rijen , welke hier vroeger gevonden werden, op het stadsInns overse-
bragt (1 ). ö
t f ebouw ’ ° P . den Geerweg staande, dat in het jaar 1664 tot een
I n c h t h u i s ingerigt was, en waarin naderhand ook het D o lh u is
overgebragt werd, d ie n t, sedert het jaar 1829, tot eene A rm e n -
i n r i g t i n g .
De H e rv o rm d e g em e e n te te D e l f t , die tot de klassis van ’sGra-
venhage, ring van Delft behoort, heeft er met de krijgslieden enhunne
huisgezmnen, die 300 in getal zijn, ongeveer 10.000 zielen. Hoe-
wel de onroomschen eerst in het jaar 1868 van de Regering verlöt
kregen , om hunne godsdienst te mögen uitoefenen , schiint deze sem.
reeds in het jaar 1838 bestaan te hebben , althans op dat jaar vinden
wij zekeren J o h a n n e s S a r t o r i u s als leeraar in die gemeente vermeld
Voor zijn overlijden, dat in het jaar 1370 voorviel, moeten d i*
leeraars deze gemeente bediend hebben, althans in het jaar 1866
waren hier mede Predikanten A p p iu s R e y n e r i en J o h a n n e s G e r o e c l u s
welke laatste, in het jaar 1867 naar Emden weekj kort daarna had
deze gem. reeds vier leeraars. Doordien zij zoo aanmerkelijk toe-
nam werd er in 1601 een vijfde, in 1640 een zesde en in het jaa r
i/b ./ een zevende Predikant bijgevoegd. Later is dit getal evenwel
weder tot zes^en in het jaar 1816 tot vijf verminderd, zoo als het tegen-
woordig nog is. Het beroep gescbiedt door den kerkeraad. Deze gem.
heeft twee kerken : de O u d e k e rk en de N ie uw e k e rk .
a h O u d e k e r k , aan het Oude-Delft, was vöör de Hervorming aan
den H . H i p p o l y t u s , vroeger aan den H. B a r t h o l o m e u s , en , naar men wil
nog vroeger aan den Zaligmaker toegewijd, Destijds werd het pastoors-
ambt door de Graven begeven, terwijl het bevestigen door den Aarts-
laken van Utrecht geschiedde. De Pastoor trok aan vastinkomen ’s jaars
omtrent 8 vlaamsche ponden (48 guld.) welke op eenige landerijen en
hnizen binnen D e l f t gevestigd waren. Alle de toevallen , de lasten
daaronder gerekend , bedroegen 36 vlaamsche ponden (216 guld.) De
Pastoor had geene vaste woonplaats ; en was gehouden dagelijks eene zin-
gende miS tedoen. JVlen had er onderscheidene altaren , en er waren
vikarijen en 7 broederschappen aan deze kerk verbunden 5 te rwijl
zij rijkelijk met beeiden en schilderijen versierd was , onder welken
6F Vj n uitste^en<^e «choonheid waren. Deze zijn echter allen door de
woede der beeidstormers vermeid. Sommigen hebben G o d e v a a r t , Hertog
van Lotharingen, voor den stichter dezerkerk gehouden; doch anderen hebben
op goede gronden bewezen , dat zij , omstreeks het jaar 1240 , door
zekeren B a r t h o l o m e u s v a n d e r M a d e , gestiebt is. Het is een aanzienlijk
gebouw, m het midden met een kruiswerk van witten arduinsteen , versierd
, hetwelk op twee rijen pilaren ru s t, en met eenen hoogen , vier-
kanten toren pronkt, die vijf spitsen heeft, waarvan de middelste hoog boven
de anderen uitsteekt, terwijl zij van onderen een vooruilstekend portaal van
witten arduinsteen heeft, dat tot ingang der kerk dient. Men wil dat
de houwmeester, om zijne bekwaamheid aan den dag te leggen , deze toren
met voordacht naar den eenen kant zwaar overbellende gebouwd heeft. De
kerk heeft een orgel, dat voor het oudste van geheel Nederland gehouden
wordt. Zij pronkt met de grafsteden van de Zeebelden M a a k t e n
H a r p b b t s z . T r o m p en P i e t e r P i e t e r s z o o n H e i n ; van den grooten Na-
tuuronderzoeker A n t o n i e v a n L e e d w 'e n i io e k ; van Jonkheer A a b n o ü t v a n
(1) By G. 1 An Loo.v , B e s c h rijvin g der Nederlandeche Htstoriepenningen , v io d t m e n , D. I . , bl-
154 , drie gedenkpenningen vah de voormalige Delftsche Schüttere beechreven eh afgebeeld.
Duivenvoobde , en van Jonkvrouwe Elizabete van Marnix , dochler va»
Filips van Mabnix , Heer van St. Aldegonde en huisvrouw van den
Kolonei Karee Morgan. .
De Nieuwe k e r k , op de Grootemarkt, werd 111 het jaar 1381 van
liout opgetimmerd, en teerst ter gedachtenis van de 11. Maagd M a r i a
naderhand ook van St. U r s u l a , ingewijd. Twee jaren later begon
men haar echter van steen op te bouwen en zij werd allengs van bin-
neu en van buiten voitooid. In het eerst waren er slechts diie a ta-
ren , maar deze zijn later tot tien aangegroeid ; er bestonden ten la a t-
sten meer dan dertig vikarijen, benevens wel 20 broederschappen. De
Pastoor van deze kerk werd, vöör de Hervorming, door de Hollandsche Graven
benoemd, en in het bezit gesteld door den Aarlsdiaken van Utrecht.
De inkomsten der pastorij beliepen omtrent 3 vlaamsche ponden
(18 gl.) en alle lasten daaronder gerekend konden zij 30 vlaamsche
ponden (180 gl.) halen. De Pastoor was verpligt wekelijks 6 zingen-
de missen te doen. De Kosters, zoo van St. Ursulakerk als van St.
Hippolytuskerk werden door de stad aangesteld. De kerk is op de Gothische
wijze gebouwd en pronkt met eenen 93 eil. hoogen, geheel van witten
arduinsteen opgehaalden , toren , welke boven van vier kleine torens om-
ringd i s , tusschen welke de torengaten gemaakt zijn. In dezen toren
wordt een der fraaiste klokkespelen van Nederland gevonden , waar-
toe niet minder dan 38 klokken (ruim 3 octaven) dienen. In bet jaar
1812, toen, door.de Fransche overheersching en dwingelandij, de ste-
delijke geldmiddelen zeer ten achteren waren , liet men twee luiklokken
uit den toren neder en verkocht ze, stuk geslagcn zijnde. De k e rk is,
in de jaren 18 37 —1838 van binnen geheel vertimmerd, vernieuwd
en zoodanig verfraaid, dat de inwendige inrigting de algemeene be-
wondering der vreemdelingen tot zieh trekt. Het gebouw rust op
twee rijen pilaren, op de Gothisebe wijze geschikt; terwijl het prächtige
, welluidende , ten jare 1837—1839, door de orgelmakers J. B ö t z
en Comp., te Utrecht, vervaardigde orgel, dat in Januarij 1840 is ingewijd
, en het fraaije ijzeren koorhek , in Gothischen stijl gegoten , deze
kerk tot eene der opmerkenswaardigste maken. Maar hetgeen deze kerk van
binnen allermeest tot sieraad verstrekt is de grafstede van W i l l e m I, Prins
van Oranje, op kosten der Algemeene Staten in het jaar 1609 opgerigt en
thans nog tot eene begraafplaats voor het tegenwoordige koninklijk huis
dienende, waartoe zij, in het jaar 1822, vergroot is. Zij is vervaardigd
door den vermaarden bouwmeester H e n d r i k d e K e y z e r : noch kostbare
Stoffe van zwart en wit marmer of metaal, noch k u n st, is er aan ge*
spaard. Het geheele werk is 6 eil. 2 palm. 7 d. lang en 4 eil. 7
palm. breed. Boven drie trappen van zwart marmer ziet men de graf-
tombe van gelijke stof, op welke bet lijk , in eenen Prinsenrok ge-
kleed , van wit marmer uitgehouwen lig t, onder een groot verhemelte,
hetwelk op 22 kolommen van zwart gemengeld marmer rust. Tusschen
deze kolommen staan vier bronzen vrouwenbeelden , de geregtigheid,
de vrijheid , de godsdienst en de dapperheid voorstellende. Aan het
vooreinde der tombe, op den vijfden trap , is de P rin s, in het harnas
zittende, van gegoten metaal afgebeeld , met eenen gepluimden heim
aan zijne voeten. Aan het hoofdeinde , staat eene vliegende faam van
metaal, houdende in elke hand eene hazuin, de regier aan den mond
en de linker nederhangende. Het beeid ru s t, enkel met de teenen van
den regtervoet, op vier tronien , de vier winden voorstellende. sPrin -
sen hond, die zieh, u it droefheid over ’s meesters afsterven, dood hongerde,
wordt ook aan ’s Prinsen voeten , als op een gevlochten malras