lii iSf
■Ti t
' I I
/ ?i,
'"Hi:*
leg en hebben; naamelyk A r k e l en ^OM M E E ,u y t denGiftb. van Keyzer Otto
dm 111, by Heda yö/. 8 5 .B R A R E L ,Ä M E L R O G e n H E M E R T , Giftb. van Keyzer
Henrik d en ll. by Heda fol. io 6 . M a l s e m , Z a n d w y k , S c h o e n e r w o r d ,O u d -
HEUSDEN, A e l b o r c h , W o u d r i c h e m , G i l s e n , R y s w y k , A lm k e r k ,
E r r u m , A v E S A E x ;« y i dengewaanden Marcellusin't leeven vanS. Siiibertcap. n .
fol. 2 2^ .TiiVY 'L ,in ’t leeven von B i s f Meinwerk cap. i o./o/. 560. D r i e l , dc Giftb.
van Keyzer Otto den III. en van Henrik den I I . V e l v e , w a a r fch yn lyk W e l b y
Heusde,2W ’t leeven van Bisjchop Meinvaerk cap. yi;. fol. 545. N i e u v e l nu N ie u -
W A A L E , H e l v e nu H e l w e y , H a f x e n , en G a m b e r e m nu G a m m e r e n ,
in 't leeven van Bisfchop Meinwerk cap. 1 10 fol. 560. H u N S E x e nu H e u s d e ,
B u r i a nu B u u r e en E m p h e l e , in de Giftbrieven der Abtdye van Laurisheym;
Het zelfde zoude men, ook van de andere byzondere Graafichappen eenigszins
können doen, dan dewyl het een onbefchryvelyke arbeyd is , ter oorzaake de heden-
daagfche plaatfen, toen met andere en thans bynaar geheel onbekend zynde naamen
genoemd wierden; en dat ook de Aardrykskunde daaruyt meer voordeels dan wel
de Histori in ’ t byzonder kan trekken, heb ik dat te doen aan anderen overgelaaten;
als könnende de zulken, welken hierin vermaak mogten fcheppen, die Schryvers
( i ) te raade gaan eninzien; welken over de oude Aardrykskunde en de P a g i
in ’t breede gefchreeven hebben. Het is ook om de zelfde rede, dat ik de naamen
der plaatfen, welken in de volgende Vorstlyke Giftbrieven den Le e ze r zullen voorkomen
, hoewel het zeker is dat de meesten der zelven door het uytfchryven
bedorven z y n , zonder die te veränderen, en des zoo als men die in de Vorstly ke
brieven gefchreeven vindt, gelaaten h eb ; 200 om dat zoodaanige veranderingen
veele vitteryen onderworpen z y n , als om dat my uyt de nader ontdekte Oude
Schriften gebleekenis, dat anderen, zulks hebbende willen beftaan, en de ftandplaat-
fenaanwyzen,alwaar die zouden geweest z y n , de zelven nog meerder altemets
b edorven, en zich en hunne Leezers misleyd hebben. T e n bewys van dit
g e zegde kan alleen de hiervoorgemelde H e d in e L e e verftrekken, welke Altin g ,
in Melis Stoke alleen hebbende gevonden, omtrent de Helder en T e x e l plaatst:
daar het nogthans uyt de federt ontdekte (2 ) ftukken kan worden b eweezen,dat
die w yde binneboezem eertyds Holland van Zeeland fcheydde, zulks de zelve
geenszins omtrent de bovengemelde plaatfen kan gelegen hebben. En waarom ik
het genoeg oordeel hiervan den Le e ze r by deezen verwittigd te hebben, op dat
d i e ,o f meerder ervaarenheyd o f beter befcheyden, dan ik , aan de hand hebbende,
dat op vastere gronden zoude können verrichten.
En zekerlyk dat w y allen niet alles weeten, endat de laatere tyden vroegere en
totnogtoe onbekend geweest zynde ftukken aan de hand g e e v en , uyt welken de
Historien dagelyks meer en meer können worden opgehelderd; v le y ik m y dat ieder
uyt het leezen der volgende Historie genoeg zal gewaar worden, zoo die de zelve
met het g e n e , men totnogtoe van ons Land heeft gelchreeven gevonden, eens
met opmerkinge gelieft te vergelyken, Dit echter wordt hier geenszins ter neder
gefteld, als o f aan den Leezer thans eene volmaakte O ude Histori onzes Lands, en
aan welke niets meer ontbreekt, zoude worden aangebooden, geenszins. In tegendeel
heeft my de behandeling 200 veeler Oude Stukken niet dan te veel doen
■ gewaar worden, hoe ligt men door vericheydene ons gunftig fcheynende omftan-
digheden kan misleyd worden en ge vo lg lyk mistasten, het z y in de tydrekenkun-
d e , het z y in dat gene uyt de tegen den anderen aanloopende verhaalen der Schry-
( i ) H. Meybom. de pagis Saxoniæ in coll. rerum
ß»rin. fc r ip c .'T om I I I . fol. 9Ö. Chron. Goccwicenfl
T om i prodrom.pars 11. fol. 527. & feq.
Ca) Zie /. Deel fei. ly i . in de aaniik. l i . 2.
l f i ;
i:ii
veren uyt te kippen, ’t g e n e , volgens de regels der thans alom aangenome ( i )
ziftkunde , het naast aan de waarheyd is. B y voorbeeld, wat zwaarigheden doen zieh
niet ftraks, in ’t optellen der eerfte Hollandfehe Graaven, tusfchen Klaas K o lyn en
Melis Stoke op? mids de eerfte w il,d a t ’er maar eene D irk , en de ander weder
twee, te weeten Vader en Z o o n , naa den anderen voor Graaf Arnoud zouden z yn
opgevolgd :en waarom z e l f eenigen, deeze haar onoplosbaar fchynende ftrydig-
heden bemerkende, die geheele opvolging,als lautere verdichtfeien der Egmonder
M oniken,ten onrecht hebben uytgekreeten. W an t hoewel men aan ’t verhaa] van
den eerften, als den oudften, zou dienen g e lo o f te ftaan, zo o is ’ t echter z e k e r , dat
die, wat dat verhaal aangaat, zekerlyk mistast; als uyt het Leev en van Sint Adeibert
kan worden beweezen; mids de Schryver van ’t zelve, welke in dien tyd le efde, uytdrukkelyk
g etuygt (2 ) dat hy T , e l f de Egmondfche A b x d y van fteen door G r a a f
D ir r DEN JONGEN HEEFX LIEN OPBOUWEN, naa die te voore door des zelfs
Vader G r a a f D i r r d e n e e r s x e n van hout was gemaakt geweest. Dit heeft ook
daats in honderd andere tegen den anderen aanloopende Historifche gevallen. En
loewel, met deeze my overgehaald hebbende beweegreden aan den L e e z e r telkens
kenbaar te maaken, des Schryvers moeite, zo rg en omzigtigheyd wel aan den eenen
kant meer doorfchynt, zoo wordt weer aan den anderen kant, zulks alom
doende, de draad der Historie telkens afgebrooken, der Leezeren aandacht verdeeld,
en dus het vermaak,’t gene men in ’t eezen der Historien voornaamlyk beoogt,
niet we ynig verminderd, zoo niet geheel verlooren. En het is ook hierom, d at ik
de beweegreden, om welken ik het een verhaal voor het ander verkooren heb,
in ’ t vervolg deezer Historie, het en waar zulks met körte woorden gelchieden
k o n , naar ’ t voorbeeld der ervaare Bouwmeesteren, willens heb achtergelaaten; dew
y l die flechts als de ftygeringen tot het opmaaken eens gebouws zynde gebruykt,
door alle afgerechte Bouwmeesters, naa het werk voltrokken is, worden weggeno-
men, op dat de regelmaatigheyd des werks aan de befchouweren , even als de za-
menhang der Historie aan den Leezer, des te aangenaamer en bevalliger voorkome.
Het zelve is ook in opzigte der opgeftelde G eflachtlysten gefchied, welken in ’t
v ervolg , tot ophelderinge der Historie, zullen voorkomen : könnende zich de
L e e z e r verzekerd houden dat die, hoe zeer de zelven tegens de tot nogtoe elders ge-
vondene G eilachtafelen aanloopen, echter op vaste gronden, getrokken uyt de echte
Stukken der O u d h e y d ,z yn te zamen gefteld:en waarom ik ter bevestiginge van
ieder een byzonder werkje, bevattende elks b ewyzen, voor m yn e y g e g e& u y k wel
gemaakt, doch van de zelven Hechts en alleen die genen aan den voet van ieder blad
lefteld h eb , welken tot bewys van zulke peribonen ftrekken, die in de volgende
Historie voornaamlyk voorkomen. Des dat zich niemand beige van de naamen
van zommige Vorsten, vooral van die, welken tot onze Historie behooren (want
wat de anderen aangaat de zelven heb ik veeltyds willens achter gelaaten) altemets
o p en , en der zelver Gemaalinnen, zelve achter gelaaten te vinden: dewyl ik
geene vaste bewyzen in de Oudheyd ter bevestiginge könnende aantreffen, beter
geoordeeld heb, die door de letteren N N . aan te w y z e n , dan aan de zelven
zoodaanige naamen toe te v o eg en, welken flechts by de laatere Schry veren bekend
en des ook waarlchynlyk verdicht zyn. Hooglyk waar het dan te wenfchen,
dat de een o f ander L ie f hebber, de echte Geflachtlysten aller Hollandfehe Graaven
en Graavinnen en der van de zelven afdaalende H u y z en , even g e ly k de befaamde
Butkens van die van Brabant gedaan heeft, u y t de nog voor handen zynde
Stukken
C O Ars Critica. (2 ) V ita Adalberti cap. 3. *** ** o