\'\4
lüííi
!:|H«’ "'‘|
,;if;|iiüÄi
lijiív';*!!#*!
,¡í ,I,,!-MÍ|I»
. I»4
ijìliil Illi?/ ,?!?*
„„iisj*.
‘ ; B i l i c h i ¡ f " ® ' Jlr"/4S:» 'i|.‘H(i- l'I .'T jll' L ife :
ü'!/'
.
128
nen, uytgezonderd te Ments en Vin-
d is ch , alom onder den voet ge-
lineeten en verbrand.
Vervolgens ontfongen en die van
het dertiende Legioen ( i ) en aile
de overige hulpbenden, welken zich
aan die van T r ie r onderworpen hadd
en , van de zelven bevel om op
zekeren geftelden d a g z ich , u yt hunne
betrokke legerfteê te N u y s , naar
T r ie r te begeeven; zu lk s , hangende
die tusichentyd, z y den zelven met
zeer veele bekommeringen doorbrag-
ten: want de vuydigften, zich erin-
nerende den trouwloozen moord aan
de wegtrekkende bezettelingen van
Zahten nog onlangs bedreeven, waaren
vol vrees : het beste deel integendeel
bloosde van fchaamte in ’ t
overdenken der oneere van den aanftaanden
togt , als onzeker zynde
wie le y dsman, ftaande de z e lv e , weezen
z o u , en hoe nu ailes ftondt aan
’ t welbehaagen ; der g e n e n , die zy
200 reukeloos meesters over hun
leeven en dood gemaakt hadden. A n deren
weder, zich w e yn ig dier oneere
bekreunende, hingen llechts hun
geld ên ailes, wat z y ’ t liefst hadden,
o m ’t t y f Sommigen nogthans maakten
de wapenen vaardig en rustten
zich als ten ftryd toe. Immiddels
verfcheen, in ( 2 ) zo o verfcheydene
betrachtingen, de betekende uur
des a fto g ts , welke n o g droeviger
dan de voorige verbeyding was,
W an t binnen den legerwal blyvende
was de afzienlykheyd niet zo o zigt-
baar, dan zynde uytgetoogen ont-
dektc het veld en de dag dc op zich
gelaade fchandvlek. Hier waaren de
beeiden des K e y z e rs afgerukt, daar
de krygstekenen ontfierd , en ge-
ichiedde voorts nog de aftogt, terwyl
de ontrolde vaandeis der Gallen ter
wederzyde bralden, geenszins met
het gewoonlyk k rygsgeluyd der klaroenen,
maar in volle ftilte, even als
o f het eene treurige lykileep geweest
■waar. D e leydsman was Claudius
Sandlus, wien een o o g was u y tg e ftooken;
w e lk e , hoe afzienlyk ook
daar door van o p z ig t, echter n o g g e ringer
van beleyd was. Hoe a f
fchuwlyk dit alles was zo o wierdt
hun lasterftuk verdubbeld , Zoodraa
de andere Le g io en en , hebbende de
legerftee te Bon verlaaten, zich b y
deeze optreklingen vervoegd hadden.
O p de alom (3) uytgebreyde faame
van het gevangen bekomen der L e gioenen
kwam en allen, en daaronder
zelfs die g en en , welken nog luttel tyds
te voore voor den enkelen naam der
Romeynen gefidderd hadden, u y t alle
akkeren , huyzen en h o e k en , door
nieuwsgierigheyd zamengefchoold,
to e fch ie ten , als wien zo o onge-
woon een fchouwlpel niet w e yn ig
tot
( 0 Tacit. Hifl. L a . IF . cap. 6a. Le g io X I I I .
cum auxiliis fimul deditis, à No ve fio in Coloniara
Treverorum transgredi jubetur, præfinita die intra
<juam castris excederec. Medium omne tempus,per
va.rias curas egere. Ignavisûmus quisque, cæforum
apud Vetera e x em p le , paventes ; melior pars rubo-
re & infamia, /piale illud iter, quis dux vice, 6 f omnia
in arbitrio eorum, quos vita necisque dominos fecisfent.
Alii nulla dedecoris cura, pecuniam aut caris-
iima fibimet ipfi circumdare. Quidam expedire arma,
telisque tamquam in aciem accingi.
(2 ) Ibidem. Hæc meditantibus, advenit proficis-
cendi h o ra, exfpettacione tristior. Quippe intra vallum
, dcforraitas haud perinde notabihs : dctexic igno-
roiniam campus, & dies. Revulfæ imperatorumÎmagines
»inhonorafigna, fulgentibushinc inde Gallovum.
vexillis jfilens agmen, & velut longæ cxfequiæ. Du x
Claudius Sanélus effosfo o cu lo , dirus o re , ingenio
dcbilior. Dupiicacur flagitium , poscquam defertis
Bonnenfibus cas tris , altera fe legio miscuerac.
(3 ) Ibidem. E t vulgata capcavum legionum fama,
cu n a i qui paulo ante Romanorum nomcn borrc-
b a n t, procurrentcs ex agris cedlisque, & undique
effufi, infolito fpoftaculo nimium fruebancur. N^on
tulit àia Picentina gaudium infulcantis vulgi : Sprc-
tisque Sanfti promisfis, auc minis, Magunciacum
abeunt: ac forte obvio interfcftore Voculæ L o n g in
o , conjetlis in cum te lis , initium exfolvcndoe in
posterum culnæ fecere. Legiones nihil mutato itinere ,
ante mcenia Treverorum confidunr.
tot vermaak ftrekte. D e Picenti-
ner huipruyters echter könnende
niet langer de blydfchap des tergcn-
den graauws verdraagen, fcheydden
z ich , zonder op de belofte o f be-
dreygingen van hun geleyder Sanctus
acht te flaan, van de overigen en
namen den w e g naar Ments, llaande
welke aftogt hen by geval Long inu s,
ombrenger van Vocula , ontmoette,
wien z y uyt verbittering wegens zoo
fcood beftaan, hunne pylen naar ’ t
l y f wierpen , en dus een begin
maakten om zich voortaan van hunnen
pligt te quyten: terwyl de
Legioenen zelfs , zonder van w e g
te veränderen , zich vervolgens
voor de wallen van Tr ie r neerlloe-
gen.
B y Civilis en ( i ) Clasficus, zich
nu nog meer verheffende over deezen
ongemeenen voorlpoed, wierdt g e volglyk
beraadflaagd , o f z y hunne
heiren zouden toelaaten, de Agrippiner
bouwftad Ko len te plonderen.
E n hoewel dewreedheyd van hunnen
aangebooren aardt en de begeerte tot
den b u y t , hen tot het uytrooyen der
overheerde fteden aanzetteden, zoo
wierdt dit echter uyt belang des oorlo
g s , en de noodiggeachte faara van
zagtmoedigheyd afgekeurd, als zynde
die de nutbaarfte eygenfchap voor de
aanvangers eener nieuwe heerfchapp
y e : behalven dat Civilis daar toe nog
in ’ t byzonder wierd: overgehaald
door de van haar ontfange weldaad;
wegens men zynen Z o o n , die by
den aanvang des krygs te Kolen achterhaald
w as , fcdert zeer eerlyk aldaar
bewaard had.
Des zelfs inwoonders nogthans
wierden benyd van alle de O v e r ryn iche
volken om hunnen ongemeenen
rykdom en aanwas , zulks die vastftelden
, dat de k ry g anders geen
eynde neemen kon , het en waar die
woonplaats o f aan alle de Duytfchers
Zonder onderfcheyd openftondt, o f
dat men de zelve omverwerpende
voorts de Kolenaars verftrooid hadt.
D e Tendieren (2) dierhalven,
zynde een Overrynsch volk , zonden
dan eenige Gezanten aan die van
Kolen; wier bequaamstein het taal voeren
de daarop te zamengeroepe menigte
op deeze w y z e aaniprak; ¡K y
danken de gemeene Goden, dan byzonderlyk
den Oorlogsgod Mars, als
den voornaamflen van alien, tcr oorzaake
gy weder tot het lighaam en
den naam der Duytfchers gekeerd z y t ,
en Verheugen ons des nevens u , dat
gy ten laatfle ook vry onder de vrye
luyden zult weezen : want totnogtoe
hadden de Romeynen de flroomen en
den aardbodem, ja eenigerwyze den
hemel z e l f geflooten, om dus onze za-
mefpraaken en hyeenkoinflen te wceren,
o f , ’ t gene fnaadlyker voor mannen,
gebooren tot dc wapenen is , op dat
wy ongewapend, bynaar naakt, onder
opzigt hunner toegevoegde wacbteren,
en, naa daartoe nog eerst van hen verlo
f
( 1 ) Taaf. l li j l . Lib.IV. c.63. Civilis & Clasficus rebus
fccundis fubliiti, an Coloniam Agrippinenfem diripien-
dam excrcitibus fuis permictcrent, dubitavere. Sæ-
vitia ingenii, & cupidine prædæ, ad excidium civitatis
trahebantur. Ùbfiabac ratio b e lli, & novum imperium
inchoantibus utilis clementiæ fama. Civilem
etiam beneficii memoria fic x it , quod filium ejus pri-
rno rerum mota in Colonia Agrippincnfi dcprchen*
fum, honoracc custodierant.
(2 ) Ibidem, cap. 64. Igitur T e n f tc r i , Rheno discreta
g e n s , misfis le g a t is , mandata apud concilium
Agrippinenfium edi jubent. Quæ fcrocisfimus è le g
a tis , in hunc modum protulic Redisfe vcs in corpus
nomenque Germanie, communibus deis, fed. precipuo deorum
Marti grates agimus, vobisque gratulamur, quod
tandem Uberi inter liberos eritis. Nam ad hunc diem,
fiumina ac terras, I f calim qiiodammodo ipfum claufe-
rant Romani : ut colloquia congresfusque nostros arcerent;
v e l, quod contumeliofius est viris ad am a natis, ineriius
ac ^rope iiudi, fub custode I f pretio coiremus.
■■■'j
i f
I a