¡aiju
ii.
j i r i i . 1*’ " " - r
M'ïiîilP 1
riilSMrf
1 ' ,jifif;.!'!!'' i'!!Î!|
I 4 r i h i i j ' r i :, !?
■■’ " " P l B i l i ¡ l l ï
: ür/TlJ:!
■rii, '■!'('/■
■"■
‘ ■ '3 3 : 1 .
lì.', ; ! |
■ , ■ ■ .i l " i 'I . '*3
p i i i l p i r i ,
■ i.f
beval C iv ilis , dit gebrek bemerkend
e, het vuur te blusfen, e n , onaangezien
de daardoor veroorzaakte
d uy ile rhe yd , ’t gevecht te achtervolgen.
Dus verhefte zich alom een
verward gedruys , en een onwisfe
ftryd , als zynde 2ond,er uytzigt om
te raaken o f te Ichuuwen. Daar ’t
meeste gekrys gehoord wierdt derwaart
wendden zich de benden, aan
wie de vroomheyd niet te ftade kwam
als zynde alles aan ’t geval overgelaaten
, zu lk s ' de dapperften altemets
door ’t geweer der vuydigften geveld
wierden,
G e ly k ( i ) b y de aangevalle D u y tfchers
eene onberaade gramichap,
ftaande dit nachtgevecht in zwang
g o n g , zo o wierp de Romeynfche
foldaat, als zich op ’ t gevaar verftaande,
eenen hagel van werpfpeeren en
zwaare fteenen met een goed bele
y d , en ftiet, daar ’ t geluyd der
aanvoerderen o f het gedruys der g e plante
ladders hen de aanvallers ontdekt
hadt, die met de fchildpin van boven
, terwyl de anderen, Zoo z y
reeds den kruyn des wals betraden,
met de dagge wierden afgemaakt.
Als de nacht in zoo (2 ) verwar-
den ftryd gelpild was, ontdekte de opvolgende
dageraad een nieuw krygs-
gevaarte, ’ t gene twee verdiepingen
h o o g en door de Batavieren tegen
de hoofdpoort, als zynde de grond
daaromtrent het effenst, tot geen
kleyn verderf der Romeynen was
aangevoerd , doch ’t gene door de
verweerders eyndelyk verbro o k en ,
cn voorts nog van eenen fchielyken
en wel gelukten u y tv a l, tegen den
moed verliezenden g e vo lgd wierdt.
Hierenboven was (3) door de legioenknechten,
als overtrefFende in
konst en n y v e rh e yd , zeker opge-
hange en wippend magneel toege-
lleid, wiens uytwerking den aanvallende
Duytfchers geen kleyne vrees
op ’t ly f jo e g : raids het fch ie lyk zyn d e
neergelaate, eenen o f meer der aanvalleren
door z yn e nypers vastgreep,
voorts in ’ t g ezigt der omftaanderen
door de lugt zwaayde, en, met wenden
des gewigs her-en derwaart in ’ t
leger wierp. Zulks Civilis hierom
andermaal de hoope der aanvechtinge
laatende dryven, ledig voor de legerftee
b leef, en flechts , nu door bedry-
gingen dan door beloften, de trouw
, der tot duslang berend gehoudene
Legioenen poogde te doen wankelen.
Dit alles gelchiedde in Duytschland,
eer de befaamde veldilag in het
negenenzestigfte jaar naa de geboorte
des Heylands den laatsten van W y n maand
te Kremona v o o rv ie l, door
welke Vitellius val verhaast wierdt.
W an t als de tyding (4 ) van dat de
Vespaziaanfche aanhang de overwin- -
ning behaald hadt, door de Brieven
van Primus Antonius in ’t leger van
Hör-
( 1 ) Tacit. H f t . Lib. I V . cap. zp. Apud Germanos
mconfulta ira: Romanus miles periculorum gnarus,
ferracas fudes , gravia fa x a , non forte jaciehat.
Ubi fonus molientium,aut appofitæ fc a læ , hostem
in manus dederant, propellere iimbone, pilo fequi
multos in moenia egresfos, pugionibus fodere.
(2 ) Ibidem cap. 30. Sic exhaulta n o d e , novam
aciem dies aperuit. Eduxcranc Batavi turrim, duplici
tabulato, quam prætoriæ portæ ( i s æquisfi-
mus lo cu s ) propinquantem, proraoci contra validi
asferes, & incusfæ trabes perfregere, multa fuper-
ftantium pernicie. Pugnaturaquc in perculfos, fubi-
ta & prospera eruptione.
( 3 ) Ibidem. Simul a legionariis peritia & arte præ-
Itantibus, plura ftruebantur. Præcipuum pavorem
intulit fuspenfum & nutans machinamentum, quo
repente demisfo præter fuorum o ra , fìngali pluresve
hostium fubiime rap ti, verfo pondere intra castra
effundcbapcur. Civilis omisfa oppugnandi fp e , rurfus
per otium asfidebat , nuntiis & promisfis fidem
legionum convellens.
(4 ) Ibidem cap. 31. Hcec in Germania ante Crc-
monenfe prælium gefta, cujus evencum licteræ primi
Antonii docuere_, addito Cæcinæ cd id o . E t præ-
fed u s cohorcis ò v id is , Alpinas Montanus, fortunam
parcium præfens facebatur. Diverfi hinc mocus
animorum. Auxilia è G a llia , quis nec amor, ncc
odium in partes miiitiæ , fine a f fcd u , hortantibus
p ræ fcd is , ftatim à Vitellio defciscunc: vetus miles
cundabatur.
Hordeonius uyt Italic gebragt, en
die voorts nog door de komst van
Alpinus Montanus, zynde Overfte
van een in den ftryd overwonne
regement , ten voile bevestigd
was , reezen daaruyt vericheydene
beweegenisfcn der gemoederen. Dus
vielen de Gallifche hulpbenden, raids
die noch liefde noch haat tot de par-
tyen d ro e g en , en des ook geene
zug t tot het achtervolgen van dien
k ry g hadden , op de aanmaaninge
hunner Overften terftond Vitellius a f
W e l is waar dat de oude Krygsben-
den nog eene w y l , eer z y zich verklaarden
, morden : dan als Hordeonius
Flaccus hen den eed van Vespafianus
( I ) voorhieldt, en de bevelhebbers
tot het afleggen van den zelv
en aandrongen , deeden z y dien
eyndelyk zonder dat echter met een
b ly gelaat o f inwendig gemoed te bevestigen,
en waarom z y i n ’t doen
van den z e lv e n , o f met een ligt ge-
m o r , o f meermaals ook met zw y gen
den naam van Vespafianus willens
ov er flg eg en , welke afgekeerd-
h eyd federt nog meer voedzel kreeg,
naa hen de voorheen gefchreevene
brieven van Antonius aan Civilis
waaren v o o rg e le e zen , mids dees als
een B on d g en o o t, genen in tegendeel
als vyanden daarin gemeld waaren.
D e zelfde tyding federt ook i n ’ t
leger te Geldub z ynd e gekomen, g a f
eenen voet tot gelyke raadhoudingen
en befluyten, en wierdt des Montanus
met last aan Civilis gezonden , ten eynde
hy van het achtervolgen des krygs
affiondt , en niet langer Bet opvatten
der wapenen met eenen valfchen fchyn
hewimpelde, midsdien , zoo hy waarlyk
voor (2 ) Vespafianus, gelyk hy
voorgaf, den oorlog hadt aangevangen,
dat oogmerk, thans door des zelfs erkenn
ninge , bereykt was. Hierop ant-
woordde Civilis in ’ t eerst dubbelzin-
n ig , dan ziende Montanus, fors van
aardt en voort bereyd tot allerhande
nieuwigheden , valt h y hem aan
met klagen wegens de gevaarlykhe-
den die h y , vyfentwintig jaaren in
de Romeynfche legers dienende,
ondergaan hadt. Een fraaije loon,
zeyde hy , voorwaar heb ik voor my-
nen zoo langen arbeyd ontfangen, te
weeten de dood myns Broeders , myne
eyge boeijen , en V overwreed geroep
des heirs, waarby i k , ten onrecht ter
firaffe gevorderd, thans, volgens ’t recht
der volken, ookfirafe cyfihe. Gy Treveren
, want het was tot de zelven
dat h y zich k ee rd e , en andere ver-
faafde Zielen, wel wat loon voor zoo
veel ( 1 ) vergootc bloed , fiaat u te
loachten, dan krygsdienst zonder dank,
onaffchaflyke fhattinggeevingen, roe-
den , hylen en den wreevelen aard
dier Heeren? P V a t my aanbelangt,
met de benden , over wdken ik thans
het bevel heb, en met de hulpe der
Ka-
( 1 ) Tacit.Hift. L ib .IV . cap. 31. Sedadigence Hor-
deonio Fia cco , inftancibus tribunis, dixit facramentum,
non vultu neque animo fatis affirmans : & cum cætera
jurisjuvandi verba conciperenc, Vespaftani nomen hæ-
fitantes, auc levi murmure, & plerumque filencio trans-
mictcbanc. Ledtæ deinde pro concione epiftolæ Antonii
ad C iv ilem , fufpiciones milicum irritav ere,tanquam
ad fociura partium fc r ip tæ , & de Germanico
exercitu hoftilicer. M o x allatis Geldubam in castra
nuntiis, eadem d ifta , faftaque : & misfus cum man-
datis Montanus ad C iv ilem , ut ab/ifteret bello, neve
externa armafalfis velafet.
(2 ) Ibidem, cap. 32. Si Vespafianum juvare aggres-
fus foret, fatisfaàum coeptis. Ad ea Civili? primo',
callide: p o s t , ubi videe Montanura præferocem ingenio
, paratumque in rcs novas, orfus a • queltu,
periculisque, quæ per quinqué & viginci annos in
castris Romanis exhaufislec, Egregium , inquit, premium
laboris cepi, necem fra tr is , I f vincula mea, I f
ftBvisfimas bujiLS exercitus voces, quibus ad fupplicium
peiitus, jure gentium pænas repofco.
(3 ) Ibidem, f i os autem Treveri, ceteraque fervien-
tium anhm, quod pretium effufi miens fanguinis ex-
fpeBatis, nifi ingratam militiam, immcTtalia tributa,
virgos , fecures, I f dominorum ingenia! En ego præfec-
tus unius cobortis, I f caninefates Batavique, exigua
Galiiarum portio , vana illa castrorum fpatia excidimus,
vel fcpta ferro fameque premimus. Denique aufos aut libertas
f id molliora referre , dimiccic. Ille ut ivritus legationis
fequetur, aut viâ t iidem erimus. Sic accenfum ,
rediit, cætera disfimulans, quæ mox eru-
pere.
F f 2
»
! ■' ! ML
ft
’ •'ML'
t f . . f
lip Ib'l
ili l i« !■' ^
: :
» r i i f
¡If {ft
I ' f '