'M
■' ,fíír ;
ri!
I I .AIK.
'i f i i
ft I
1 6. z yn d e , in het volgende jaar eene
— nieuwe ( i ) vloot van omtrent
duyzend zo o roei- als zeylichuyten
in verfcheydene plaatfen onder’t beleyd
van Antejus, Siliiis en Cæcina,
uytrusten , wier eenigen hoewel
kort en met puntige voor- en achter-
ftevens voorzien, echter w y d van
buyk waaren, zo o om beter de haaren
te können klieven als meerder
volks te voeren ; anderen weer hadden
platte bodems, om byaldien z y
vastraakten, b y ’t ftooten en holgaan
der haaren geen fehaade te lyden : ja
daar waaren ’er met roers te weder-
eynden , om , b y ’t fehielyk wenden
van ’tg e ro e i, zo o wel achter-ais voor-
waart te können voortzetten. Veelen
ook hadt men met zolderingen over-
v loerd, om de fehietgevaarten daarop
te plaatfen , w e lk en , hoewel daarenboven
nog bequaam om de paarden
en ly fio g t te vo eren, echter fhel
in ’ t z e y le n , handig op de riemen,
en voorts nog te aanzienlyker in fie-
raad en fehriklykheyd door de g e zwindheyd
der ibldaaten waaren.
; D e e z e -, onderfeheydene fehuyten
dan zynde vervaardigd, wierd het (2)
eyland der Batavieren tot zamelplaatfe
betelcend, om het gemaklyk aanleg-
g e n , en als zynde voorts nog zeer
wel gelegen Zoo om het heir te ontfangen,
als den k ry g en de k ry g svolken
, werwaart men w ild e , bequaamlyk
over te voeren. Ingevol-
g e van dat b evel, Zag men de vervaardigde
(3 ) vloot en vooruytgezon-
de lyfiogt op de ftroomen v a n ’t g e melde
eyland verzamelden , en de
feheepen zo o onder de Legioenen
als de Batavifche en andere hulpbenden
bequaamlyk verdeelen. V e r volgens
z yn z y naar eene der Dru--
fiaanfche vaarten g e v o e rd , w e lk en ,
g e ly k w y gemeld ( 4 ) hebben, door
Germanicus Vader, om met de Z u y -
derzeegemeenfchap te hebben, eensdeels
u yt den Overrynfchen Y s z e l
tot de gemelde Z u y d e r z e e , andersdeels
u y t den R y n tot de W y d Aa
gegraaven waaren. Hier g ek o men
heeft Germanicus volgens ’t
gebruyk ( j ) v a n ’t heydens byge-
lo o f , zynen afgeftorven Vader ( 6 )
gebeden van h em , als des zelfs voo-
rig beftaan thans naavolgende, ook
door het voorbeeld en de gedachtenis
van des zelfs heldhaftige raadfla-
gen en aldaar bedreeve heldendaa-
den te willen te hulp komen. V e r volgens
voer h y ipoediglyk voort
door de meeren en den Oceaan tot
aan den Eemsftroom; alwaar h y de
benden aan den Z u yd o e v e r , hoewel
to t geenen kleynen misflag, deedt
te land ftappen, in de plaats van de
zelven met de vloot aan den overkant
te voeren, alwaar z y weezen moesten;
zulks z y federt längs den ftroom
te
( i ) Tacit, annal. Lib. I I . cap.6. Siliiis & Antejus <&
Cæcina fabricandæ ciasíi præponuntur. Mille nav
e s fuffícere v ifæ , properatæque : aliæ brèves, an-
gufta puppi proraque & lato u te r o , quo facilius
fluftus tolerarenc:quædam planæ carinisuc fine noxa
fiderent. Plures appofitis utrimque gubernaculis, con-
verfo ut repente reinigio,hinc v el iiiinc appellercnc.
Multæ pontibus ftratæ, fuper quas tormenta vehc-
rentur. Simul aptæ ferendis equis auc commcacui ,
yehs habiles, cicæ remis, augebantur alacricace mi-
iitum m fpeciem ac cerrorem.
C 2 ) Ibidem. Infula Batavorum , in quam con-
venirenc , prædifta, ob ñc ile s adpulfus, accipicn-
disque copiis & transmittendum ad beîlum opportuna.
^ ^
■ C3) IHdm. cap. 8. Jamque clasfis advenerat, cum
præmisfo commeatu, & diftribucis in legiones ac Tocios
navibus, fosfam, cu iDruüanænomen, ingresfus.
( 4) Zie bier voor fol. 4 6 , 47.
( j ) Qt^nt. Curtii H iß . Lib. I I I . cap. 20. Ipfe in
jugum editi raontis ascendit, multisque collucenti-
bus facibus p a t r i o mo r e s a c r i f i c i u m Diîs
PRÆSIDIBUS LOCI fecit
Silius Lib. X V . vfu 203.
A c fup plex P A T R iû s compellat nomine MANES •
ESTE DUCES BELLO 6c monscratam ducke
ad urbem.
(6 ) Tacit. annal Lib. I L cap. 8. Precatusqiic (Ger-
mamcus) Drufum patrem, ucfe eadem aufuni, libens
placatusque exemplo ac memoria confiliorum atque
operiim ju varet; lacus inde, & Oceanum ufque a'd
Amifiam flumen _ fecunda navigatione pervehitur:
Clasfis Amifiæ relidla, lævo amne, erratumque ineo
quod non fubvexic: transpofiiit miîitem dextras in
g^ ^ y^ u rum . Ita plures dies efficicndis pontibus abhooger
z ynd e op g eru k t, dus ver-
feheydene dagen met het maaken der
noodige bruggen, nutloos gefleeten
hebben. D e ru yte ry nogthans en
de Legioenknechten z yn over de
eerfte wadden, als de vloed nog niet
aanwies, zonder vreeze geraakt ;
dan als ( i ) de achterhoede, beftaande
uyt de hulpvolken, dit insgelyks
ondernam, z y n de Batavieren, welken
zich onder de zelven bevond
en , mids Z y den meefter op ’ t water
ipeelen , en hunne konst in ’t
zwemmen toonen wilden , in wanorde
geraakt, en zommigen der zelven
b y dat toeval elendig omgeko-
men en in den Eems verdronken.
T en zelven tyde o o k , en dat G e r manicus
in ’t betrekken zyns légers
over dien ftroom b ezig was, kreeg
h y tyding hoe de achter den rug g e laate
Angrivariën waaren afgevallen :
des wierdt Stertinins met de ruytery
en ligt gewapenden derwaart g e zon d
en , en dus door hem Zoo onver-
wachte trouwloosheyd, met branden
en moorden w yd en z y d naar vere
y s ch gewrooken.
E n hoewel de Cherusfen den overgelegen
oevervan de W e z e r immid-
dels bezet hadden, zo o befloot G e r manicus
echter z yn e benden ook over
dien ftroom te voeren, en deedt des
onder den wedergekeerden Stertilius
en Æmilius ( 2 ) dien aan verfcheyde
oorden den ruyter doorwaaden, terw
y l Cariovalda (3 ) Hertog der Batavieren
met die van zynen landaard,
l a e a o a a e a e a s g g
( 1 )T a c .Æ n .I .i i i .7/. cap.s.Etecjues quidem aclegio-
nes prima æftiiaria,nondum accrelcence unda, increpidi
cranfierunc: pollrcmumauxiliorum agmen,Bacavique
in' parce ca , dum infultanc aquis, arcemque nandi ostentane,
turbaci & quidam haufti fune. Mecanci casi
tra Cæfari Angrivariorum defetlio a tergo nunciacur,
misfus illico Scertinius cum équité & armatura le v i,
igne & cædibus perfidiam iikus esc. Flumen Vifurgis
Romanos Cheruscosque inçerfluebat.
(2 ) Ibidem, cap. p. C æ fa r , nifi pontibus præfi-
düfque impOfitis,dare in discrimcnlegiones haud Im-
pcracorium ratus, equicem vado tramitcit. Præfucre
Scertinius, & ò numero primipiîarium Æmiliu s, dis-
tantibus locis inveiti.
(3 ) Ibidem cap. u . Qua celerrimus amnis Carioter
plaatfe daar de vloed van den
ftroom i n ’t hevigst w a s , dat insgelyks
beftondt en ftraks op de aldaar
gefchaarde Cherusfen ftortte , w e lken
veynzende te v lu gten , hen dus
in eene vlakte, door bosfchen om-
heynd , lokten. Dit gelukt zynda
reezen z y fehielyk o p , vielen Van alle
kanten aan, en treffende de ftand-
houders en aanzettende op de deyn-
zenden, deeden z y , z ich in een rond
lighaamgefehaard hebbende, d enuvan
ver dan van naaby aangegreepe ver-
weerders eyndelyk verftuy ven, onaan- “
gezien Cariovalda het geweld der
Duytfchers eene lange w y l weerftaarl
hebbende, de Batavieren aanmaande
om zich mede in eenen ronden hoop
tc fchaaren , en dus de aandringelin-
gen op hunne beurt te verbreeken.
Dit is’t minst, h y z e l f toeftootende alwaar’t
gevecht het hevigst was, wierdt,
mids de menigte der ichichten e n ’t
iheuvelenzyns paards, e v en g e lyk o o k
een goed deel des Batavifchen Adels
v a n ’t leeven beroofd : T e rw y l de
overigen o f door e y g e dapperheyd,
o f onderfteund door de hen te hulp
gekome ruyters van Stertiiius en ZE-
milius een g e ly k fterflot ontdooken.
D it verlies echter wierdt aan den
daardoor nog moediger geworden
vyand eerlang ryklyk betaald g e z e t,
mids Arminius , hoofdbevelhebber
der Cherusfen , zich federt in eenen
volkomen veldilag, met de R om e y nen
inlaatende, door de geheele ( 4 )
nedervalda
, Du x Batavorum erupit ;cum Cherusci fiigam
fimulantes in planiciein faltibus circumjeftam craxere:
deiii coorti & undique effufi crudunc ad v erfo s , in-
iiant cedentibus, colleétosque in orbem, pars con-
grcfii quidam eminus proturbanc. Cariovalda diu fiis-
ccncaca boilium fæ vitia, horcatus fuos , uc ingruences
catervas globo frangèrent ; acque ipfe in denlìsfimos
inrumpcris, congescis celis & fuffosfo equo labicur ,
ac multi nobilium circa: cæceros vis fu a , aut equites
cum Stercinio Æmilioque fubveniences pcrieulo
exemcrc.
(4 ) Ibidem, cap. 18. Magna ea v iflo ria neque
cruenta nobis fuit. Quinta ab hora dici ad nofbem
cæfi hostes decem malia pasluum cadavsribas acqua
armis opplevcre.
p 2
l i ' * ' ' "
14,
W: m
I l " - - :
#IK'
k '