11 ti»!
1 !i:ií F
'52
a n te Noia voorviel. W ien s g c - ning, wegens z y n e vergodinge g e dachtenis
men op deezen ( i ) pen- maakt, bewaard vindt.
Het kopltuk van den vergoden Keyzer, en daarom met een ftraalkroon verfierd, is
O p de voorzyde omringd door dit randfclirift;
D I V Ö A U G U S T O.
■ A A N D E N V E R G O D E N A U G U S T U S .
Op de tegenzyde is een Arend met iiytgefpreyde vleugelen verbeeld, welken men
voorgaf de ziel des Vergoden (a ) Keyzers naar *t gekernte te voeren. Het byfchrift is :
C O N S E C R A T I O .
V E R G O D I N G.
Niet zoodra was de hiervoor eenen
andermaal gemelde Tiberius, naa
het overlyden van Zynen Stiefvader
Augustus, die hem ftaande z yn lee-
; ven door ( 3 ) verzooning zynen huy-
z e n o g hadt ingelyfd , in het doof
hem afgeleyde h o ogge zag des Ro -
meynfchen ryks o p g evo lgd , o f h y
verftaande hoe de benden ( 4 ) in
Pannonie wegens z y n e opvolging
oproerig geworden waa ren, zondt
15. zynen lyflyken en nog zeer jongen
zoon Drulus. onder opzigt van Æ -
lius Sejanus derwaart. W e lk e thans
in zeer g ro ot aanzien b y Tiberius,
en overfte der Vorstlyke Ly ffch ut-
benden w a s , en onder wiens beleyd
des ook een groot gedeelte der ze lven
even g e y k ook n o g het puyk
der thans weer in hunnen Dienft her-
ftelde Batavifche (y ) en andere D u y tfche
Hofruyters tot te beter hoede
van ’ s K e y z e r s zo on dien togt ver-
zelde. Hier aangeland gelukte het
Drufus de v ry gevaarlyke geworde
muytery in dien oord niet alleen te
dempen, maar is der zaaken meester,
en de hoofd aanleggers in des bevelhebbers
v e rb ly f geltraft z y n d e , door
(6) den hem toegevoegde Batavifche
( 1 ) Adr. Occon. Imp. R . num. fol. 44.
(2 ) Herodiani Hift. Lib. I V . cap. 89. M o x ab extremo
minimoque tabernáculo, tamquam è fastigio
quodam, fimul cum fubjeéto igni afcenfura in æche-
rem Aquila dimittitur : quæ in ccelum creditur ipfara
jjrincipis animam deferre. A c j'am e x ilio una cuín
ceteris numinibus Imperator colitur.
( 3 ) Sueton. Hift. Lib_. I I I . cap. 15. Cajo & Lucio
mera trienmura d e fu n ftis , a d o p t a t u r a b A u g
u s t o .
(4 ) Tacit, annal. Lib. I . cap. 24. Hæc audita,
quamquam abftrufum & triftisfima quæque maxime
accultancem Tiberium perpulere, uc Drufum filium
cum primoribus civitacis duabusque præcoriis cohor-
cibus mitreret, nullis fatis certis inandatls e x re con-
fiilcurum, & cohortes delefto milice fupra foliciim firmatæ
, additur magna pars prætoriani equitis & r o -
B0RA( 5) g e r m a n o r u m ,q u i tumcuftodes Impe-
ratori aderant: fimul Præcorii præfedus Ælius .Sejanu
s, collega Scraboni patri fuo d a ta s , magna apud
Tiberium audtoritate, reftor Juveni, & cæteris peri-
ciilorum proemiorumque ostencacor.
( j ) Ibidem. Lib. I V . cap. 22. Cum r o b o r e B a t
a v o r u m .
(6 ) Ibidem. Lib. I . cap. 29. Vo ca tos Vibulc-
num_ & Pcrcennium interfici jubet. Tradunc pleri-
que intra cafacrnaculum Ducis obru tos, alii corpora
extra vallum abjeóla ostentili; t u m u t q u i s q u e
PRÆCI P U U S T U R B A T O R C O N Q U I S I T I , ET
PARS EX TR A C ASTR A B A L A N T E S a CCnCurioili-
bus , & P RÆT ü R I A N O R UM C OI IOR TI U M M 1-
L IT J B ü S C Æ S I.
en verdere Duytlche lyfknechten ,
voorts nog een groot gedeelte van
die genen , welken daaraan mede-
pligtig en thans uyt vreeze buyten
de legerfteê geweeken waaren , achterhaald
en van ’ t leeven beroofd.
In den zelfden tyd en ( i ) om de
zelfde oorzaak is’er een g e lyk ja nog
zwaarer oproer , mids haare talrykh
e yd , onder de benden, aan wie de
wacht zo o längs den boven- (2 ) als
den benedenrynsoever in Duytschland
was aanbevoolen, ontftaan, doch
die eyndelyk door de onvermoeide
v ly t van Germanicus ( 3 ) Cæfar, Z o o n
van Claudius Druftis, dien w y g e meld
hebben dat door ’t breeken
zyns beens in Duytschland geftorven
was, insgelyks geftist, en de k ry g s magt
in dien oord door hem onder
den eed zyns Ooms gebragt is.
D it v e r r ich t, en te Zante op
de grenzen der Batavieren geko-
men z y n d e , Zondt h y Cæcina met
veertig ( 4 ) Romeynfche benden naar
den E em s , en is , terwyl de Bevelhebber
Pedo met de ruytery längs de
grenzen der Vriezen mede derwaart
to o g ,n e v en s vier legioenen tefcheep
längs deszelfs meeren ook aldaar in
perlcion Z e lf aangeland ; vervolgens
ter plaatfe zynde gekomen, alwaar
het leger (5 ) van Varus eertyds verflaagen
was, heeft h y de zoohier zoodaar
nog längs ’t veld en de bosichen
verftrooid leggende beenderen der
gefheuvelden met eerbied doen (6 )
vergaderen, en die voorts zonder on-
derfcheyd eene e erlyke begraavenis
v e r fch a ft ,ja h y was z e l f by dit voorval
de eerfte welke de zo o d en , tot het
ftichten van den lykh eu v el, met e y gene
handen aanbragt.
Sedert w ie rd en , wel de D u y t fchers
onder (7 ) Arminius door hem
aangetast, dan dat gevecht door
een (8 ) g e lyk voordeel geeyndig
z yn d e , liep het daarop terugkeerende
leger der Romeynen zoo te land als
te water voorts nog geen kleyn g e vaar
: want als Germanicus zich
met ( 9 ) z yn e fcheepen , en inge-
fcheepte legioenen van de Eems w eer
in z e e en de ruytery zich längs de
Vriefche ftranden naar den R y n in
optogt begeeven hadt, overviel hen
in de naditseveninge des herfsts een
Z O O geweldige ftorm uyt den Noorden
, dat de op z e e zynde fcheepen
door den zelven eensdeels vreeslyk
g e z o ld , andersdeels de ftranden en
velden w y d en z y d door ’t aange-
dreeve zeewater overftroomd, en
dus de twee daar längs ftrekkende legioenen
in ’t uyterfte gevaar gebragt
wierden, mids veelen door ,’ t ftaan
der golven o f de onbekende diepten
körnende teftruykelen, nevens de jukbees
ISä
f l ) Tacit. Annal. Lib. I . cap. 30. lisdcm ferme
d iebu s , iisdem caufis Gcrmanicie legiones türba-
c a j, quanto plures, tanto violentius.
(2 ) Ibidem. Duo apud ripara Rheni exercitus
c rant, cui nomen fuperiori fula C . Silio leg a to , inferiorem
A. C e c in a curabat.
(3) Ibidem, cap. 33. Ipfe CGermanicus) D ru fo ,
fratre T ibe rii genitus A llu lla ; Nepos.
(4 ) Ibidem, cap. 60. Ciccinam cum quadraginta
cohortibus Romanis diftrahendo hosti per Bruóle-
ros ad fluraen Amifiam mittit. Eqiiitera Pedo prsE-
fedlus finibus Frifiorum d u c it, ipfe impofitas navibus
quatuor legiones per lacus v e x it ; fimulque
pedes, cqu e s, claifis apud pnEdidum aranem con-
venerc.
( 5 ) Ibidem. Dudtum inde agmen ad últimos Bruc-
terorum , quantumque Amifiam & Luppiam arañes
inter vastatiim; haud procul Teucoburgienfi fa itu .
in quo rcliquiæ Vari Legionuraque infepultæ, dice-
bantur.
(6 ) Ibidem, cap. 62. Igitur Romanus qui aderat .
exercitus fextum pose cladis annum , trium legionum
offa, nullo nofcente, alienas reliquias, an fuorum
humo te ge ret, omnes ut conjundtos, ut con-
fanguineos, audta in hostem ira , moesti fimul & in-
fenfi condebant. Primum cxtruendo tumulo cespi-
cem Cæfar pofuit.
( 7 ) Ibidem, cap. 63. Sed Germanicus cedentem
avia Arminium lecu tu s , ubi primum copia fu it , eve-
hi equites, campumque, quem hostis infederar, eri-
pi jubet.
(8 ) Ibidem. Inde hostibus te rro r, fiducia m iliti:
& MAN IB US ÆQ UI S ABSCES SUM.
(9 ) Ibidem. M o x redufto ad Amifiam exercitu
Legiones c laffe, u tad v e x e ra t, rep ortâ t: pars equitum
littore O c ean i, potere Rhenum jusfa.
o
fri' ..I' , im iV:'-"»'" : 1-Lji
\p l'TI