met alle Schriften eft< papieren daarin berustende, werden mede door
de vlainmen verteerd. Ook geraakten er vele menschen bij om bet leven.
Allen die over D elft gesehreven hebben, verhalen bet bedrijf van eenen
apijevaar, die, zijne jongen uit dien brand niet hebbende kunnenred-
a e n , eindelijk, na veel omvliegens en geklapwiek, met uitgespreide
vlerken , op het brandend nest viel, en zieh , nevens zijn kroost, door
de vlam verteeren liet. Na dezen brand is de stad eehter schooner
herbouwd geworden.
Ofschoon men, uit vrees voor de woede der beeldstormers, de voor-
naamste beeiden en sicraden uit de kerken had doen wegnemen , viel
echter een hoop woedende wijven, gevolgd wordende door het geheele
rot der beeldstormers, in het jaar 1566, op het Minderbroedersklooster
a an , en vernielde daar alles, zonder zelfs bet kostbaarste te sparen ,
waarna zij, toen hier nietS meer te verwoesten viel, ook in de andere
kloosters en kerken op dezelfde wijze huis hielden.
ln het jaar 1568, krfegen de Onroomschen verlof, vol-gens eene
ordonnantie van den Stadhouder W illem I , Prins van Oranje, in dato
29 Januarij van dat jaar opgesteld, om bunne godsdienst, buiten de
stad, in zekeren kooltuin, uit te oefenen. Doch in datzelfde jaar ver-
liepen de zaken der Onroomschen dermate, dat er te D elet onder-
scheiden personen, ter zake van de godsdienst, werden omgebragt.
De stad ging, den 26 Julij des jaars 1572, aan de Staatsche zijde
over, _en W illem van L emky , Graaf van der Mark, trok er binnen.
De nienwe kerk werd toen dadelijk aan de Hervormden ingeruimd, die
naderhand ook de andere verkregen. L emey , een man van onbesuisde
wreedheid, die, reeds in Augustus van het jaar 1571 ,>eenen Delft-
seben Karthuizer-monnik , in het gemeen Z alige J oost genaamd, te
Brielle had doen ophangen, deed, nog voor het einde van het jaar 1572,
eenen Delftschen Priester, Coknelis M eis (Gornelies Mes ie s ) geheeten,
hierboven (bl. 237) door ons, onder de bekwame Godgeleerden opgege-
ven, te Leyden eerst geweldig folteren , neus en ooren en andere uit-
wendige leden afsnijden, en daarna dienzelfden smadelijken dood on-
dergaan. Deze onmenscheMjkheid werd bij ’s Lands Staten en den Prins
van Oranje zoo hoog opgenomen, dat L emey , den 5 Januarij des jaars
1575, te D el ft gevangen genomen, en sedert afgedankt werd.
In het jaar 1573, trokken vele burgers van D e l f t , onder welke
Jo an -van O ldenbarneveld , naderhand Advocaat van Holland , zieh be-
vond, nevens de burgers van verscheidene andere steden u i t , om h e t,
toen door de Spanjaarden belegerde, Haarlem te ontzetten ; doch zij
werden met zwaar verlies afgeslagen. Van D elft alleen bleven zes en
zeventig man.
D elft , ofschoon somtijds aangezocht, om de Spaansche zijde te
kiezen , heeft echter altoos de zijde der Staten gebouden, en de stad
is , in den Spaanschen oorlog niet aangevallen geweest.
Een onbegrijpelijk groot nadeel, leed de stad , den 12 October 1654 ,
door het springen van het kruidmagazijn , dat wel buiten het oog van
de menschen in het Noordwesten van D e l f t , maar toch binnen de
stad stond. Dit gebouw, hetwelk toen tusschen de tachtig en negentig
duizend ponden buskruid bevatte, vloog des voormiddags ten half elf ure ,
met eenen geweldigen slag, in de lucht, zonder dat er iets van overbleef
dan een poel, met vijftien of zestien voeten waters. De naaste huizen
werden verpletterd of geweldig beschadigd ; van de twee nabijgelegen
Doelen zag men niets meer, dan eenige dikke stompen van boomen,
en eenige roeden in het rond was alles tot den grond toe verwoest.
Het getal huizen, die ten cenenifiale omgekeerd waren, en waarvan
men niets zag dan eenige stukken muurwerk , gebroken balken , hoopen
steenen en puin , werd op över de twee honderd begroot. Behalve deze
waren over de drie honderd huizen van hunne daken en glazen ont-
bloot, en voorts was er geen huis in de stad, dat niet, ^ door het
daveren van den slag, eenige schade, zoo van buiten als van binnen aan
het huisraad geleden bad. Van het stadhuis waren meest alle glazen
uitgevallen. Beide de kerken waren zoodanig gehavend, dat zij onbruik-
baar waren , om er de godsdienst in te oefenen; hoewel de fraaije graf-
tombe van W illem I , Prins van Oranje, niet het minste geleden had.
Alle de overige godshuizen, waaronder ook het Leprozenhuis, buiten de
stad staande, en andere openbare gebouwen, hadden mede, het eene
meer het andere minder , schade geleden. De geheele stad daverde en
dreunde , de slag werd tot aan het einde van Holland aan den Helder,
op het eiland Texel, aan de Noordzee , ja zelfs in eenige provincien buiten
Holland gehoord. Vele menschen kwamen ongelukkiglijk om het leven.
Geknotte ledematen, werden met de pannen, steenen, balken en stijlen
der gebouwen door de lueht gevoerd , en ver van de plaats, alwaar ze eerst
door den slag getroffen waren , nedergeworpen. Het getal der omgeko-
menen, die maar ten deele, onder bet puin der ingestorte gebouwen,
gevonden werden , heeft men nooit regtkunnen te welen komen . Men re-
kent, hetgeen echter verwonderlijk zoude zijn , dat er niet meer dan vier
en vijftig menschen dadelijk dood zijn gebleven , maar als men mede telt.
die, welke naderhand door het instorten der muren omkwamen, nevens
de genen, die , gekwetst geweest zijnde , kort daarna overleden, wordt
het getal op omtrent vier honderd begroot. Een deerlijk gezigt verwekten
de gekwetsten , die , van armen of beenen beroofd, lagen te zieltogen ,
terwijl men, bij gebrek aan Heelmeesters, geen vaardige hulp kon toe-
brengen. Ondersckeidenen, die alles, behalve het leven , verloren hadden ,
moesten naar elders vervoerd worden , om, onder het opzigt van buiten
de stad wonende vrienden, te worden genezen. Eenige zonderlinge toe-
vallen heeft men in deze algemeene ramp opgemerkt. Een meisje,
van ruim een jaar oud, geraakte , in een kinderstoeltje , onder het
puin begraven,, en werd) na verloop van omtrent vier en twintig
uren, met eenen appel speiende, gezond onder het puin gevonden.
Verscheidene oude lieden werden insgelijks, na verloop van
eenige uren , levendig onder de ingestorte huizen tcrug gevonden. De
schoberen uit de Latijnsche school , wiilende vlugten, zouden, naar alle
waarschijnlijkheid, door het dak van het gebouw, dat ten zelfden tijde
op straat gesmeten werd , verpletterd zijn geworden , indien niet eeni-
gen, in den doorgang, door de haast gevallen zijnde , den loop der
overigen gestuit, en daardoor zieh zelven en hunne makkers behouden
hadden. De scbilder F abricies , 'hierboven (bl. 239) vermeld , in zijn
eigen huis iemand uitschilderende, werd , nevens deze en eenige andere
personen, jammerlijk verpletterd. Waarschijnlijk zou het getal
der dooden nog veel grooter geweest zijn , zoo niet eene aanmerke-
lijke menigte van ambachtslieden ter stad u i t , naar de, juist op
dezen dag invallende, Schiedamsche varkenmarkt en Voorburgsche
kermis getrokken waren. De Staten van Holland stonden der stad
naderhand eene gift van honderdduizend gulden toe , om onder de
burgerij verdeeld te worden , welke som echter als veel te gering tot
vergoeding der geledene schaden werd aangemerkt. De voorzorg, die
men voor den sedert gebouwden kruidtoren heeft gedragen , heeft D elft
voor derg'elijke zware. rampen bewaard, 'p