TU.„li'
ii
i|!;, .gi
!i l'Alt !
TiiìlJ'iì?
TLIsiP
En dewyl de volgende aanval, op
de belchanfing der belegeraars iedert
n o g ondernomen, van geenen bete-
ren uytflag w as , wierdt de duslang
ingeiloote ftad, met gevangeneemin-
g e van ( i ) Vercingetorix Z e lf,,eyn delyk
overgegeeven., dit weer van
de onderwerping van geheel Gallie
g c v o lg d ,e n voorts het afgematte(2)
leger der Romeynen in bezetting,
hoewel maar voor eenen körten tyd ,
gezonden, mids het z ich , om eene
nieuwe zamenzweering door die van
Bovais, Berry en anderen gemaakt,
genoodzaakt vondt , om onaangezien
het winter was, tot v e r y dgling
der zelven weder in ’ t veld te rukken.
W ie r eerften zich (3) op eene
h o o g te , door moeren omringd, hadden
ge le g e rd , en aldaar zich fchuyl-
houdende , flechts op het belemmeren
van den toevoer der weer te veld g e rukte
Romeynen toeleyden. Dan
als de Duytlchers , welken Cteiar
om hunne nu zo o menigmaal betoon-
de dapperheyd, van ( 4 ) over den
R y n , om tuslchen de ruytery te ftryd
en , ftaande die t o g t , hadt mede-
g e vo e rd , en onder V'elken ik voor
vaft ftel dat ook de Batavieren geweeft
z y n , met eenen onverichrokken
moed vericheydene moeraflen, volgens
hunne g ew o o n te , waaren door-
gewaad, en voorts eenigen geveld
hebbende de overige menigte beftonden
aan te grypen , bevong de
ichrik niet min de v e ra f dan de naast-
gelegerde vyandlyke benden zoodaan
ig , dat z y ftraks niet dan om een
goed heenkomen dachten, ’t gene
hen o o k , hoewel buyten alle verwachting,
onder de gunst vaneen (y )
rondom hun leger ontftooke v ü u r ,
volkomelyk gelukte. Dan wiilende
iedert de Romeynen in eene toege-
ftelde hinderlaag lokken , zagen z y
zich zelfs daarin verftrikt, en nevens de
gemeenen ( 6) alle hunne bevelhebbers,
uytgenome de v'oorgemelde
Comius van ( 7 ) A t r e ch t , verflaagen.
Sedert nog de landen van den af-
gevallen Ambiorix op de allerichrik-
lykfte w y z e (S ) verwoest z y n d e ,
leyde C æ f ir , den hervatten opftand
aldus
CO Ccef. de bello Gall. Lib- V I L cap. 89- Postero
die Vercingeto rix, concilio c on vo ca to , id fe bel-
lum fufcepisfe non fuarum necesficatum, fed com-
munis libercatis causfa demonstrat ; & quoniam fit
fortunæ cedendum, ad utramque rem fe illis offert
e , feu morte fua Romanis latisfacere, feu vivum
cransdere veline. Mitcuucur de his rebus ad Cæfa-
rem legati. Jubet arma transdi, principes produci:ipfe
in munitione pro castris confedic; eo principes pro-
ducuncur. Vercingetorix deditur,* arma projiciuncur.
( 2 ) Hirtius de bello GaU. Lib. I. cap. 1. Omni Gallia
d ev ifta , Cæfar quum à fuperiore æstace nullum
bellandi tempus intermifisfec, militcsque hibernorum
quiete reficere à tancis laboribus v e l le t , complures
eodem tempore civitates renovate belli confilia nun-
tiabancur, conjurationesque facere.
(3 ) Ibidem cap. 7. Inveniebar, Bellovacos omnes,
qui arma ferre po s fent, in unum locum convenis-
fe , itemque Ambianos , Au lerco s , C a le te s , Vello-
casfes, Atrebates locum castris excelfum, impedita
circumdatum palude, delegisfe & c .
(4 ) Hirtius de belìo GaU. Lib. I. c ^ . 13. Qua con-
tentione Germani, quos propterea Cæfar transduxc-
rac Rhenum, uc equitibus interpofiti præliarcncur,
quum conftantius univerfi paludem tranfisfent, pau-
cisque refistentibus inrerfeftis, pertinacius reliquam
mulcitudinem_ esfent infecuti, perterriti non iblum i i ,
qui aut cominus opprimebantur, aut eminus vulne-
rabantur; fed etiam qui loagius fublìdiari confueve-
_ r a n t , turpiter fugcrunt.
( 5 ) Ibidem cap. 15. Fasces ubi confederant (n am ,
in acie federe Gallos confuesfe fuperioribus com-
mentariis declaratum e f f ) ib-amentorum ac virgulto-
rum, quorum fumma erat in castris c o p ia , perraa-
nus inter fe transditos, ante aciem colloca verun t;
extremoque tempore d ie i , figno pronunciato, uno
tempore incenderunt. Ica continens fiamma copias
omnes repente à confpeélu texic Romanorum.
Quod ubi accidit barbari vehemencisCmo curfu fu-
gerunt.
(6 ) Ibidem cap. 19. Hostes concidunt animis; acque
itineribus diverfis fugamquærunt; nequidquám;
nam quibus difficukacibus locorum Romanos claude-
re volueranc, iis ipfi tenebantur. Viéli tam en , pi-o-
pulfique , majore parte amisfa , confternati , quo
lors tulerat, confugiunt, partim Silvis pe titis , par-
tim flumine, qui camen in fuga à nostris acriter in-
fequentlbus conficiuntur.
( y ) Ibidem cap. 21. Comius Acrebas ad eos profugic
Germanos, à quibus ad id bellum auxilia mutua-
tus erat.
(8 ) A . Hirtius de bello Gali. Lib. I. cap. 24. Ipfe ad
deyastandos depopulandosquc fines Ambiorigis proficiscitur:
quem perterricum , acque fugientem quum
redigi posfe in fuam potestatem defperasfcc; proxi-
mum (fuæ d ign ka ti) esfe ducebat, adeo fines ejus
vastare civ ibus, adificiis, pe co re , uc odio fuoruin
Am b io r ix , fi quos fortuna fecisfec reliquos, nullum
reditum propter tantas calamitates haberct in
civitatem.
aldus gelukkiglyk gedempt hebbend
e , z y n e y g e volk en de hem ten onderftand
gekomene hulpbenden andermaal
in bezetting, en zondt onder
den Stadhouder Cajus Fabius
vyfentwintig keurbenden ( i ) naar
de verafgelegenfte gewesten van
Gallie , ten onderftand van den
aldaar bevelvoerenden Cajus Ca-
ninius.
W e lk e o p ’t ontfangen deezer hulpe
en der wisie tydinge van dat een
g oed gedeelte der oproerigen zich
tienduyzend fchreden vandaar onder
eenen (2 ) Drapes ophieldt, ftraks ,
al de ruytery en Duytfche hulpben-
’ d en , als zyn d e die van eene onge-
meene vaardigheyd, op hen afzondt:
welken den längs den ftroom geleger-
den vyand zeer onvoorwagts op ’ t
l y f (3) v ielen, en fcdert n o g , ziende
zich net van pas door Caninius
met een Leg io en onderfteund, het
aangevange g ev echt met 200 veel
vroomheyd voortzetteden , dat de
meefte ( 4 ) Gallen, o n d e r ’t maaken
van eenen grooten b u y t, o f verflaag
en o f nevens hunnen Bevelhebber
Drapes (5 ) z e l f gevangen wierden.
Invoege dit van de onderwerping
van geheel G a llie , dat weer van het
maaken van deeze twee penningen
ter eere van Caefir gevolgd wierdt,
welken i k , mids de op der Gallen
bevochte voordeelen w e l byzonderlyk
door de dapperheyd en ten ko's-
ten van het bloed der ( 6 ) Batavieren
en andere Duytlche hulpbenden ver-
kreegen w aa ren, daarom ook alhier
plaats geeve.
Op de voorzyde van den eerften is , nevens het bekende minnewigt, de borstbeelde-
nis van Venus geftempeld, ter oorzaake het gellacht J u l i a voorgafivan ( 7 ) van ]u-
L D S afte ftammen, wiens Vader Æneas de Dicliters willen dat de hier verbeelde Godin
Venus tot Moeder zoude gehad hebben. De tegenzyde verbeeldt eenen op-
gerechten zeegeftandaard, aan wiens ftronk, mids Cæfar, naar’t beteugelen der Zw itters
, eerst de Duytfchers onder Ariovistus, en daarnaa nog dien zelven landaard om.
trent Thiel verflaagen hadt , daarom een naakt Duytfclier ter rechterzyde g e .
boeid.
CiJ A Hirtius de bello Gall. Lib. T. cap. 54. C . Fa-
biuin legatnm cum cohortibus X X V . mictic in di-
verfisfimara partem Gallite , quod ibi quasdam civitates
in armis esfe audiebat, neque C , Caninium Re-
bilum legatnm, qui illis regionibus p r s e r a t . fatis
firmas 1 1 legiones habere exiffimabat.
(2 } Ibidem cap. 35. Confidant Drapes & Luterius
non longius ab opido X millibus pasfuum, unde
pauliatim frumentura in oppidum fupportarent.
(3 ) Ibidem, cap. 30. Sed quum in experiundo
periculum nullum v ideret, equitatum omnem, Ger-
manosque pedites fummte velocicacis omnes ad c.as-
tra holHuro prannittit. Ipfe legionein unam in trina
castra diñribuit.
(4 ) /Ètdem. Quod ibi accidit. Germani equ ite s , fig-
Dis legionis vìfis, vehementislime pricbantur. Confestim
omnes cohortes undique impetum fàciunt: omnb
bus aut in terfe ilis , aut cap tis , magna prteda potiuntur.
Ibidem. Capitur ipfe eo præiio Drapes. C aninius
felicisfime re g es ta , fine ubo pene militis vuln
e re , ad obfidendos opidanos revertitur.
f6 } Joannis Goiuini notes in J . Cafar. Pag. lyG.
N . 2. Ho c in Germanorum laudem esto iemel dictum,
eosRomanis Im p e r i u m T R A D iD is sF . G A L -
LIÆ ,eosd em tandem abilulisfe Honorii temporibus,
eosdem bello Civili , ut postea v id eb itu r, Romanorum
quoque Imperium ipfi Cæfari dedisfe.
( 7 ) A . Qcco imp. R . numism. fol. 3. Nummus h ic ,
cura aliis, in quibus Venus confpicitur, ad originetn
gentis Juliæ iudicandam cufus e ft ; a Julo enim Æ n e s
filio Julium gen us , Julusque Veneris per Æneam pa-
trem Nepos.
H 2
iìM-irr';;
jilTI
llTi ^