: 03 m . .
;,,.íi|i !>“
| i | î ;;
; Í 3 '■ ri
Ili
! ì - I '/ S M ! * . v W '
.;,,:!;||l!!|Ìf!#:i;“ !«#
!i||ri'-ri,
' : ! ¡ ÍM i | j | | Í I | " : ¿ | , i ,
I iri li'M» »•
il "v j¡l '
■ '•*/ r
];#( |Bi
: ' ''li
" i;
I iìnjriPkll
?: 'íitri-ü
mêu
ipiwi'Mjii' ■
152 G E R A R D V A N L O O N S
nenftroomen het poelig en laage e y land
in de' gedaante eener raeere:
^hier kwam nog b y dat men’ er noch
vloot noch toevoer hadt, en des de
benden , als gelegerd in de moerige
vlakten, mids de kracht der ftroomen,
genoodzaakt waaren zich van een te
^reyden. Invoege Civilis ( i ) voorg
a f , dat men toen de in ’t land gekome
Legioenen hadt können verderven, even
gelyk dat door de Duytfchers wel gewild,
doch door hem, naa die listlyk waaren
om gezet , verhinderd was. En
Zekerlyk ! dat voorgeeven hadt
I ch y n , mids het van z yn e onderwerping
w e ynig e dagen laater g e volgd
is
■\Vant Cirialis laatende door hey-
melyke booden aan de Batavieren
pais, en aan Civilis vergiffenis aanbie-
den, vermaande Velleda en voorts haare
naabeftaanden, het beloop des oorlogs
hen door zoo veele nederlaagen
wederflreevende, door eene tydige ver-
dienfle op ’t Romeynfche volk, te ver-
wisfelen. D ie van (2/ Trier waaren
verflaagen, de Kolenaars tot hunne
pligt gekeerd, en de hoofden der Batavieren
van hun vaderland ontzet, en
hadden zy anders niet dan wonden,
vlugt en roa, met de vriendfehap van
Civilis bekomen. Hy z elf, nu een balling
en uyt zyn land vcrdreeveling, was
een lafl aan den genen, die hem ont-
fingen , en hadden zy genoeg misdaan
met den Ryn zoo menigmaal te overflchryden.
Zoo zy zich iet vorders nog
onderwonden, aan die zyde zou’ tongelyk
en de fchuld, en aan den Romeynen daar
tegen de wraak en de gunfl der Goden
weezen. B y deeze bedrygingen wierden
beloften gevoegd : Zulks, mids
de trouw der Overrynfchen hierdoor
reeds a an ’t wankelen (3 ) w a s , v er volgens
onder de Batavieren Zelfs
vericheydene bedenkingen re e zen ,
men moest den val niet verder laaten kamen,
en vermögt cen landaardt alleen
niet de flaverny des ganfchen aardbodems
a f te dryven. J V a t ivas ’er dog
uytgerecht met het vermoorden en ver-
branden der keurbenden, dan dat men
’er meer en magtigere ontboodt? Zoo
men dcn oorlog om Vespafianus
wille gevoerd hadt, die was thans mee-
f le r der dingen. Maar zoo zy het
Roomfche volk door de wapenen uyt-
daagden, het hoemeenigfle gedeelte des
menflchelyken geflagts waaren tog de B a tavieren
? Z y zouden eens het oog keeren
op de Rhecten, Noricen en de opgelegde
lasten der andere bondgenooten.
JV a n t van hen wierden geene fchattingen
dan manhaftigheyd en manfchap
gevorderd. D i t was ’ t naast aan de
vryheyd: en zoo ’er verkiezing tusfchen
dc Heeren viel, eerlyker verdroeg men
de Vorfien der Romeynen dan de goe-
dergelukvrouwen der Duytfchers. Dusdaanig
was het gekal der g emeenen , °
de treflykften voegden ’er b y : dat
zy door de feile raazerny van Civilis alleen
( 0 piAt- Hift. Lib. V . cap. 24. Potuisfe tunc
^priini legiones , U voluisfe Germanos , fed dob d fe
ftexos, imputavic Civilis. Neque abhorrec v e ro ,
Saando paucis post 'diebus dedicio infecuta est.
fam Cerialis, per occultos n u n tio s , Batavis pa-
cm , Civüi veniam ostencans , Velledam propin-
Quosque monebat, fortunam belli tot cladibus adver-
fan, , opportuTw erga populum Romanum merito mutare.
(3 ) Ibidem cap. 25. Miscebantur minis promisfa
& concusfa Transrhenanorum fid e , inter Batavos
quoque fermones orti ; Non prorogandam ultra rui-
nam: Nec posfe ab una natione totius orbis fervitium de-
pelli. Qiiid perfeñum cade U incendiis legionum, nijiut
plures validioresque accirentur.
(2 ) Ibidem. Gafos Treveros , receptos Ubbs ,
ereptam Batavis patriam: neque aliud Civilis amicitiaper-
ochim , quam vulnera, fugas, luñus. Exfulem eum (J
extorrem, recipientibus oneri: £¡f fatis peccavisfe, quod
totiens Rbenim tranfcenderint. Si quid ultra moliantur ,
inde injurian U culpam, bine ultmem U deos fore.
(4 ) Ibidem. Si Vespafiano bellum navaverint, Vespafianum
rerum potiri. Sin populum Romanum armis pro-
vocent, quotum partem generis humani Batavos esfel re-
Jficerent Rbcetos Noricosque , &f cæterorum onera focio-
Tum : fibi non tributa, fed virtutem U viros indici,
proximum id libertati : (J f i dominoroum eleñio f it : bo-
nestius principes Romanorum, quam Germanorum f m i nai
tolerari. ' Hæc vulgus : Proceres ; atrociore Civilis
rabie fernet in arma triffos.
leen tot de wapenen waaren voortge-
fimwd. JJy hadt ( i ) flechts gezogt het
qttaadc zyns huys met den ondergang
des geheelen landaardts te heelen. Toen
waaren de Goden op de Batavieren
g e f oord geweest ah de Legioenen
belegerd, de Stedehouders omgebragt en de
wapenen, hem alleen noodig en hen dood-
lyk, in den fchyn als voor ’l gemeen
aanvaard waaren. J-Jct was des thans
tot het uyterfle gekomen, ’t en waar
men zich bezinde en door de f lr a f des
hoofdsbeleyders hun leedweezen betuygde:
Voor (2 ) Civilis b le e f deeze g e neygdheyd
niet verhoolen, en nam
h y des voor die te voorkomen, Zoo
u yt verdriet als de hoope des leevens
, welke doorgaans z e l f de grootfte
gemoederen g edwee maakt. Naa
’ t verzoeken dan eener Zameipraak
e , wierdt de brug der (3) Nau-
waale , welke eenigen meenen een
gedeelte der door Drufus tuslchen
den R yn en de Z u yd er ze e gegraave
gragt g eweest, en Zoo my toelchynt,
alleen zoodaanig , in tegenftellinge
van den anderen en wyderen tak der
'Waale, genaamd te z y n , w e lk e , mede
uyt den R y n , doch hoogerop z y nen
oorfpronk neemende , voorby
Nieumeege ftroomt.
H o e ’t z y , de onderlcheyde (4 )
Legerhoofden dan ter wederzyde tot
aande gemaakte afbreuke der brugge
zynde genaderd , h ie f Civilis aldus
aan : Jndien ik my hy einen Stedehouder
van J^itellius te verontfihuldigcn hadt,
men was , wegens myn bedryf, noch
aan my verg i f inis noch aan myne woorden
geloof vcrjthuldigd. Tusfchen ons was
alle haat en vyandfchap, door hem eerst
begonnen en van my voorts vermeerderd.
Tegens J^espafianus integendeel
is myne eerbiedenis oud; zulks, als hy
nog geenszins JZrrst was, wy reeds
onderlinge 'vrienden waaren. D i t is
aan Primus Antonius bekend, door
wiens brieven ik tot den oorlog hen op-
geruyd, op dat de Duytfche hulpbenden
en Gallifihe jeugd de Alpen niet
overklommen. D e wapenen, waartoe my
Antonius afweczig, en Hordeonius Flaccus
tegenwoordig zynde aanZetteden, heb
ik in Duytschland opgevat, even als Mucianus
in Syrie, Aponius in M d fe en
Ljlavianus in Pannonie gedaan hebhen.
En hoewel w y thans het vervolg
deezer aanipraake van Civilis, en het
daarop g e g e e v e antwoord van Cerialis,
welke beyden buyten alien tw y fei
overdeftig zullen g eweest z y n ,
door het verliezen der oude hiftori-
Ichriften ontbeeren; en men uyt de
oude Dichters Zou m oeten (5 ) beiluyten
E Ï S
( 1 ) T a c it. Hift. Lib. V . cap. 2 j . i i t a ___
cii malis, excidium gentis oppojuisfe. Tunc infenfos L -
tavis deos, cum obfiderentur legiones, interficerentur legati
, bellum uni necesfarmn, ferale ipfis fumeretur.
Ventum ad extrema ni recipiscere incipiant I j sioxii capitis
pana pænitentiam fateantur.
(2 ) Ibidem, cap. 26. Non fcfellit Civilera ea incli-
n a tio , & prævenire ftatuit : fuper tædium malorum,
etiam fpe vicæ, quæ plerumque magnos ánimos in-
fringit. Petito co lloq u io , fcinditur Nabaliæ flurai-
Dis pons.
(3 ) K. Kolyn vs 87.
2 0 tiiït fc male
<©p.nc Ii?ugge Dan ûic n a u w a l e
i©uiT g cDaiuget unit bcu pcüfc.
(4 ) Tacit. Hift. lib. V . cap. 26. In cujus abrupta
progreiR d u c e s , & Civilis ita coepit. Si apud Vitellii
legatum defenderer: neque faño nieo venia, neque diàis
fides debcbaiur. Cuntía inter nos inimica, bostilia, ab
ilio capta, « me auña erant. Erga Vespafianum vetus
mihi obfervantia: if? cum privatus esfet, amid vocaba-
-mur. Hoc Primo Antonio notum , cujus epistolis ad
bellum accitus fum , ne Germanicæ legones I j Gallica
juventus Alpes transcenderet. Quæ Antonius epistolis,
Hordeonius Flaccus præfens monebat, arma in Germania
viovi, quæ Mucianus in Syria, Aponius in Mæfia,
Flavianus in Pannonia.
(5 ) Martial. Epigram. Lib. V I . Epigram. 7. vfu 3.
Fradusque cornu jam ter improbo Rhenus,
Tenca t domancem regna perfidæ Gentis-
T e furarne mundi R ed o r & Parens o rb is,
Abesfc nostris non tamen pores votis.
Juvenal. Satyr. V I I I . v fu y i.
Hic petit Eupliraten juveniSjDo m i t i q u e B at
avi
Custodes Aquilas, armis industrius.
Silius Lib. I I I . vfu 607.
A t tu tranfcendes. Germanice fa d a tuorum,
Jam puer auricomo præformidate Bacavo. Q.q
I #