den 10 Augustus 1618, voor de klass. te Hellendoom zelve, zijn be-
2 ? iw 01 . onwett,S j erkend, versehenen op den 15 September
deszelfden jaars, voor de klass. van Deventer twee afgevaardigden uit
naam der Borgmannen, Burgemeesteren en gem. van D ie p e n h e im , ten einde
eene meuwe yoorstelling en beroeping voor den persoon van E l b e r t u s
W e s t e n b e r g bij de Gedeputeerden der klass. in te brengen, welke gelew
L rn n F ’ w " bes* hreven vorm fioed e» fe ttig werd erkend.
Waarop Elbertds Westenberg, na zieh van alle v e r d e n k t ván Arminianery
gezmverd en de Hervormde Leer aangenomen te hebben
, als Leeraar by deze Gemeente is goedgekeurd en in de dienst
bevestigd, nadat mede zijn beroep de goedkeuring van den Landdrost
van D i e p e n h e im en H a a k s b e r g e n had verworven: zoodat de eer-
s e Hervormde Leeraar alhier, in vereeniging met Goor, is .geweest
J o h a n n e s B ü r a n u s , beroepen in 1602, vertrokken in 1604 en na de
seheiding dier gem., E l b e r t u s W e s t e n b e r g , bevestigd, 15 Sentem-
pCr , f 8 ’ + / nl« *.624- ° “der de latér albier gestaau bebbende
k v l n d e n J W1J vermeld S a m u e l M e i l i n g , die in het iaar
1 i K Ä u ,-,0" tlen Íaren later tot Hoogleeraar in de God-
geleerdheid en Predikant te Lingen werd aangesteld, en H e r m a n o s
W i e n d'e den 13 December 1755 alhier beroepen werd, en in het
t j 1763 ah Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Predikant naar
Leyden vertrok. Het berpep geschiedt door den Kerkenraad. met me-
deirtemming van de Regering* en Borgmannen.
/V , dlf.,.hler 130 in Setal ZÜD * bebooren tot de stat. van
Ulst. — De Israeliten van welke men er 25 telt, worden tot de gem.
van Deventer gerekend.
Men heeft in deze gern, twee scholen: als ééne te D iep en h e im
en eene te Markvelde. r
Deze gem. staat reeds vroeg als eene heerl. en vrij ridderlijk goed
bekend, met hooge en läge jurisdictien. Met zekerheid echter kan
met gemeld worden, wanneer D i e p e n h e im zoodanig eene heerl. geworden
¡S‘ , , . . . eene Stam-Chronyk der Heeren, welke deze landstreek als ouaf-
hankelyk eigendom bezeten en bestuurd hebben (1) , vindt men den
naanvvan eenen B e r n a r d o s , Heer van D i e p e n h e im , welke teffens, uit
kracht eener gifte des Keizers, Heer van Ahuis was. Deze was over-
grootvader van .zekeren O t t o . Heer dezer heerlijkbeid, die reeds se-
dert het begin der dertiende eeuw gehuwd was, waaruit blijkt, dat
D i e p e n h e im reeds m het midden der twaalfde eeuw eene bijzondere heerl.
is geweest, ja zelfs lang voor dien tijd en dus in de elfde eeuw, daar
men leest, dat deze B e r n a r d o s de heerl. van D i e p e n h e im van zijne voor-
ouders geerfd heeft. — Zoo deze beerlijkheid zieh eertiids niet verder
U" .u![Sestrek t, dan later de parochie groot was, hetgeen wel waar-
« r a Ä da” 1S ziJ te vorén kleiner geweest, dan bet latere
rigterariibt; en ging toenmaals ten 0 . niet verder dan tot den wa-
termolen welke in het begin der dertiende eeuw, als de grensschei-
d.ng van D . e p e n h e im s parochie werd Vastgesteld. _ B e r n a r d o s , dien
wy bet eerst, als Heer van D i e p e n h e im , vermeld vinden, liet deze
beert, na aan zynen zoon W o l b e r t o s , wiens iongste dochter, R e g e -
r Er ’ c u te“ huwelÜk braSt aan Hendrik, Graaf van Daeen.
na Uraat Hendrik, zijn hem in deze heerl. als vrijbeeren opgevolgd,
(I) Deze S tam -C h ro n y lt is in d ru k medegedeeld achter W. C h e v a l l e h a u , het eerrte E e uw -g e tij van
Diepenhnm» le r k h e r n ie u m n g , fleg tig gevierd np Woemdag den M v a n Grasmaand d e , ym r e 177»,
xiine niannelijke nakomelingen O t t o I , H endrik I I , O tto II, en W il-
helmos. Deze W im e im o s , gehuwd aan R icharda , dochter des Graven
van A rendsberg, liet eene eenige dochter na, genaamd R one ot
K ünbgcnda , die daarna zieh in den echt begaf met W illem van B oxtkl ,
Ridder, .Kastelein van het huis ter Horst, die de laatste geweest is
welke, als bijzonderen Heer de heerlijkheid D iepenheim , ,en bet graatschap
Dalen in bezit heeft gehad. _
Destijds, te weten omtrent het jaar 1330, was Jan van D iest , Bis-
schop te Utrecht, wiens voorzaten stuksgewijze reeds het grootste deel
van Overijssel, .door Keizerlijke giften onder hun wereldlijk bestuur •
gekregen hadden. Deze kerkvoogd, in verschillende onlusten gewik-
kcld , werd dan eens van deze dan van gene zijde in zijne bezittingen
aangevallen. In Twenthewerd bij , onder anderen , meer dan eens ont-
rust door Graaf H endrik van S olms , Heer van Enschede, en W illem
van B oxtel, Heer van D iepenheim. Bedacht om zijne Overijsselsche
onderzaten op eene meer zaclite wijze dan door geweld van wapenen
te redden , besloot hij gemelde heerlijkheden aan te koopen en dus,.
onder zijn eigen bewind, met zijne Overijsselsche bezittingen , te ver-
eenigen, om tevens in het vervolg D iepenheim , aan het Bovensticht, tot
eene voorschans tegen vijandelijke invallen, te doen verstrekken. Deze
koop gelukte dien kerkvoogd, met behulp der vijf Utrechtsche kerken,
in het iaar 1331, wanneer hij het huis en de heerl. van D iepenheim van
W illem van B oxtel kocht voor 11000 zware tournoisen (57,210 guld.)
benevens het Graafschap van D alen , met al zijne Vasallen.
Toen de genoemde kerkvoogd in 1330 genoodzaakt was , bijna ge-
heel Overijssel te verpanden , zonderde hij met eenige andere bezittingen
daarvan de stad en heerlijkheid D iepenheim uit.
In 1348 vertrouwde Bisschop J an van A rkel , bij de toenmalige
spanning met Gelderland, de bewaring van het slot te D iepenheim
aan Heer F rederik van der Eze toe, doch daar deze edelman den
Bisschop alleen voor zijn aandeel 42,000 oude Schilden (58,800 guld.)
voor krijgskosten , in rekening bragt, moest de Kerkvoogd, hoe on-
gaarne ook, tot de beleening dezer heerl. overgaan. Hierdoor kwam
D iepenheim aan Heer R einold van B rederode , di ezi eh allerlei gewel-
dadigheden jegens de naburige bewoners des lands veroorlovende, oorzaak
werd, dat Bisschop F loris van W evelinkhoven, de Overijsselsche steden
aanzocht om de gelden te verstrekken , ten einde het kasteel weder in
te lossen. Dezen verleenden den onderstand gaarne, maar de Bisschop
moest huis en heerl. ten onderpand geven, en beloven geene kasteleins
aan te stellen dan met goedkeuring der drie steden.
In September van het jaar 1524 werd, bij een vredesverdrag tus-
sehen H endrik van B eijeren , den acht en vijftigsten Bisschop van
Utrecht, K arel Hertog van Gelder, vastgesteld, dat deze laatste onder
anderen, deze heerl., welke hij toen in zijn bezit hield, voor zieh zoude
behouden, zoo lang hij leefde, doch indien hij kwam te overlijden j zon-
der manuelijke of vrouwelijke nakomelingen zoude zij weder geheel en vrij
aan het Sticht van Utrecht vervallen , of anders , zoo hij afstammelingen
mögt nalaten, zoude de Bisschop deze heerl., benevens DnENTHEen Koe-
v o rd e n , welke K arel mede behield, voor 50,000 Rijnscbe goudgul-
den (75,000 guld.) kunnen lossen, welke lossing niemand van des Hertogs
erfgenamen immer zou mögen weigeren. Dus kwam, ten jare 1524, deze
heerl., na omtrent twee eeuwen onder het wereldlijk bestuur der
Utrechtsche Bisschoppen gestaan te hebben , door minzaam verdrag,
onder het gebied van den Hertog van Gelder, en waarschijnlijk