liet brengen en aldaar verbranden ; terwijl de ingezetenen geen geringen
overlast van de bezetting te lijden hadden.
In bet jaar 1896 werd deze stad, benevens Zutpben, versterkt,
en in het jaar 1607 , op goeddunken van de Algemeene Staten
en van Prins M a d r i t s , de steenen niuur afgebroken, en met ne-
gen bohverken, vier ravelijnen en een hoornwerk buiten de Oost-
poort voorzien. Deze werken, door den langdurigen vrede vervallen
zijnde, werden. kort voor de aankomst der Franseben , in bet jaar
1672, door voorzorg van W il l em III, Prins van Oranje, weder in
Staat van tegenweer gebragt. De bezetting , bestaande uit omtrent 3800
inan , was van mond- en krijgsbchoeften wei voorzien, toen den '16 Junij
van gezegd jaar, de stad door de Fransche troepen berend en ter over-
gave opgeeischt werdt, waarop men antwoordde baar tot den laatsten
droppel bloeds te zullen verdedigen , welk voornemen met eenen eed
bekrachtigd werd. Op den 18 Junij naderde de vijand sterk met zijne
loopgraven , en deed eene batterij van 12 stuks kanon oprigten , den
19, des avonds, werd de stad weder opgeeischt, doch zonder gevolg.
De onmin en bet mistrouwen tusschen de bezetting en de burgers,
waren echter oorzaak, dat de vesting, den 21 Junij , werd overgege-
ven , onder voorwaarde , dat de bezetting krijgsgevangen zou blijven,
en de stad de vrije oefening van godsdienst en bare voorregten zoude
behouden, e n , even als de gevlugte landlieden, voor plundering
bevrijd blijven. Doch daags na de overgave werd haar tien duizend
gulden, tot afkoop van de plundering, afgeeischt, en hiervan kwam
zij , hoezeer zieh op de kapitulatie beroepende , niet onder de acht-
duizend gulden af. Deze nieuwe bezetting leefde hier zeer siecht,
zoo dat er doof baar onmatig stoken en achteloosheid brand ontstond,
waardoor bijna de helft vari de stad in asch verkeerde. Tot in het voorjaar
van 1674 hielden deze gasten hier huis, als wanneer de Franschen
na de wallen gesiecht te hebben , de Nederlanden verlieten,
hoewcl niet zonder den landzaten zware brandschatting te hebben
afgepcrst.
In de jaren 1704 en 1708 ontstonden er in de provincie Gelderland
heftige bewegingen over de verandering in de regering der steden naar
den dood van Prins W il l em III, waarin de Algemeene staten in het
jaar 1704 betrokken en waaruit groote oneenigheden tusschen de
Provincien geboren werden. Bijzonder toonden de Geldersche steden
zieh zeer misnoegd op de Algemeene staten. De beroerten sloegen
over van de eene stad tot de andere ; tusschen de Ridderschap en
de steden, liepen ze tot die hoogte , dat de een legen den ander volk
aannam. D o e sbo rgh liep er zoo min vrij van als de andere steden van
dat gewest-, alwaar de ingezetenen , in het jaar 1708 , zieh voor de
oude regering in de bres stelden, zelfs werd men aldaar handgemeen,
doch de burgers van Doetinchem stilden er den, opstand.
Nadat in het laatst van het jaar 1813 de berigten , dat de Ko-
zakken den IJssel reeds waren overgetrokken, tot Arnhem waren
doorgedrongen , had de Rommandant dier vesting , de Generaal A mey ,
wel tachtig man tot versterking van het garnizoen van D o e sbo rgh af-
gezonden, dan naauwelijks was, in den nacht tusschen den 18 en 19
November, eenige Pruissische ligte ruiterij voor deze vesting aangeko-
men of de bezetting ging tot haar over, en leverde D oesborgh in de
handen der Bondgenooten, hetwelk den Generaal A mey bewoog tot het
nemen van maatregeleij , om D oesbo rgh te hernemen , en inmiddels
met eenige Gens d’armes, en een bataillon Douaniers, die van Wezel
al vechtende met de Kozakken, over Nijmegen aangekomen waren’,
versterbt zijnde, zond hij deze manschappen op den avond
van den 2 2 , op genoemde vesting af, op welker aankomst de
Pruissen, die haar bemagtigd hadden naar Doetinchem weken en
de plaats weder in handen der Franschen lieten, die er met wei lg
moedwil aanrigtten, eenige. huizen plunderden en zieh zelfs met
moord bezoedelden , j a , het ware te wachten geweest, dat D oe sbo rgh
een tweede Woerden zou geworden zij», mdien met de Luitenant-
K o l o n e l en Oud-Kommandant d e V a in e s van B r a k e l , meermalen met gevaar
van zijn leven het geweld krachtdadig gestuit had. Ook mogten
de Franschen zieh niet lang in hunne schijnbare overwinsing verbeugen.
De Pruissen, door eene grootere magt ligte ruiterij versterkt
, kwameu dienzelfden dag terug , vielen de Franschen, die zic
binnen de huizen zorgeloos aan de vrolijkheid en den drank hadden
overpepeven , geheel onverwachts op het lijf, en joegen de geheele be-
zetting ijlingsÖop de vlugt. De overtogt over de brug belemmerd
zijnde , gelukte het slechts een twintigtal Douaniers met zwemmen te
ontkomen, de overigen , onder welke de Bevelhebber zelf, zijnde een
Kapitein van de Gens d’armes, sneuvelden , of verdronken , ol werden
gekwetst en gevangen genomen. De Generaal A mey , nog weder
eene versterking van twee bataillons voetvolk bekomen hebbende,
wilde andermaal eene poging beproeven , om D oe sbo rg h te hernemen ,
maar de manschappen , den 23 ’s avonds daartoe afgezonden stieten
den volgenden morgen , achter het dorp Velp , op eenen troep Pruissi-
sehe iapers en ruiterij , die twee veldstukken en eenen mortier met
zieh voerden, en werden daar zoo wel ontvangen, dat zij spoedig
met een aanmerkelijk verlies, tot binnen de stad en de schansen
buiten de Rijnpoort, moesten terugtrekken. Deze poging alzoo vruch-
teloos afaeloopen zijnde , bleef D o e sbo rg h van verdere aanvallen vrij.
Bij den orkaan van 29 November 1836 verkeerde de stad D o e sbo rg h
in o-een gering gevaar. Toen de storm in volle kracht woedde,
was het een verschrikkelijk gezigt den hoogen toren van de bt.
Maartenskerk te zien slingeren. Het kruis sloeg zoodan.g over en
weer ■, dat de kop van den haan en eene der stangen van den blik-
semafleider naar beneden kwamen. De planken, welke in Re go-
ten van het kerkgebouw lagen ] flogen als papier door de lucht, ln
een woonhuis perste de hevige luchtstroom een raam naar binnen,
waardoof verder een gedeelte van den achtergevel instortte. Het water
uit den IJssel sloeg tot in de Veerpoortstraat, op eenen aanmer-
kelijken afstand van de rivier verwijderd. Men heeft zelfs gemeend
eene aardbeving te hebben gevoeld. Zoo veel is zeker, dat de pomp
in zeker huis , die anders helder water gaf, geheel troebel was.
DOESBORGH-EN-ZEVENAAR, dist., prov. Gelderland, gedeeltelyk
kw. Arnhem, gedeeltelijk kv/. Wijmegen en gedeeltelijk kw. Zutphen,
palende N. en O. aan het distr. Zutphen , Z. aan de Pruissische prov.
Rijnland , Z. W. aan den Rijn , die het van het distr. Nijmegen af-
scheidt, N. W. aan den Ussel, waardoor het van het distr. Veluwe
gescheiden wordt. .
Het beval de navolgende 9 gem., A n g e r lo , B e rg h , D id am ,
D u i ven , Ge n d r in g e n , H e rw e n - e n - A a r d t , P a n n e r d e n ,
W e h l en Z e v e n a a r . Het telt 3661 h., bewoond door 4449 huisgez.,
uitmakende eene bevolking van ruim 23,000 in w.
DOESBURG, buurs. op de Neder-Veluwe, prov. Gelderland, distr.
Veluwe, kw., arr. en 3 u. N. W. van A.rnhem, kant. en 3 u. N.