üiiT ii'j!
I !
eylands aan het zelve ongemak totnogtoe
onderhevig gebleeven; zulks
de thans alhier bevel voerende Paullinus
Pompejus, wiilende ( i ) de
onder z yn gebied ftaande benden eenig
handgebaar verfchaffen, op dat
z y , mids het genieten van zoo lang
e rust, geenszins door eene vadzi-
g e ledigheyd van haaren pligt ont-
aarden, deeze dusver gedaane bedy-
king op nieuws by de hand vattede
en ook gelukkiglyk voltrok, Invoeg
e de R y n längs den Zuydoever
aldus binnen zyne kil b ekneld, b y
’ t opzwellen zich nu over de Noord-
oever en de daarlangs gelegene landen
veripreyde , dewyl aan dien
kant tot den huydigen dag to e , z yn de
eene zaak zeer opmerkelyk; aan
vericheydene oorden geene dyk
längs den R y n gevonden w o rd t,
mids het Ryksgebied der R om e y nen
zich binnen den Z u yd o e ve r van
dien ftroom bepaald vondt : als in
deeze nevensgeftelde landkaarte met
den eerften opilag des oogs kan ontdekt
worden.
D it w e rk , hoewel het beste daar-
mede b e o o g d , g a f echter eenen
vo et (2 ) tot veel gefiiaps; mids eenigen
voorgaven dit niet Zoo zeer
ten nutte des eylands b y de hand
gevat te z y n , dan om de fchande te
b edekken, hoe den legerhoofden de
magt benomen was, van de onder hun
bevel ftaande benden tegen de over
den R yn woonende Duytlchers te
voeren. Des hebben de V r ie z en ,
zynde ccn Overrynsch (3 ) vo lk ,
hunne jeugd door de bosichen (4 )
en p o e len , en hunne onftrydbaare
ouderdom door de veelvuldige wadden
en meeren niet alleen tot aan den
onbedykt gebleeven Rynsoever g e v
o e rd , maar z e l f de akkers , w elken
totnogtoe aldaar ten gebruyk der
Romeynlche ibldaaten ledig gelegen
hadden, op den raad van Verritus en
Malorix in bezit genomen, als welke
beyden in dien t y d , voor zoo
v eel zich de Duytlchers lieten be-
heerlchen,over de Vriezen het hooggebied
hadden. Vervolgens zag men
hen de noodige huyzen opllaan, in
de omgeploegde akkers het zaad wer-
p e n , en het aldus in bezit genome
g ew e st, als o f het hun Vaderlyke
erfgrond was, alom bebouwen; tot
dat Dubius Avitus (want aan hem
hadt de voorgemelde Pompejus het
beftier van Nederland voor z yn iedert
voorgevalle vertrek ter hand gefteld)
hen daarom dreygde met de geheele
Romeynlche krygsmagt op den hals
te komen; het en waar z y naar hunne
voorige landen te rug keerden , o f
ten minste, tot het bebouwen van de
door hen in bezit genome akkers,
v o o ra f van den K e y z e r v e r lo f verzo
g t en bekomen hadden.
T o t dat eynde dan begaven zich
de voorgemelde Verritus en Malorix
naar ( j ) Rome ; alwaar men h e n ,
terwyl z y op de begeerde gehoor-
hebbing van N e ro , als met andere
zaaken bezig zyn d e ,w a ch tten,on d e r
ande-
( 1 ) Tacit. Annal. Lib. X I I I . cap. 53. Ne tamen
fegnem miîitem attinerent, ille (PaullinusPompejus)
inchoatum ante très & fexaginta annos a Drulb aggerem
coërcendo Rheno, abfolvit.
( 2 ) Taoi. Annal. Lib. X I I I . cap. 54. Cæterum
continuo exercituum otio fama incesfit, erepîum jus
legatis ducendi in bostem.
(3 ) Tacit. Annal. Lib. I V . Cap. 72. Eodem anno
Friui transrhenanus populus.
(4 ) liMem Lib. X l I I . cap. 34. Eoque Frifii ju-
ventutem faltibus auc paludibus, imbellem æcatem
per lacus admovere r ipæ , agrosque v a cu os , & miütura
ufui fepofitos infedere, auftore Verrito & Ma-
lo r ige , qui nationem earn regebanc, in quantum
Germani regnantur. Jamque fixerant domos, femina
arvis jntulerant, utque patrium folum excrçcbanc;
cum Dubius Avitus accepta a Paullino pro vincia ,
minitando vim Romanam, nifi abfcederent Frifii veteres
in locos, aut novam fedem a Ce/are impetrarenî,
peipulic Verricura & Malorigcni preces fusciperc.
( 6 ) Ibidem cap. 341 Profedtique Romam, dum
aliis curis intentum Ncronem opperiuntur , inter
e a , quæ barbaris ostencancur, incravere Pompeji
theatrum,quo magnitudinem populi vifercnt.
andere zeldzaamhedcn, die men den
uytheeraichen tot praal laat z ien , ook
in den wydberoemdcn Ichouwburg
van Pompejus le yd de , om hen een
denkbeeld van de Majesteyt des Ro-
meynlchen volks te geeven. Dan
in hun land llechts gewoon zynde
eenige ( i ) naaktejongelingen, tus-
fchcn het bloot geweer en venynige
werpfpeeren fpeelswyze zich te zien
w e rpen, zonder eenige andere be-
looning dan de toejuyging der toe-
k e y keren daarvoor tc erlangen , (2)
gaven z y op ’t gene ’¿r vertoond
w ie rd t, als dat geenszins verftaande,
w e yn ig acht; maar vroegen naar de
gen en, die i n ’ t ruym zaten, naar
het onderfcheyd der orde; en wie de
Ridderlchap,' o f wie de Raad was:
dit doende en immiddels gewaar w o rdende
hoe eenigen, met uytheemsch
gewaad, in de zetels der Raadsperlbo-
nen Zaten, vroegen z y zvie die waaren.
D a n , als hen hierop geant-
woord w ie rd t, dat men die eer aan
de Gezanten van zulke volken bewees,
welken in vroomheyd en vriendfehap
tot de Romeynen aytflaaken , riepen
z y luydkeels u y t : dat geenerley menfchen
inwapenenoftrouwe de Duitfchers
te hovengingen : vervolgens uit hunne
plaatfen opftaande zetteden z y z ich ,
als o f ’t een voorrecht was, dat hen
daarom toekwam, onder de Raads-
heeren, zonder daartoe v e r lo f verzo
g t te hebben, ftoutmoedig neder.
Het welk van de toekeykers ten g o e de
(2 ) genomen wierdt, als fmaaken-
de naar de aloude bruskheyd en eenen
goeden naayver. Ja Nero z e lf ,
Avel ver van hen deswege te beftraf-
fen , belchonk hen beyden met het
Roomlche burgerlchap, doch beval
hunne onderhoorige Vriezen de door
hen ingenomene akkers längs den
R yn te ontruymen. Dan alzoo die op
dat bevel w e yn ig pas t e n , z y n de
naastgelegene huipruyters, welken
geene anderen , om de naabyheyd
des g ew e s ts , dan de Batavifche fchy-
nen geweest te z y n , tegen de on-
willigen gezonden en z y dus genoodzaakt
, naa zeer veelen der hartnek-
kigfte weerftreevers o f verflaagen o f
gevangen waaren, aan des K e y z e r s
voorgemelde bevelen te gehoorzaamen.
G e ly k op deeze w y z e de rust op
de grenzen der Batavieren door die
volken zeer vaardigherfteld w a s ,zo o
gaven hunne althans n o g in Britannie
z ynde huipruyters eerlang ook nieuw
e blyken van hunne ervaarenheyd
in ’ t doorzwemmen der ftroomen :
W an t als Paullinus Suetonius, b y ’t
aanvaarden van het (4 ) hoog gebied
in dien oord, bellooten hadt het thans
genaamde eyland (5 ) A n g le fe y , als
z ynde talryk van inwoonders en de
g ew o on lyk e fchuylplaats der overloopers,
gewapender hand te ver-
meesteren , en tot dat eynde z y n
voetÌO
lO Ì
( 1 ) Tacit, de morib. Germ. cap. 24. Genus fpeifta'
culorum unum acque in omni ccetu idem. Nudi juvc-
n c s , quibus id ludicrum e s t , inter giadios fe , acque
infestas fvameas faku jaciunc. Exercicatio artera
paravit, ars decorem. Non in qucescum tamen
auc mercedem, quamvis audacis lascivise pretium e ft,
voluptas fpcñamium.
( 2 ) Tacit. Annal. Lib. X I I I . cap. 54. Illic per
ociura (neque enim ludicris ignari obleflabantur )
dum concesfum cavea, discrimina ordinum, quis eques,
uhi Senatus, percunflantur, advertere quosdam cultu
externo in fedilibus fenacorum & quinam forent,
rogitantes, postquam axxdiivcxaviX., earum gentium legatis
id honoris datum, qua virtute à? amicitia Romana
pracellerent ; nuUos mrtalium armis aut fide ante
Germanas esfe e xclamant, degrediunturque & inter
Patres confidunc.
(3 ) Ibidem. Quod comiter a vifencibus e xceptum,
quafi impetus antiqui bona cmulatione. Nero ci-
vicatc Romana ambos donavit : Frifios decedere agris
jusfit. Atque illis afpernentibus , a u x i l i a 'i u s
EQ U ES repente immisfus , necesfitacem attulit ,
captis cæfisque, qui pevvicacius rcstiterant.
( 4 ) Ibidem. Lib. X I V . cap. 29. Sed cum Paullimis
Suetonius obtinebat Bricannos.
(3 ) Ibidem. Igituv Monam infulam incolis validam
& receptaculum perfugarum aggredì pa rat, navesquc
fabricatur piano a lv e o , adverfus breve licus& incer-
tum. Sic pedites. Equites vado fccud,_auc altio-
res inter undas, adnacantcs equis tvansmifere.
X -2
1 f Ì o d :
, p : « Í
« ili
I f ' I
In-;
A l -