Aß
f i l l
fj'.iiiiij, iif’!!'?
Ji .
66 G E R A R D V A N L O O N S
uyt hoogachtinge van zyns Vaders ( i )
wydberoerade' eygenfchappen, tot
geene kleyne vreugde der Batavifche
Lyfichutbenden, (2) opgevolgd; als
weikp in z y n e jeugd en hun land,
ftaande zyns Vaders bewind aldaar,
onder de krygsknechten met de g e melde
fcheenlaarzen hadt verkeerd,
en waarom C a l i g u l a gebynaamd
was.D
ees jonge K e y z e r , hoewel aft
gedaald van zo o roemrykenVader,
bezat nogthans geenszins des zelfs
ho o g e eygenfchappen, maar in z y ne
jeugd met'de vallende (3) ziekte
gequeld zynde g ew e e s t, fcheen hy
door die quaal ■ o f , g e lyk anderen
willen, door eenen ( 4 ) minnedrank,
hem door z yn e Gemaälin Csfonia
federt to eg eb rag t, in 'verfcheydene
tyden als in de (5 ) harfenen g e raakt
te z y n , en beftondt des a temets
zaaken uyt te voeren , welken
hem , om haare ongerymd-
h e yd , den Ipot van vrienden en (6 )
vreemden op den hals haalden.
40. Onder deezen mo6t de k ry g s to g t,
— welken h y in ’ t derde jaar zyner regeeringe
naar Batavie ondernam, voor
zeker geileld worden. W an t als ( 7 )
( 0 Sueton. H ifl. Ltb. I F . cap. 13. Sic imperium
adeptus, populum Romanum, v e l , uc ica dicam,
hominum genus.-voci cornpotem- fe c ic ,' exopcacis-
lìmùs princeps maximæ parci provincialiura ac.militum
, quod infantein picrique cognoverânt : fed &
univerlæ plebi urhanæ ob memoriam Germanici patris
mifcràcioriemque prope afflidæ domus.
(2 ) Tacfi. Annal. Lib. V I . cap. 50. D ecimo feptimo
Kalend. Apriiis interclufa anima, creditus esc mor-
talitatem explévisfe. E t multa gratantum concurfu
ad capienda imperii primordia C a j u s C æ s a r
egrediebatiir.
Luîrop. Lib. V I I . cap. 12. Succesiit ei (Tiberio)
Cajus Cæ fa r , cognomento Caligula, Drufi privigni
Au gu sti, & ipfius Tiberii nepos.
(■3) Sueton. Hifl. Lib. IV . cap. 50. Valetudq ei
neque animi ncque corporis conftitit. Puer corniciali
morbo vexacus.
(4 ) Ibidem. Mentis valecudinem & ipfe fenferat :
ac iubinde de fecesfu deque purgando cerebro cogi-
tavit. Creditur potionacus Cæfonia u x o r e , amatorio
quidcm medicamento, fed quod in furorem ver-
icrit..
h y om ’ t bezigtigen van het bosch
en den ftroom L e v en e , gelegen omtrent
het thans genaamde Ferrara,
naar Bevagna , zynde een ftad van
het tegenwoordige Hertogdom van
Spoleto, gereysd w a s , en tot het
voltalligraaaken zyner by zich hebbende
Batavifche lyftrauwanten ftaande
die reys wierdt aangemaand, befloot
hy onverhoeds het doen van e e nen
togt derwaart. -T o t dat eynde
dan, zon d e r ’t neemen van längeren
u y tfle l, wierden de Legioenen en
hulpbenden van alom byeen getrokk
en , de nieuwelingen met ongeraee-
ne ilrengheyd te hoop gerukt, en
voorts zo o groote menigte van al-
, lerhanden ly fto g verzameld als tot
het doen van eenigen reystocht totnogtoe
niet gefchied was.
D e e z e reys dan aldus plotslyk begonnen
, is door hem nu eens met zo o
groote haast en Ipoed vo o r tg e z e t,
dat z yn e lyftrauwanten, wilden z y
hera b y houden, tegen het tot nogtoe
onderhoude g e b ru y k , genoodzaakt
waaren hunne krygstekenen op de
lastbeesten te leggen: dan weer met
200 groote traagheyd en g em ak ,
dat h y , even als de ( 8) zieken, zicb
in
(5 ) Tacit. Hifl. Lib. I V . cap. 48. M o x Cajus Cæfar
curbidus animi.
(6 ) Ibidem. Lib. I V . cap. i j . Erac in Caninefaci-
bus itolidæ audaciæ Brinio , claritace natalium infigi-
ni ; pater ejus multa hoscilia aufus C a j a n a r u m
E XP ED I T ION UM- L U D I B R I UM impUnC SPRE-
VER AT.
( 7 ) Sueton. Hifl. Lib. I V . cap. 43. Cum ad vifen-
dum nemus fiumenque Clicumni, Mævaniam pro-
cesfisiet; admonicus de fupplendo numero Bacavo-
rum, quos circa fe habebat, expeditionis Germani-
cæ impetum cepit: neque distulit, fed legionibus &
auxiliis undique e x c it is , deleftibus ubique acerbis-
fime a d i s , concrado & omnis generis commeatu
quantum numquam alius, iter ingresfus eft: confecic-
que modo cam festinancer & ra p id e ,uc prætorianæ
cohortes contra morem figna jumentis imponete &
ita fubfequi cogerentur : interdum adeo fegnitcr &
¿ lic a c e , uc oftophoro veherecur, acque a propinqua-
rom urbium plebe verri fibi vias ik confpergi propter
pulverem exigerct.
(8) Martial. Lib. V I . Epig. 84-
Oftaphoro fanus porcacur, A v it e , Philippus:
Hunc tu fìfanum credis. A v it e , furis.
A L O U D E H O L L A N D S C H E H I S T O R I . 6 7
in eenen zetel door acht flaaven liet
torfen, en aan de inwoonderen
der naastgelegene fteden bevel g e e ven
, van de wegen tegen z yne komst
te keeren e n , ter verhinderinge van
het fto f, met water te befproeijen.
Aldus in den Ichyn van de D u y tfchers
( i ) te willen beoorlogen,
doch waarlyk om de Gallen en (2 )
andere volken van hunne fchatten te
beroov en, eerst in z yn leger , en
vervolgens met het zelve en eenen
zeer grooten fleep (3) van kamer-
fpeelers, fchermers, danfers, vrouw-
volk en verder dartel g e v o lg in Batavie
zynde aangeland, alwaar w y ge)
zien hebben hoe h y in z y n e jeugd
terwyl z yn Vader met zo o veel lofs
den k ry g tegen de Duytfchers voer-
d e , zo o in het (4 ) door z yne Moeder
aan den mond des R yn s geftichte
Lu sth o f g ew o o n d , en onder de
benden met flechte krygskleeren verkeerd
hadt, heeft h y ftraks (5 ) Ad-
minius, zoon van Cinobellinus, een
der Koningen 'van ’ t overgelege
Brittannie, welke door zynen vader
u yt dat ryk gejaagd en thans met
vericheydene hem aankleevendeBrit-
ten herwaart g ev lugt w a s , niet alleen
onder z yn e hoede en befcherminge
ontfangen, maar meenen ( 6 ) eenigen
dat hy dien ontvlugten Prins en
z yn Britfch g e vo lg eenige landen,
te weeten het eyland, in het welke
het gemelde Lu s th o f van z yn e Moeder
gebouwd w as , ten v e rb ly f zoude
hebben aangeweezen, en waarom dit
aan de Britten gegeeven gewest z e l f
federt Brittle, even g e lyk ook zyner
MoedereLusthuys,als in dat nieuwe
Brittie g e l e e g e ,h e tH u Y s t e B a iT -
T E eyndelyk genaamd, en federt
tot in het begin van de tiende eeuw
onder dien naam ook bekend gebleeven
is ,en waarom naamaals des G raaven
van Hollands zo on .Egbert, Bisfchop
van T r ie r , als in dit onder zyns
vaders gebied leggende ( 7 ) Brittie
g eb o o ren ,d e B r i x t e n a a r g e bynaamd
is. ja ik g e e f den leezer in
bedenken o f het hiervoor (8 ) g e melde
Brittisch k ru yd , dien naam
van deezen alhier met de woon ge-
plaatsten Brittifchen Konings zoon ,
mids volgens Plinius (9 ) de K oningen
het geeven hunner naamen aan de
geneeskruyden zich tot eene eer achtten
, des insgelyks niet zal gekreegen
hebben ?mids Plinius z yn e hiftori eerst
naa dit voorval gefchreeven h e e f t , en
dus dat k ru y d , te voore ligt onder,
eenen
( 0 Dion Hift. Lib. I . IX . pag. «57. Eodem tem-
pore ad Oceanum pro fe clu s, tamquam in Britcan-
niam bellum tranflacurus.
(2 ) Ibidem pag. 653. Igituv Cajus in Galliam ab iit,
obtentu Germanici belli u fu s , quod is populus aliquid
novi motus dedisfet : ipfe revera in animo ha-
bens Gallias quoque opibus florentes, & Hispaniam
cxpilave.
(3 ) Ibidem, pag. 653. Abitutn fuum non palam
prius oscendit, fed in uiburbium progresfus, inde fubito
discesfic ; abduftis fecuin inukis falcacoribus, gla-
diatoribus, eq u is , mulieribus ac reliquo luxus famulicio.
( 4 ) Zie biervoor fol. yy.
( 5 ) Sueton. Hifl. Lib. I V . cap. 44. Poftquam castra
accigit, uc fe acrein & feveruin Ducem oftcnde-
r e t , legatos, qui auxilia ferius c x diverfis locis ad-
dux erunt, cum ignominia dimifit. A t in exercitu re-
c en fen d o , plerisque Centurionum macuris jam &
nonnullis ante pauciftlmos quam confummaturi esfent
d ie s , primos pilos ademit, causfatus feniuincu-
jusque & imbecillicatem: cæcerorura increpica cu-
piditace, commoda cmericæ militiæ ad fe x millium
fummam rescidit. Nihil autem amplius quam Ad-
minio Cinobellini Britannorum regis f i lio , qui pulfus
a pacre, cum exigua manu transfugerac, in deditionem
recepto.
(6 ) H. Cannegieteri Disfertat. de Brittenburgo ,
pag. y6. Transfugerac autem ilie (Adminius) c x
Britannorum ínfula ad Caligulam, morantem co
tempore in Batavorum infula, a quo iSc una cum
comitibus fugæ locum in ea regione habicandum
acccpit.
( 7 ) K. Kolyn m J6J.
«eqbctt ifc ii 3oenc ficc
liEìc iJlartiSbtfcoppc P an M m v
I n B r e t a n g e n P an ir gcbofc.
(8 ) Zie bier voore I I . Boek fol. J7.
( 9 ) Flinii Hifl. Naturai, lib. X X V . cap. 3. Fuic
quidera hic quondam ambitus, nominibus fuis eas
adopcandi, ut docebimus f e c ì s s e r e g e s ì tanta
res videbacur, herbara invenire, vicain ju v a re ,n u n c
forcafiis aliquibus curam noftram frivolam quoque-
exisclmaturis: adeo deliciis fordent e ciam, quæ ad
falutem pertinent. .
R 2
m ; : A
' i r '
, i-?|
i r 'u . ; i l
r iil