IIW
Î I IM
i-.11
risili'
iíPl:!'
Il
liintíii
r i l l
vindt afgebeeld) aldus omhoog op
de ichouderen getorst en aan de in de
wapenen gekome menigte voorge-
draagen, zoo om door een algemeen
g e ju y g en wapenklank (alszynde ( i )
de eerlykfte wys om iet goed te keu-
r e n ) de gedaane keuze te bevestig
e n , als op dat z y weeten zoude,
wien z y , als Hoogkrygsgezaghebber,.
ftaande de oorlog, hadt te ge-
hoorzaamen, ’t gene ook ledert van
de (2) R om e ynen , (3 ) Franken,
( 4 ) Gothen en andere volken is naagevolgd.
E n op welke wys men in
’ t vervolg de Kaninefaaten, als z y
tegen de Romeynen den oorlog Zouden
aanvangen , eenen B r in io , als
zynde een jongman van eene (y )
ongemeene ftou th eyd , dat hoogkrygsgezag
zal zien opdraagen, en
te ge lyk uyt dit verhaal können opmaaken
, wat de oude fchryvers g e wild
hebben , als z y nu eens den
K on in g (6.) z e lf , dan flechts den
aldus gekoozen ( 7 ) Hertog aan ’t
hoofd der Batavifche benden, het
z y b y de minderjaarigheyd o f het
niet te veldtrekken der K on in g en ,
befchryven.
, Onder deezen gekoozen Hertog
Ronden alle de byzondere Graaven
ten tyde des oorlogs: tot welke aanzienlyke
waardigheyd, mids die niet
ervelyk was, zelfs (8 ) jongelingen,
het z y om hunnen hoogen a d e l,
het z y om de groote dienften hunner
voorouderen op de betekende
( 9 ) landdagen altemets wierden
verheven en aan iederenGraaf ( to)
honderd medegezellen uyt de ge-
meente zoo in vreedes-als oorlogsty-
den toegevoegd, Mids het bewind
eens Graafs tweeledig was; want b y
het ontftaan van eenen k r y g trok ieder
Graaf, onder het bevel van den
voorgemelden H e r to g , met deeZe
hem toegevoegde ( 1 1 ) Honderdmannen
te v e ld , en ftrekte het hem , als
om de (12) overwinning ftrydende,
tot geene kleyne fchande door z yn e
onderhoorige'Honderdmannen in (13 )
dapperheyd te worden voorbyge-
fireefd.
G e ly k z y aldus in oorlogstyden
den Graaf tot fteun waaren, zo o ver-
ftrekten z y in vreedestyden den zelven
ook tot (14) R a a d . Mids de
G raa ven, behalven het krygsbewind
daarenboven n o g Landvoogden en
Hoofdrechters hunner Graaffchappen
waaren, en des, ten overftaan van eenig
en dier Honderdmannen ,.nu in deez
e dan in gene ondericheydene ( i j )
wyken en gehuchten huns Graaffchepenm
a s i T E i x s B E ä w m E s i ö B
( 1 ) Tacit, de morib. Germ. cap. 12. Honoradsfi-
inum affenfus genus e s t, armis laudare.
(2 ) Ammian. Marceli. Lih. 'XX. cap. 4. Impofi-
tusqùe fcuto- pedestri & fubladus emineas, nulfo fi-
lence , Augustus remintiatur.
Cs) Greg: Turon. Lib. I I . cap. 40. A t ilii ista audiences
, plaudentes cam palmis quàm v o c ib u s , eum
ciypeo 'e v eé lum fuper fe regém con'stituunt.
Greg. Turon. Lib. V I I I . cap. 10. ParmE fuperpofi-
tus rex est elevacus; - , ;
C4) Casfiod. L ib .X . Epift. 21. ■ Judicamus parentes
, nostros Gothos .iiicer procinftuales. giadios more
majoTum s c u t o r u m s u p p o s i t o regalem nobis
contuiisfe, prsftante Deo , dignitatem.
(5 ) Tacit. Hift. Lib. I V cap. ly. Erat in Canine-
fatibus ftolid® audaci® Brinio, claricate natalium
. infigni.
(Ö) Ammiam. Marceli. Hift. Lib. X V I . C cle ri cur-
fu B a t a v i venfere. cum R e c i b ù s-, • formidabiJis
' manus extrem® necesiitacis articulo eircumven-
cos &c.
(7), Tacit. Annal. Lib. I I . cap. 1 1 . Cariovalda
DUX B A t A V, 0 r u M eriipic,
- Plutarcb. in vita Otbonis. Varus Alphenus B a t a -
V 0 RuM .D U c T o R adduxit e o s , qui Batavi dicuncur.
(8 ) Tacii. fie morib. Germ, cap.'12- Iniignis no-
bilicas aut magna, patrum merita principis digna-
• tionem etiam adolescenculis asfignant,
( 9 ) Ibidem cap. 12., eliguntur in iisdem conciliis
& principes.
• ( 10 ) Ibidem cap. 12, Centeni fingulis. e x plebe
Cornices, confiljum fimul & au fto rita s , adfunc.
(m ) Tacit, de morib. Germ. cap. 13. In pace dec
u s , IN B E L LO P RÆ S ID IU M .
( 12 Ì Jbidemcap. 24.- Principes pro v iâoriapugnant.
( 1 3 ) Ibidem cap. 24. Cum ventum in aciem turpe
principi. • vircute. vinci , turpe comicacui vircutera
principis non adequare.
( 14 ) Ibidem cap. 13. Centeni fingulis ex plebe co mices
, CONSILIUM fimul & autoritas, adfunc.
( 1 5 ) Ibidem pag. 12. Principes , qui jura perpa-
: gos vicosque reddunc. , ,
il .
pendoms ( i ) de klachten der inwoonderen
hoorden , de vonnisfcn
over zwaarwigtige zaaken velden, en
aldus de gelchillen verminderden.
Z yn d e het zeer aanraerklyk dat de
tytel van (2) P r i n s , zoo als T a citus
de Graaven hier fteeds noerat,
hen tot in het midden der elfde eeuw
e en nog lang daarhaa zoodaanig is
b yg eb le e ven, dat door dien van Prins,
fteeds een G ra a f in die tyden alsnog
betekend wierd.
D e e z e toegevoegde Honderdmannen
waaren de hoofden der byzondere
gebuchten, en waarom z e l f op
laatere (3 ) tyden de Heerlykhe-
den niet alleen C e n x e n ä , maar
de Heeren zelfs in ’ t La tyn ( 4 )
C e n x e n a r i i en in ’t Duytfch
(<;) C e n x g r a f s dat is ’s Graa-
venhonderdman genaamd zyn. Inv
o e g e , ’ t gene eertyds maar een g e tal
betekende, fcdert, g e lyk T a c itus
( 6 ) zeer wel aanmerkt, een ty-
tei en eerriaam is geworden. D e e zen
Ipraken ook wel het recht over
kleyne Zaaken ieder in Zyn onderhoo-
rig gebucht u y t , doch Zy mogten
niemand ( 7 ) ter d o o d , flaäverny,
•of tot de uytkeering van goederen
en flaaven v e rw y z en , maar dit ftondt
alleen aan de ho o g e rechtbank des
Graafs, o f van des Konings buyten-
g ew o on e geinagtigden.
D e e ze Honderdmannen, hoewel
van eene en de zelfde bedieninge,
waaren echter van geen eenen en
den zelfden rang, maar zulks hong
a f van het (8 ) oordeel des Graafs,
dien z y volgden. En het was hierom
dat men onder deeze Honderdmannen
( 9 ) eenen zeer grooten naayver
beipenrde, wie naamelyk de eerfte,
plaats by den Graa f zou bekleeden,
W ien s grootfte (10) eer en vermoogen
ook beftondt van fteeds door een
goedgetal dier Honderdmannen om-
ringd te z y n ; mids z y in den vreede
hem als z yn hofftoet tot luyfter,
en in ’t veld als z yn e Hopluyden tot
S x E ü N S E L verftrekten. En Zeker
lyk, wat den oorlog aangaat, z y
( 1 1 ) moesten onder den Graa f met
hunne onderhoorige in de wapenen
gerukte ingezeetenen van hun g e bucht
te veld trekken, mids. de benden
niet door (12) eene gevallige o f
veripreyde werving van alom, maar
b y opbod ( onder den naam van
H e i r v a a r x naamaals bekend)" uyt
de-zelfde gebuchten ja huysgezinnen
gefchiedde.
Met
I
ii:
( 1 ) K . Kolyn vs 444.
Z o Das tüflff Die tc üorcn
I N S IN E G R E E F S C E P E b c r t c n t .
(2 ) A^otiE G. Leibnitii ad vitam Comitis/. Macbtüdis
Tom. I . fol. 622- A T TO PRINC E P S ) ncmpc C o mes
, nam iÒìs temporibus & adhuc multo p o s t ,
edam C o m i t é s fub p r i n c i p u m n o m i n e cóm-
prehendebantur.
(3 ) Du Cange Glosfar. Med. Latin, fol. 1 122. C e n t
e n a pars Comitatus aut> reg ion is , nam fingali
Comitatus , pagi feu territoria & regiones dìvide-
bamuv in C e n t e n a s , quibus præeranc minores
Judiccs öu^B'e o M iT i s d i s p o s i t i o n e , qui a
. C e n t e n a - C e n t e n a -r i i appellabantur. •
In diplom. Herima?i. Epifc. Metenf. ann. 1090. apud
Meurtsfium. Dedi etiam tocum bannum & c e n t e -
NAM quinqué parochiarum in v illa , quædicicurad
Bafilicas.- ^
(4 ) Walafrid. Strabo de reb. Ecclef. -cap.3 1. C e n t
e n a r i i qui & c e n t e n a Ri Òn e s vel v ica r ii,
qui per p a g o s ilatuti funt.
( 5 ) Du Cange Glosf. Med. Latinit. Tom. i . fol. 926.
C e n T E N A R Ì I . . . . . . JUDIC E S M IN O R E S ,
qui . . . . C o M iT i fuberanç C e n t g r a f f s germanis.
(6 ) Tacit, de morib. Germ. cap. 6. Quod primo numeras
fu it , jam NOMEN & HONOR CSC.
( 7 ) ' Capital. Caroli M. ann. 8r2. cap.4. U t nullus
homo in placito C e n t e n a r i ï neque ad mortem
neque ad libertacera amittendam, aut ad res red-
dendas vel mancipia judicetur : fed isca aut in
PRÆSENTIA COMIT IS v cl inisforum nostrorum
judicencur.
(8 ) Tacit, de morib. Germ. cap. 13. Gradus quin-
eciam & ipfe• comitatus h a be t, judicio ejus .queiii
feftantur.
(9 ) Ibidem. Magnaque & Comitum æmulatio quibus
primus apud Frincipem fuum locus.
' ( to ) Ibidein. Hæc dignitas, h® vires magno femper
eleftorum juvenum globo circumdari ; in pace decus,
in BELLO PR-ESIDIUM.
Ci i ) Uc patet e x L e gib.Wifigo th. Lib. IX . tif.II. §.3,
( 12 ) Tacit, de morib. Germ. cap. 7. Quodque præci-
puum forcitudinis incicamentum esc non cafus, nec
fortuita conglobatio turmam auc cuneuin fo c it , fed
famili® & propinquicates.
D 2