden z y zelfs de ftormgevaarten
, die z y op de Romeynen
( 1 ) Tacit. Hift. U b . IV . cap. 23. Post ubi plora-
que telorum curvibus pinnisquc moeniuin irrita hæ-
rcbant & defuper faxis vulnerabancur; clamore atquc
Ímpetu invafeve vallum , appofitis picvique
fcalis, alii per testudincm fuorum fcandcbantque
jam quidam, cum gladiis & armorum incusfu pvoe-
c ip ita t i, fudibus & pil’s obruiintur, præferoces initio
, & rebus fccundis nimii : fed tum prædæ cupidi-
ne adverfa quoque rolevabant.
(2 ) Ibidem. Machinas eciam infolitum fib i, aulì.
N c c alia ipfis folevcia profugæ captivique docebant
ftrucrc materias in modum pontis, mox fubjcftis
rocis propellere: ut alii fuperftantes, tamquam ex
aggere præliareiitur. Pars incus occulti muros obruc-
rem. Sed cxcusfa baliscis faxa ftraverc informe opus.
v e ro v e rd , en van welken hen de
overloopers cn gevangen het g e bruyk
geweezen hadden, op w id en
tegen den wal aanvoerende, dien
van boven als van eenen dyk te bevechten
en van o n d e r , dus g e dekt,
des zelfs muur te verbreeken.
Maar deeze uyt onkunde niet wel
behandelde (2 ) gevaarten deeden die
van binnen door ’t geweld der uyt
de flingers geworpe Zwaarwigtige
fteenen eerlang inftorten, even g e ly
k ook de aangevoerde blinden, die,
hoewel van dun reys g e v lo g te n ,
echter den aanvalleren tot een borst-
weer dienden, door de tegen de zelven
uytgefchootene konstvuuren tot gce-
ne kleyne belcmmering der aanvalleren
verteeren. D e ftorm aldus mis-
lukt zynde wierdt in den krygsraad
b e llo o te n ’t befchanfte leger door de
uythongeringe te dwing en, zo o om
dat de levensvoorraad binnen’t zelve
fchaars, en het getal der onnutte monden
in tegendeel groot was, als om
dat z y het befteeken van het een o f
ander verraad, mids de veelheyd van
de daarbinnen zynde (3 ) flaaven, te
gemoet zag en , als welken in den hon-
gersnood zeer ligt Zyn om te koo-
3en , behalven n o g andere onver-
roopte toevallen , w e lk en , vooral
ftaande eene langduurige belegerin g,
zich veeltyds van zelfs aanbiedcn.
Flaccus Hordeonius verftaande hoe
de (.4) Romeynen te Zanten belegerd
Ec crates vincasque parantibus adaftæ cormends ardentes
haftæ, ulCToque ipfi oppugnacores ignibus pe-
cebantur: Donec dcfperaca v i , vcrterenc confilium
ad m o ras , haud ignari paucorum dicruin inesfe
alimenta, & muicum imbellis turbæ.
( 3 ) Ibidem. Simul c x inopia prodicio, & fluxa fer-
vidorum fide s, ac fortuita belli fperabantur.
(4 ) Ibidem, cap. 24. Flaccus imerim cognito cas-
crorum obfidio & misfis per Gallias qui auxilia con-
cirenc, Icftos è legionibus Dillio Voculæ duodevi-
cefimcB Legionis L e gato tradic, ut quara maximis
per ripam itineribus celeraret. Ipfe pavidus torpere,
invifus militibus. Neque enim ambigue fremebant:
emisfas a Maguntiaco Batavorum cohortes, disjtmulates
Civili conatus, acciri in focietatem Gemnanos.
Ee
f ili '