i l ! i
iiK'"
beesten, pakken en lyken eerfl onder
een geftommeld, daarnaa door de
hervloed t’ zeewaart geileept wierden.
D e rotten raakten ondereen
gemengéld, nu eens tot den mond,
dan weer tot de borft in ’t water ftaande
, o f ook wel den grond verliezende
wierden overftort o f verftrooid:
tot dat ( i ) Vitellins, (want die hadt
’ er ’ t bevel over ) hooger ftandplaats
eyndelyk bereykt hebbende, ook de
zynen daar op kreeg. Hier zonder
pakkaadje, zonder vuur en met be-
zeerde lighaamen een groot deel des
nachts zynde overgebragt, leverde de
opvolgende dagenraad hen het gezicht
des 200 lang gewenschten lands w e der
, en.ftreefden z y voorts naar den
betekenden ftroom , daar Germanicus
met de vloot naartoe gezeyld
was, en alwaar dan het overfchot
wierdt ingefcheept, invoege z y gezamentlyk
aan deeze zyd e des Ryns
n o g behouden aankwamen.
G e en minder gevaar hadt het andere
d e e l,’ t gene onder Cæcina hoog
e r opwaart längs ’ t land getoogen.
Wa s, 200 door de akeligheyd der
bosichen, en de fteeds voor de borst
komendepoelen en m o eren ,als door
het ftaag aanvallen van den hen naa-
treklcenden vyand ondergaan : zulks
zich reeds alom een (2 ) gerucht
verlpreyd hadt, hoe heir bezet en
de Duitfchers'in optogt loaaren, om
gewapenderhand in Gallië te vallen, invoeg
e eenige vreesachtigen reeds be-
re yd waaren om , tot llu ytin g des
v y an d s , de over den R y n leggende
brug a f te breeken; welke ik meen
die van Geldub geweeft te z y n , zo o
om dat die de naaste, en door Dru-
ius (3 ) te voore aldaar gefticht was.
Dan Agrippina , Gemaalin ( 4 ) van
Germanicus ftremde niet alleen dit
onbezuysde voorneemen, maar op
dien dag het ampt van Veldheer aanneemende
heeft den ibldaaten, als
z y eyndelyk tegen verwachting terug
gekeerd waaren, naar dat ieder
berooid o f gequetst w a s , de noodige
klëederen o f verquikking b yge zet.
T o t zo o verre dat de tegenwoordige
K e y z e r Tiberius hier uyt geenen
kleynen nyd en argwaan opvattende,
deswege z y n beklag aan den Ro -
meynichen Raad deedt : hoe , na-
m e ly k , het (y ) gezag des Veldheer s
uyt hadt, daar eene vrou de rotten ging
bezoeken, zich by de Legertekens ver-
voegdc cn de heiren door 't geeven van
fchenkaadjen flreelde, als o f zy 't krygsvolk
niet genoeg vley de en aanzogt, met
haaren jongen Zoon Cajus, in flechte
Jol-
( 1 ) TflCif.aw.Li&.Z.iap.ro.AtGermanicuslegionum,
quas navibus v ex erac, fecundam & quartamdecimara
itinere cerreftri P. Vitellio ducendas tradit, quo le-
y ior claffis vadofo mari innaret, vel reciproco fide-
rec. Vitellius primum iter ficca humo, aut modice
adlabente ¡s itu , quietum habuic: mox impulfu aqui-
lo n is , fimul fidere iEquino£lii, quo màxime tumes-
c it Oceanus, rapi agique agmen. E t opplebantur
terrai : eadem frcto litto ri, carapis facies ncque
difcerni poterant incerta ab folidis, brevia à profundis.
Sternuntur fluftibus, hauriuncur gurgitibus :ju-
inenta, farcin®, corpora exanima, interfiuunt, oc-
curfimt : permifcencur inter fe manipuli, modo p e c o re
, modo ore tenus e xllantes, aliquando fubtrado
folo disjefti auc obruti. Non v o x & mutui hortatus
juvabanc, adverfante unda : nihil ftrenuus ab ignav
o , fapiens ab imprudenti, confilia à cafudifferre:
cunfba pari violentia involvebantur. Tandem V ite llius
in ediciora enifus, eodem agmen fubduxic. Per-
noftavere fine uccnfilibus, fine igni : magna pars
nudo auc mulcaio corpore , haud minus mifcrabiles,
quam quos hoftis circumilder. Quippe illis eciam honeft
® mortis ufus: his inglorium exicium. L u x reddidit
terrain: penetratumque ad amnem V ifurg im ,
quo Cæfar d alle concenderac. Impoficæ deinde legiones
, vagante fama fubmerfas. .
( a ) Ibidem, cap. 68. Pervaferac interim circumventi
excercitus fama , infefio Germanorum agmine Gallias
peti : ac ni Agrippina , impoficum Rheno pontem
Iblvi prohibuiiTct, eranc qui id flagidum formidine
auderenc. Sedfcraina ingcns animi, munia ducis per
eos dies in d u it, militibusque ut quis in op s , auc
faucius, veftem & fomenta dilargita eft:.
(3 ) Fiori Hift. Lib. IV . cap. 12. Bonnam , &
Geldubatn poiuibus junxic, claiTibusque firraavic.
(4 ) Suet. Lib. IV . cap. 7. Habuic (Germanicui) in
matrimonio Agrippinam M. Agrippæ & Juliæ filiam.
' ( 5 ) Tacit. Annal. Lib. I. cap. 68. Nibü reliStum
Imperatoribus , ubi fzmina manípulos intervijat, figna
adeat, largüionem îentet, tanquam parum ambitio/e f ilium
ducis gregali babitu circmnferat, Ciefarmque C A-
1 .1 G u I. A M ùppelkiTÌ velit.
floldaats kleederen te laaten loopen, wiilende
hem om ( i ) 't draagen der Joldaa-
tenflchoenen ( i ) C a l i g u l a genaamd
hebben.
Z o o gemeenzaam als z y op deeze
w y s onder de benden verkeerde, zo o
beroemd (3 ) was z y aan den anderen
kant wegens haare (4) ongemeene
k iiy s ch h e yd , en des fteeds gezellin
van haars Gemaals buyten het land
ondernomene krygstochten. Zulks
dit haar langwylig v e rb ly f hier te
land onder anderen ook aanleyding
g egeeven heeft tot het ftichten van
zeker Vorstlyk lusthuys, ’ t gene toen
onder den naam van ’t P r a e t o r
i u m A g r i p p i n a e , datis,Z/«»i/-
h o f van Agrippina, en thans onder
dien van ( 5) het H u y s t e B r i t t e
bekend, omtrent ( 6 ) zestienhonderd
ichreeden ten Noordwesten van het
thans genaamde K a tw y k op z e e , en
dat waarfchynlyk wel te dier plaatlè
alwaar zyns Vaders altaar voorheen
geftaan hadt, het z y ter gedachtenisie
van den ze lven , het z y om deaange-
naaraheyd des gewests gefticht w a s ,
en buyten alle twyfei zeer trots en
prächtig zal geweest z y n , te meer
Z O O men aanmerkt hoe z y , als z y n de
eene der eerfte peribonen des
aardryks (want z y hadt den tegenwoordigen
K e y z e r ( 7 ) tot S t ie f- ,e n
den laatst overleeden tot Grootvader
gehadt) volgens den hoogen rang
dier Vorstlyke geboorte fteeds ook
eene zo o ongemeene grootsheyd in
al haar gedrag liet u y tfch yn en , dat
haar Gemaal, als die naamaals op ’t
fterven la g , haar met veel naadruks
bezwoer van zich ( 8 ) in dat opzigte
te maatigen.
D it door haar dan geftichte Lusth
o f was van geftalte vierkant, ieder
(9) zyd e tweehonderdveertig voeten
lang, en hadt aan den voorgevel ter w e derzyde
des ingangs eenen dubbelen
h oektooren , zo o als eensdeels u y t
de door Veiler uytg eg e even e R o meynlche
R e y s ta fe len , andersdeels
u y t
( 1 ) Sueton. Hift. Lib. I V . cap. g. C a l i g u l æ
cognomen Caftrenfi jo co tra x ic , quia manipulario
habicu inter milites educabatur.
(2 ) Tacit. annal. L ib .I . cap. 41. Militari vocabulo
C a l i g u l a M appellabant, qui plerumque adconci-
lianda vulgi ftudia, eo tegmine p e d u m indueba-
tur.
(3 ) Ibidem Lib. I. cap. 33. Agrippina paulo com-
inotior nifi quod C a s t i t a t e & M a r i t i amo-
R E , quamvis indomicum animum in bonum vevtebat.
(4 ) Ibidem, cap. 41. Ipfa (Agrippina) infigni fe-
cundicate, p r æ c l a r a p u d i c i t i a :
(y ) (Zie bier de beweegreden deezerftellinge; i omdacde
ontdekte gi-ondilag aan de uytwatermg des Ryns
g e v o n d en , even als het Pmiorium in dc R eystafelen,
o o k aldaar geplaacft is. 2 om d a f de g eilake der
grondilagen met het verbeelde Prcetorium overecn-
komen. 3 om d a t , dit onderftcld z y n d e , men dan
alle de andere plaatfen zo o in die tafelen verbeeld
als in het Itinerarium van Antoninus g em eld , naar
hunne aangetekende wydte,eenigszins kan aanwyzen.
4. om dat men van de verandering des naams, gelyk
naamaals zal gedaan wo rden, de reede en den tyd
kan aanwyzen. y om dat de ontdekte grondilagen
he t HUYS cn met het s l o t o f k a s t e e l genaamd
z y n , even gelyk dat van Agrippina in ’c eerst
maar geweest is. 6 om d a t , zo o het Huys ce Britte
het Prætorium Agrippina niet is , men nergens voec-
Itappen vindt waar zo o deftig een g eb ouw , der
ftichteresfe trotsheyd waardig, zou geftaan hebben. 7
om dat dan o ok de noorder weg der Romeynen in
’ t oud Batavie volgens de gemelde reystafclen en ’c
Itinerarium naar de aldaar opgegeeve verdeeling
geensziñs kan worden aangeweezen. 8 om dat men
dan uyc de geheele o u d h e yd , de op-en herkomste
van het Huys te Britte niet kan aantoonen , onaangezien
dat he t prachtigfte Romeynfche gebouw
des geheelen lands g w e e s t is.
(6 ) Guicciardyn Befch. van Neerland fo l. 243.
© mti'cnt ö up fcn t fcff Oonöcrt fc0?cöm ö a ii «¡íaT
lupcft/ ûûtit neu îic 5ce/ en aen Den monDt UniiDett
nûQ?fepDen KpniH'Oom Oetilien De liûmcpiien- - - -
flcbûulDi: CCI! gcüiclDiflô ilcccR ( lo t/m e t een fcfjoo^
n e Ijauene.
( 7 ) Sueîon. Hift. Lib. I I I . cap. 7. Juliam Augusti
filiam confestim coaftus (Tiberius)^ est ducere : non
line magno angore animi, cum & Agrippinæ con-
fuecudine ten e r e tu r ,& Juliæ mores improbaret.
(8 ) Tacit, annal. Lib. I I . cap. 72. Turn ad uxorem
v erfu s , per memoriam f u i , per communes liberos, ora-
vit y exueret ferociam, foevienti fortuna fubmitteret
animum-, neu regresfa in urbem æ m u l a t i o n e po-
T E N T IÆ validiores inritaret.
( 9 ) P . Scriverà antiq. Batavic. tabular, pag. 176.
Iscud armencavium forma quadratum, paribus in omnes
parces fpatiis produduin quodiibec autem
univerfi operis latus ducenos quadragenos pedes com-
pleCticur, nirairura viccnas nostrates mecacqrum de-
cempedas, quo raenfuræ modo decempedam in duodenos
porrigi pedes cognoscitur. Turrium propugna-
cula in Rheni præterlabentis ripam obverfa fuisfe
appavec, ad majorera operis firmicudinem contra
fluenti vini & hostilein qu oqu e, fi quam piratica
adferret.
il
I 11 '
Wi
■ì "ì.
n s
, «,LI
li
'¡4 i
li+i'f'