n f i ï Î ! .
Hfl !!
, ül|!
flfeülï
90 G E R A R D V A N L O O N S
thans genaamde ( i ) Bisdom Lan-
gres) (2 ) be re ykt, en des aile land-
ichappen, als weetende van hoe groot
een g e vo lg het waar, voor wiens belangen
z y zich verklaarden, niet zonder
rede op het gedrag dier geduch-
te benden de oogen gevestigd. W e l ken
verftaande hoe de in Nederland
ge zag voerende Vitellius door de aldaar
onder z yn bevel ftaande landen
en v o lk en , en g e vo lg lyk ook door
de Batavifche inwoonders en k ryg sbenden
, voor K e y z e r erkend was ,
des ook dat voorbeeld van haare
overige Iandgenooten volgden. En
dewyl op gelyke w y z e aile (3 ) de
overige krygsvolken aan den Bovenryn
, even ge lyk ( 4 ) ook die van R etië
en Britannië zich voor Vitellius verklaarden,
zo o za g die het aan hera
opgedraage K e y z e r ly k g e za g door
g e en e krygsmagt eerlang onderfteund,
en iet voorts op z y n bevel
aile de noodige toebereydfclen maaken
om den in Italië zynden Otho te
beftooken.
T o t dat eynde wierden twee legers
v ergaderd, over wier e e n , beftaande
uyt omtrent (y ) dertigduyzend
man, Cæcina, en over het ander
, ’t gene w el veertigduyzend man
fterk was. Fabius Valens het bevel
hadt; en dewyl dit laatfte uyt de uyt-
geleezenfte volken beftondt, zo o bevonden
zich ook b y ’ t zelve de acht
hier voorgemelde Batavifche ruyterbenden,
welken verwaand op haare
bedreevene heldendaaden z e lf de in
het heir z ynd e legioenknechten ver-
fmaadden. Hieruyt reezen (6 ) ky-
vaadjen, daaruyt weer gevechten,
e n , terw y l de een en ander door de
gunft derdeelneemende ibldaaten ge-
fterkt wierdt, z yn z y beyden bynaar
tot eenen volkomen ftryd tegen den
anderen ontftooken, het en waar V a len
s , door ’t ftraffen van eenige w e y -
nigen , de aldus oproerig geworde
Batavieren hadt doen gedenken aan
’ t opperbevel, ’t gene z y b y deeze
g elegenheyd vergeeten hadden.
G e ly k Fabius Valens met dit
heir ( 7 ) gelast was den w e g längs
Lions te neemen, om in ’ t doortrek-
ken de Gallen o f aan Vitellius z y de
te lokk en, o f door de hem toe-
vertrouwde magt van wapenen daar
toe te dwing en, en vervolgens längs
het thans genaamde Savoije en Piemont
in Italië te booren, zo o trok
Cæcina door de landen van Du ytsch land
om, längs het Peniner geb ergte
van eenen anderen kant, mede in Italie
te geraaken. Dan als h y nu alles
om
( i ) J.Picbonü noîæin Tacit. tom. IJJ.p ag . 167. Lint
ones, populi provinciæ Lugdunenfis primæ in Gallia :
odie dioecefis Episcopatus Langres, v el fecundum
divifionem temporalem, pars esc meridionalis provin-
ciæ Champare, & pars est feptentrionalis ducatus
Burgundiæ %urgogne in latere orientali regni Fran-
ciæ.
( a ) Tacit. Hiß . Lib. I . cap. 59. Erant in civitate
Lingonura V l l l . Batavorum cohortes,quartædeci-
mæ legionis auxilia, tum discordia temporum a legione
digresfæ: prout inclinasfent, grande momentum,
fociæ aut adverfæ.
Ç3) Ibidem cap. 57. Is die postero Coloniam A*
grippinenfem cum equitibus L e g io n is , auxiliariorum-
que ingresfus I m p e r a t o r e m Vitellium confalu-
tavit. Secucæ ingenti certamine ejusdem provinciæ
Legiones : & fuperior exercitus , fpeciofis fenatus
populique Romani nominibus r e l i é t i s , ! ! ! nonas Ja-
nuarias Vitellio accesfit.
(4 ) Ibidem cap. 39. N e c in Rhæticis copiis mora.
s o o g Ci iff fit gs
quo minus ftatim adjungerentur. ' N e in Britannia
quidem dubitatum.
(5 ) Ibidem cap. 61. Valenti inferioris exercitus
e le fti cum Aquila quintæ L e g io n is , & cohortibus
alisque ad X L . millia armatovum data. X X X . millia
Cæcina è fuperiore Germania d uc eb a t, quorum
roburlegiouna-êc-vicefima fuit. Addita utriqueG e r m
a n o r u m auxilia, e quibus Vitellius fuas quoque
copias fu pplev it, cota mole belli fecuturus.
(6 ) Ibidem cap. 64. Sed brevis læcitia fu it cohor-
tium in temp erie, quas a Legione quarcadecima, ut
fupra memoraviraus, digresfas exercitui fuo FabiusVa-
lens adjunxerac. Jurgio primum, mo x rixa inter
Batavos & Legionarios, dum his auc illis ftudia milicum
adgregancur, prope in prælium e xarfcrc; ni
Valens animadvcrfione paucorura, oblicos jam Baca-
vos Imperii admonuisfet.
( 7 ) Ibidemcap. 61. Valens allicere, vel Ji abnuerent,
vastare Galtias, 6 f Cottianis Alpibus Italiam irrumpe-^
re; Cæcina propiore tranfitu, Peninis Jugis degredi
jusfus.
A L O U D E H O L L A N D S C H E H I S T O R I .
om over het Alpifche gebergte te
rùkken vervaardigde, kreeg hy ( i )
de aangenaame tyd ing , hoe de benden
, welken de landen tusfchen dat
geb ergte en de Po voor O tho in bezit
hielden, zich voor Vitellius verklaard
hadden, en vervolgens de fteden
Milaan , N ovara , Y v re a , en
Verçelli ten onderpand haarer trouwe
aanbooden ; waarop h en , om beftandig
te z yn , een vaardig onderftand, zo o
dra maar moogelyk was, volgens haar
gedaan verzoek , wierdt toegezonden.
Eer dit echter aankwam,ltak (2)
■ de Batavieren ( want onder de aldus
overgekomene volken bevonden zich
oo k eenige benden van dien landaardt )
midsgaders de verdere Overrynfche
Duytfchers de gra ag te,om ftraks een
blyk van de hen zo o e y g en z yn d e
zwemkonst , door het overzwem-
men van de P o , te geeven. Des
dieu ftroom omtrent Plaçentie op
die w y z e zynde overgeraakt, hebben
z y , door ’ t opvangen van eenig
e verfpieders, het naastgelege land
w y d en z y d in rep en roer gebragt,
door een daaruyt ontftaan g erucht,
als o f het geheele heir van Cæcina
eerdaags voor de hand was.
En zekerlyk niet lang leedt het ofdie
f lo e g , 200 dra hy in dien oord was aangeland,
het beleg voor de laatst gemel-
97
de ftad: en hoewel h y de zelven daarop,
een-en andermaal liet aantasten, en
dat ook de Duy tfch e hulpbenden by
’t doen des aanvals, met naakte (3)
lighaamen en llechts de fchilden op
haare fchouders houdende ftoutmoedig
ftormliepen, 200 moest hy echte
r, mids de fterkte der wallen en de
moed der verweerders , het beleg
opbreeken , Ibnder ander voordeel
bejaagd te hebben, dan dat Turul-
lius ( 4 ) Cerialis met veele vlootelin-
gen en Julius Brigahtinus met eenige
weynige ruyters zich by hem ver-
voegden. W e lk e laatste, een Batavier
van g e b o o r te , midsgaders de
Zusters ( J ) Z o o n van den befaamden
Claudius Civilis w as , doch d ie , g e lyk
’t gemeenlyk onder de naabloed-
verwanten g a at, eenen z e e r vinni-
gen haat tegen zynen O om hadt opg
e v a t , even g e lyk o o k ,om z yn e be-
jroefde krygskunde en ho o g e af.
tomst, fcdert eenigen tyd herwaard
het gebied over eene vleugel der
hulpbenden gevoerd.
Immiddels was Fabius Valens met
het ander leger te ( 6 ) Pavie aangeland,
en het pas gedoofde vuur der
voorige muyterye onder de onder
z yn bevelftaande Batavieren, met
nog grooter raazernye, dan voorheen
aldaar weer ontftooken: want dee-
( [ ) Tacit. Hiji. L ib .I. cap. 70. Cæcina paucos ìnHel-
vetiis moratus dies,dum' fentenciæ V itellii certior fierce,
fimui tranfitum Alpium paraos, lætura e x Italia nun-
tium a c c ip it, alam Syllanam circa Padum agentem, fa-
cramento Vitellii accesfisfe. Procoofulem Vitellium
Syllani in Africa habuerant: mox a N e ro n e , uc in
Ægyptum præmitterentur, e xciti, & ob bellum V in dicis
rem ora ti, ac tum in Italia manentes, inftinau
decurionura, qui Ochonis ign a r i, V itellio obftridü,
Tobur adventantium Le gionum, & famam Germànici
exercicus actollebanc, tranfiere in pa rtes: & uc donum
aliquod novo prin cipi, firmisfima Transpadanæ
regionis municipia, Mediolanum, ac N o van am , &
E p o red iam , ac Vercellas adjunxere. Id Cæcinæ
per ipfos corapertum. E t quia præfidio alæ unius
latisfima pars Icaliæ defendi n e qu ib a t, præmisfis
Ga llo rum, Lufîtanorum, Britannorumque cohorti-
bus & Germanorum vexillis cum ala Petrina.
(2 ) Ibidm Lib. I I . cap. 17. Irricabat quia etiam
B a t a v o s Transrhenanosque Padus ip fe : quem
repente contra Placentiam cransgresfi, raptis qui-
busdara exploratoribus, ita cæceros terruere, ut adesfe
omnem Cæcinæ exercitum, trepidi a c fa lfi nuntiarent.
■ (3 ) Ibidem cap. 22. ingerunt defuper Othonia-
ni pila, librato magis & cerco iftu adverfus temere
fubeunces cohortes Germanorum , cancu cruci & more
patrio nudis corporibus fuper humeros fcuta qua-
tientium.
(4 ) Ibidem. Tradidere fefe abeunti Turullius Ce»
rialls cum compluribus clasficis; & Julius Brigan-
cicus, cum paucis equitum : hic præfeftus alæ in Ba-
tavis genitus.
( j ) Ibidem Lib. I V . cap. 70. Præerat Julius Brî-
ganticus, Sororc Civilis gen itu s , ut ferme accerri-
ma proximorum odia funt, invifus avúnculo infenfus-
que.
(6 ) Ibidem Lib. I I . cap. 27. Sed Fabü quoque V a lentis
cop iæ , jam enim Ticinura venerar.
Z 2