0 P D R A G T.
mme Staatsbeßuur, aan de thans over hen geßelde veettige Overhc-
den, ZOO veel maar in hun vermoogen is, te verligten.
Das kan, das zal de door de wapenen verkreege Hryheyd,niet min
in den oorlog dan in den vreede diepere wortelen fihietende dagelyks
bloeijen, groeijen en des ook voor altoos beßandig blyven: ja U W E
HOO G ED . W E L G E B . , even gelyk ook zoo veele andere iiyt-
muntende Staatsieden worden opgewakkerd, om, met den zelf den yver,
de zelf de lust, en de zelfde onvermoeidheyd, in het tortfen van het op
zich genoome Staatsbewind, aan ’t welke U W E HOOG E D .
JH E LG E B . en zoo veele andere door luchte Medeleden ten nuttevan
V Gemeen het grootße gedeelte huns leevens reeds te kost gelegd hebben,
en nog dagelyks zwoegende flyten, op eene wyze te achtervolgen; ivelke
■ de Inwoonderen alleen gelukkig, den Staat ontzaglyk, en door die hey-
den "weer des zelfs daardoor gedacht gevoorden weiß and, het opmerkend
voonverp der grootße Moogendheden van Europa, kan doen worden.
Eer ik echter deeze ßuyte, neem ik de vryheyd van U W E HOOG
E D . W E L G E B . te fmeeken, van de zoohier zoodaar begaam
feylen, welken 'er zeker, mids zoo woest beßek des werks, niet dan te veel
zullen ingeßoopenzyn,volgens U W E R H O O G ED. W E L G E B .
aangeboore en ßeeds alom zoo zeer geroemd werdende infchikkendheyd
te verfchoonen, en diensvolgens deeze thans aangeboode ALOUDE
HOLLANDSCHE HISTORI met die meewaardi-
ging te ontfangen, even gelyk die aan U W E H O O G ED. W E L G
E B . uyt eene enkele hoogachting voor UPHER H OO G ED .
W E L G E B . doorluchtige hoedaanigheden van eenen wordt aangehoo-
den; welke het zich daarom tot een zonäerling geluk rekent van
ten minste op deeze voyze te moogen betuygen, hoe zeer hy is.
HOOG E D E L E W E L G E B O O R E H E E R ,
U W E R H O O G E D E L E W E L G E B O R E N H E Y D S
zeer vcrpligtße, zeer genege en
onderäaanige dienaar
G E R A R D V A N L O O N .
VOORBERICHT.
E ly k de Profefyen het verhaal der toekomende, zoo be-
vatten de Historien dat der voorleedene Zaaken; welke
laatften hoe die ouder, hoe z y , als de eeuwigheyd meer
naderende, des ook te eerwaardiger z y n : doch die fteeds
onder de afche Zoo veeler ( i ) verdichtleien begraaven
le g g en , dat eenigbn, dit gebrek bemerkende, altemets
het waare en onwaare op g e lyk e waarde ftellende, des van
het leezen en naalpeuren der Zelven, zo o al niet eenen vol-
komen afkeer gek re eg en, ten minfte alle de in de zelven
verhaalde zaaken als onzeker en onwis, en dierhalve als aan hunne oplettendheyd
onwaardig belchouwd hebben.
D it zo o zonderling gebrek is echter aan alle oude Historien gemeen; mids
der zelver bpichryveren, iet Godlyks (2 ) in zich gewaar werdende, daarom,
iioewel tegen de waarheyd, de ftichters hunner volken ook van hunne G o den
o f Halvegoden hebben afgeleyd. Dus weet men hoe de Syriers hunne Se-
miramis,als van de door hen aänbedene Godinne D e rc e te s (3 ) a fkomiiig en door
de ( 4 ) duyven g e v o e d , ja in de zelven herlchept verdicht hebben. D e Perlen
weer hielden ftaande, dat hun ftichter Cyrus door eene R e e , even g e ly k de Ro-
meynen hunne Romulus door eene W o lfin niet alleen zoude gezoog_d z y n , maar
dat de laatfte z e lf den (5 ) O orlog sgod Mars tot Vader gehad hadt. Z o o pochten
o o k de Spartaners hunnen Lacedemon; even g e ly k de Miceners hunnen Perleus
van ( 6 ) Jupiter a f te flammen. Z o o rekenden de Atheners het verdichte gelchil
tuslchenMinervaenNeptunus,wegens d e (7 )benaaming hunnerftad,tot eene Zon-
derlinge eer: zo o beroemden zich de Thebaners Wegens het gewaande huuwelyk
van Cadmus, ftichter ( g ) hunner ftad, met Hermione Mars dochter, en dus hebben
ook de meesten onzer oude Historifchryveren de Batavieren van eenen B a to ,
hunne Graaven ( 9 ) van de Trojaanen, eenen Heer Lern (10 ) tot Stichter van
Haarlem, des zelfs Z o o n Arundelius, om z yn e ftyle ooren Koning ( 1 1 ) Ezelsoor
genaamd, als bouwheer van het flot V o o rb u rg , zynen broeder V a lk o o g als ftichter
van Valkenburg, en meer andere tastbaare verdichtlelen, als lautere waarheden,
te boek gefteld.
En zekerlyk de waare herkotlist van den tot den arbeyd verweezen Adam en
des zelfs landbouwende naakomelingfchap fcheen hen te g e r in g , om de op het ■>
tooneel te voeren beiden den vereyschten luyster b y te zetten : des moeten’ er
andere grooterfchynende voorwerpen verdicht worden, w e lk en , hoe z y zeld-
zaamer waaren, des ook in hooger waarde gehouden, en met den tyd in getal
en geloofbaarheyd zynde toegenomen , te graager aanvaard wierden.
Niet w e ynig hielp hier to e , dat de oude Batavieren en overige Duytfchers
eenen zeer .langen tyd noch ( 12 ) leezen noch Ichryven konden , e n , naa z e l f al
die konst b y hen en de andere Duytlche Volken was doorgedrongen, z y , naar hunnen
( 1 ) T . L ivü P ra f, pag. 4.
( 2 ) Handelingen der Apost. X J T I I . Hoofdfi. lis. 1%
( 3 ) Ovid. Metam. Lib. I V . vfu 43.
C4J Diodor. Lib. I I . cap. 4.
0 3 T . L ivü Pr£Bf. pag. 4.
( ö j Ovid. Metainorph. Lib. Ì V . vfu 611.
( 7 ) ibidem L ib . V I . vfu 70.
(8) Ibidem Lib. I I I . vfu 130. Lib. I V . J 71. &c.
(9 ) J. a Leidis Clivon. Lib. V . (
cap. 36.
(10 ) I
( 1 1 ) Ibidem Lib., I. cap. 12.
( 12 ) Tacic. de Morib. Germ. cap. 19,
¡ T i
li
h
r ' ■
fri
lìl!
ìit
f .
[ l i
jri i.
L
ili'
■''''
T ;
'i il