DONIA of D o s y a , voorm. state, prov. Friesland, kw. Oostergoo,
griet. Ferwerderadeel. Zie D e n ia .
DONIA of D osya , voorm. state, prov. Friesland, kw. Oostergoo,
griet. Ferwerderadeel, I u. W. van Hallum, waartoe zij behoorde.
DONIA of D o sy a , voorm. state, prov. Friesland, kw. Westergoo,
griet. Barradeel, 7 min. N. 0. van Sexbierum, waartoe zij behoorde.
Het is thans eene boerenplaats, behoorende aan den Heer Grietenij-
Assessor M . S. D onia en kinderen.
DONIA ot D osya , voorm. state, prov. Friesland, kw. Westergoo,
griet. Hennaarderadeel, £ u. Z. 0. van Hydaard, waartoe zij behoorde.
DONIA o f D osya , v o o rm . s t a t e , p r o v . Friesland, k w . Westergoo,
g r i e t . Hennaarderadeel, | u. Z. 0. v a n Spannum, w a a r to e z ij b e h
o o r d e .
Zij werd naar de poort, welke er voor stond, ook wel de P orte
genaamd.
DONIA of D osya , state , prov. Friesland, kw. Westergoo, griet.
Wonseradeel, arr. en 2£ u. N. W. van Sneek, kant. en 1 u. N.
ten 0 . van Bolsward, 5 min. Z. van Burgwerd, waartoe zij behoort.
Zij wordt tbans , als cen buitengoed, in eigendom bezeten door de
familie Roos vas M esdag.
Deze sfaten , die thans meest in boerenplaatsen of zathen veranderd
zijn , hebben hunnen naam ontleend van het Friesche geslacht Dosn,
waaruit een der onderteekenaars van het verbond der Edelen S ixths
( S yds) D osia voortsproot, terwijl ecn andere afstammeling van dit geslacht
, F rass D osia , Afgevaardigde was tot de vredehandeling te Munster,
en buitengewoon afgevaardigd werd tot de groote vergadering in
het jaar 1651, welke hij zou geopend hebben, indien hij niet eenige
dagen te voren , t e ’s Gravenhage, gestorven was.
DONIA , voorm. stins, prov. Friesland, kw. Zevenwouden, griet.
TJtingeradeel, te Akmarijp.
DONIABUREN, D ooisabdres , D oxiahuizes of D oishuizex , geh. aan
den Zeedijk, prov. Friesland, kw. Westergoo, griet. Wonseradeel',
arr. en 4 u. W. ten W. van Sneek, kant. en 2 u. Z. ten W. van
Bolsward, | u. Z. van Ferwoude, waartoe het behoort.
DONIAGA of D okjegea , ook wel D osyagea, d., prov. Friesland, kw.
Zevenwouden, griet. Doniawarstal, arr. en 3§ u. Z. Z. 0 . van Sneek,
kant. en 1J u. N. ten 0 . van de Lemmer, aan den weg van de Lemmer
op Leeuwarden , nabij het Tjeukemeer.
Men telt er 120 inw., die meest hun bestaan vinden in den land-
houw. De Herv., die hier wonen, behooren tot de gem. Tjerkgaast-
St.-Nicolaasga-Doniaga-Idskenhuizen-en-Legemeer. Zij hebben hier eene
kerk zonder toren. — De R. K., welke .men er aantreft, behooren
tot de stat. van St. Nicolaasga. — Ook is er eene dorpsschool.
In het jaar 1498 werden hier 27 h. door de Saksen afgebrand.
DONIAGA WERSTAL , oude naam van de griet. Doniawarstal, prov.
Friesland, kw. Zevenwouden. Zie D osiawarstae.
DONIAHUIS, voorm. stins, prov. Friesland, kw. Westergoo, griet.
Hennaarderadeel, onder Oosterend.
DONIAHUIZEN , geh., prov. Friesland, kw. Westergoo, griet.
Wonseradeel. Zie D osiabures.
DONIAPLAATS of D okyapeaats , benaming van den grond, prov.
Friesland, kw. Oostergoo , griet. Leeuwarderadeel, waar het vrouwen
klooster Fiswert of Franciscus-weerd, eertijds gestaan heeft ten noor-
den van Leeuwarden, zijnde thans de begraafplaats dier stad.
DONIASTATE, voorm. state , prov. Friesland. Zie D o s i a .
DÖNIATERP, voorm. state, prov. Friesland, kw. Oostergoo, griet.
Ferwerderadeel, arr. en 2 u. N. ten 0. van Leeuwarden, kant. cn
2 u. Z. Z. W. van Holwerd, I u. ten Z. 0. van Wanswerdf waartoe
zij behoorde.
DONIAWARSTAL of D oniawerstae , oudtijds D odisgawerstae en D oni-
agawerstae, in bet Oud-Friesch D odinuwbrfstae, griet., prov. Ond-Z'Toes-
land, kw. Zevenwouden , arr. Sneek, kant. de Lemmer (5 k. d., 12 m. k.,
7 s. d .); palende N. aan Wymbritseradeel en voor een klein gedeelte
aan Rauwerderhem , N. 0. aan Utingeradeel, 0 . aan Haskerland , : Z.
Ö. aan Schoterland , Z. aan Lemsterland en het Tjeukemeer, Z. W.
aan de stad Sloolen en aan Gaasterland, W. aan bet Slootermeer en
Wymbritseradeel. Zij is de derde griet. van Zevenwouden, en ont-
leent haren naam, even als het in het Z. gelegen d. D o n iag a , alwaar
oudtijds de openbare teregtzill ingen werden gehouden , van het adell.
geslacht D o s ia . dat hier vroeger woonde en veel gezag had, en van
warstal of werstal, regtstoel of regtsgebied. Voorheen was deze griet.
met L ems t e r la n d verbonden, maar zij schijnt reeds vroeg daarvan
te zijn afgescbeiden.
Zij bevat de volgende 14 d.: L an gw e e r, dehoofdpl.der griet.) Boorn-
zw a ag ; de B roek; D o n ia g a ; G o in g a r ijp ; Id s k e n h u iz e n ;
de Dyken; L eg em e e r; S t. N ic o la a sg a ; O ld o uw e r; O uw ste r-
h a u l e ; Ouwster-Nyega ; T e ro e le en T j e r k g a a s t , die de volgende
4 Herv. gem. uitmaken: G o in g a r ijp ^ e n -d e -B ro e k ; L an g weer
- e n -T eroele ; 0 uw s te rh a u le - O ld o uw e r - cn-'N ye g a ;
T je r k g a a s t -S t . N ic o la a s g a -D o n ia g a - I d s k e n h u iz e n - e u -L e g
em e e r, welke tot de klass.'van Heerenveen, ring van de Lemmer,
behooren , 12 kerken hebben, door 4 Predikanten bediend wprden en
ruim 7100 zielen teilen.
De R. K., van welke men er een tiental heeft, worden tot de stat.
van St. Nicolaasga en Joure gerekend.
D osiawarstae heeft van het N. naar bet Z. eene lengte van 5J u.
en van het W. naar het 0 . eene breedte van 3 u., beslaat eene
oppervlakte van 12,561 bund., telt 382 h., bewoond door 473 huis-
gez., uitmakende eene bevolking van ruim 7100 inw., die mecst
hun bestaan vinden in den vee- en boutteelt en een weinig landbouw.
De grond dezer griet. is hier zand- en daar veenachtig, en moet van
tijd tot tijd behoorlijk bemest worden, om goede vruchten voort te
brengen. Over het algemeen is er de grond meest geschikt tot wei-
en hooiland. Hoewel er omtrent Langweer, St. Nicolaasga, Legemeer
en Tjerkgaast ook hoqge korenlanden gevonden worden, waarop in den
herfst, na de inoogsting der granen, smakelijke knollen worden geteeld,
zoo behoort zij toch onder de minst vruchtbare streken van Friesland.
Ookliggen de meeste landen, vooralin het N. en 0. gedeelte, zeer laag ,
zoodat zij nog in het begin der vorige eeuw weinig waarde badden , daar zij,
reeds in den herfst onderloopende, eerst laat in het voorjaar weder droog
werden en dus weinig vee konden voeden. Doch hierin is eene groote
verandering ten goede gekomen, sedert de Heer J ohas V egilix va s Claer-
b erg e s , die er van 1722 tot 1772 Grietman over was , is begonnen de
landen, welke hij er bezat, in tepolderen en de poldcrdijken met boomen
te beplanten, hetwelk spoedig door andere voorname grondeigenaars
gevolgd is , zoodat tegenwoordig zeer groote streeken lands in deze
griet. onder poldermolens zijn gebragt, en daardoor in tijds van het
overtollige water kunnen ontlast worden, waardoor een groot gedeelte