nog geen dag reize van Curacao genaderd zijnde, liep de geheele vloot te
middernacht op het noorderrif van de Avesklippen ; zoodat, van de
20 oorlogschepen, 18 een prooi der golven werden, terwijl ook van de
andere vaarluigen slechts twee ontkwamen. Intusschen was men tc
Curacao, werwaarts de tijding van deze aanmerkelijke uitrnsting en
hot doel daarvan overgewaaid was , in den uitersten angst, en vreesde
ieder oogenblik die geduchte magt te zien opdagen , toen men eens-
klaps de blijde tijding vernam, dat het op handen zijnde gevaar ge-
weken was ; hetwelk geheel verdween, toen in Augustus van dat zelfde
jaar de vrede te Nijmegen, tusschen de Nederlanden en Frankrijk
geteekend werd.
Na dien vrede nam de welvaart op C u r a c a o aannierkclijk toe , en
het was toen eene voordeelige kolonie voor het moederland ; terwijl
het mede in een reeks van jaren, door geen vijandelijken aanval
verontrust werd. Tevens bleefdit eiland bij de vredebreuk met Frankrijk
in het jaar 1689, waarbij Suriname en st. Eustatius aangevallen
werden , verschoond , zoodat deze eeuw vreedzaam en voorspoedig ten
cinde liep. Maar de grijze L o d e w i j k XIV , deed in het begin van
het jaar 1712, uit de haven van Toulon, een eskader onder het bevel
van J a q c e s d e C a s s a r d uitzeilen, met bevelen om de kolonien der
Nederlanders te plunderen of te vernielen. Den 16 February ver-
scheen dit eskader, bestaande uit vijf oorlogschepen en zeven andere
groote vaartuigen, voor de haven van C u r a c a o . Het zakte vervolgens
naar beneden, en kwam ten anker in de Baai van st. Kruis , waarop
de troepen op eene plants -werden aan wal gezet, die , naar deze ge-
heurlenis, den naam van Cassardsgat bekwam. Niet verre van de
landingsplaats ontmoetten de Franschen en Nederlanders elkander en
raakten weldra handgemeen, met dat ongelukkig gevolg , dat de on-
zen naar Malpays moesten terugtrekken. Hier, waar de Nederland-
sche troepen, het aanrukken der Franschen nogmaals zocliten te stui-
ten , viel een tweede gevecht voor, dat even zoo ongelukkig uitviel.
Den 26 February werd nu de stad door de Franschen opgeeischt, en
hierop een weigerend antwoord bekomen hebbcnde , begonnen zij die
te bombarderen. Na dit bombardement werd van de Fransche zijde
voorgeslagen, om eenen stilstand van wapenen aan te gaan, mits de
regering eene redelijke contributie wilde toestaan en hierop werd,
na eenig dingen , overeengekomen , dat aan de Franschen eene som van
116,000 pesos.van achten (230,000 guld.), aan contanten , koopgoederen
en slaven , zoude betaald worden , daaraan voldaan zijnde , zoo verlieten
de Franschen het eiland.
Na het kostbare bezoek van C a s s a r d nam dit eiland weder in bloei
en welvaart toe, en het bleef voor groote rampen bevrijd. Maar het
werd in bet jaar 1738 door rampzalige binnenlandsche twisten en
verdeeldheden, tusschen de Curacaosche burgers ter eener en de hier
aanwezige zeeofficieren ter andere zijde , in de grootste onaangenaam-
heid gewikkeld. Deze oneenigheden schijnen ontstaan te zijn, door-
dien de zeeofficieren vermeenden , dat hun van wege de burgers niet
de eerbewijzingen gedaan werden die. hun toekwamen ; terwijl de burgers
van gedachten waren, dat deze officieren zieh te veel regt aan-
matigden en de inboorlingen met minacbting behandelden.
In het . jaar 1762 had er op Curacao , of eigenlijk op de vee-
plaats Hato, een geduchte opstand onder de Negers plaats, waarvan de
heethoofden , of eerste aanleggers behoorden tot eene familie , welke
men hier de stam van Aminas noemde , van welke muitelingen dan
ook eene menigte ter dood gebragt en daardoor de opstand gedempt
werd.
Eene andere ramp gebeurde op dit eiland door het springen van
’s lands fregat Älphen, onder de bevelen van den Kapitein G e o r g W i e -
i e m H e n d r ik ], Baron v a n d e r F e l t z , welk ongeval den 16 September
1778, plaats had. De slag was zoo geweldig, dat alle buizen er van
schuddeden , en door de bewoners, die vreesden , dat zij geheel zouden
instorteu , vertaten werden ; aan de havenzijde bleef bijna geen glasruit
heel. Het geschokt water rees tien voet boven peil over de oevers heen
en vloeide'zelfs binnen de poort van bet fort. De opgezette zee sloeg met
een vreesselijk geweld tegen de zware schepen aan, die naauwelijks op
hunne ankers bleven; de ligtere vaartuigen werden van hunne ankers
afgeslagen en op de klippen en werven gesmeten , waar eenigen verpletterd
werden , terwijl andere zonken. Vele matrozen van deze schepen sprongen
in de haven , 'dewijl zij meenden, dat het kruid hunner eigene schepen
losbarstte. De brokken hout en ijzer, die door de verbazende kracht
van het losbrandend buskruid in de hoogte waren geworpen , stortten
ginds en herwaarts op de huizen en in de straten neder. De deerlijk
verminkte lijken en de afgescheurde menschelijke ledematen, die on -
der de verspreide brokken van het schip verstrooid lagen, leverden een
afgrijsselijk schouwspel op. Bij dit ongeluk verloren 206 personen
van het scheepsvolk, onder welken de iKapitein, het leven , en behalve
dezen nog eenige Negers en Negerinnen , die aan boord of in de pon-
tjes in de nabijheid van het fregat waren. Een klein gedeelte slechts
der bemanning van het fregat, hetwelk met de sloep aan wal was, om
water in te nemen, ontkwam aan dezen ramp.
C u r a ç a o bereikte zijnen hoogsten top van bloei en welvaart gedu-
rende den Amerikaansehen oorlog van 1776—1783 , sints welken tijd
het steeds met rampen te worstelen had, en tot dien verarmden Staat
geraakte , waarin het zieh thans bevindt. Destijds echter was het de
verblijfplaats en het toevlugtsoord van alle vaartuigen, die eenen voor-
deeligen sluikhandel op de kust dreven ; dien ten gevolge lag de ruime
en veilige haven dan ook steeds vol schepen. Bovendien zetteden zieh
vele kooplieden hier neder, en de handel was hier zoo uitgebreid ,
dat de pakhuizen de goederen niet bergen konden, en de vaartuigen ,
welke uit het moederland aankwamen, konden zelden de vereischte
hoeveelheid drooge goederen aanvoeren , en eene sterke vermindering in
de opeen geboopte producten aanbrengen, hoewel, in het jaar 1783,
een convooi van meer dan 60 vaartuigen tegelijk naar het moederland
uitzeilde. Gedurende dit tijdvak viel e r, den 16 Junij 1782, in het
gezigt van het eiland, een scherp gevecht voor tusschen den gewa-
penden Nederlandschen hoeker de Frouw Machtelijne, Kapitein G e e r -
m a n , en het Engelsche fregat de Diamant, Kapitein P a r k e r , hetwelk
van ’s morgens 11 ure tot tegen den avond aanhield , ten gevolge
waarvan Kapitein G e e r m a n , dewijl hij door den, zieh in de nabijheid
bevindende, kotter de Kemphaan, Kapitein Eijk , schandelijk verlaten
werd, na zieh tegen eene groote overmagt dapper verdedigd te heb-
ben, zieh eindelijk aan den vijand moest overgeven. In dit gevecht
had G e e r m a n 7 dooden en 17 zwaar gewonden bekomen , onder welken
de Tweede Luitenant, terwijl hij bij de overgave geen drie man
aan boord had, die niet eenigzins gekwetst waren. Het verlies van
P a r k e r bedroeg 15 dooden , ' onder welken de Eerste Luitenant, de
Schipper en twee Luitenants titulair; ook had hij 27 gekwetsten,
van welken er naderhand nog onderscheidene overleden.