scn, om liare deugdelijkheid, netheid en sterkte, ook zeer getrokkenj
®oo wel de patjere’s als de kousen werden alleen dooi de slavinnen der
Makassarsche aanzienlijke vrouwen vervaardigd.
De bevolking , die men evenwel, door de weinige bekendheid met
eenige binnenlands gelegene staten , niet juist kan opgeven, wordt op
drie millioenen geschat, en bestaat uit inboorlingen , die tot bet Ma-
leischc ras behooren , Europeanen , Arabieren en Chinezen. De inboorlingen
worden in onderscheidene stammen verdeeld, van welke de
hoofdstammen zijn: de ßoeginezen , de Makassaren en de Biadjoes
of' Dajakkers. De Westkust en de Zuidelijke landtong zijn bet meest
bevolkt 5 de Zuidoostelijke landtong het minst. Doorgaans zijn de Ce-
lebers, wier gelaat veelal niets gunstfgs teekent, woest, wraakgie-
rig , verslaafd aan zinnelijk genot en zeer ijverzuchtig, doch daarentegen
dapper, getrouw aan hun eens gegeven woord en bijzonder matig in
levenswijs. Zij zijn middelmatig van lengte , over het algemeen grooter
dan de Javanen, sterk gespierd, ligt bruin van kleur, het blanke nabij
körnende. Onder de vrouwen , die meestal jalöerscli en daarom gevaar-
lijk in den Umgang zijn , vindt men er, die wel besneden van aange-
zigt, zeer blank en welgevormd zijn en, ook in het oog der Europeanen,
iets bevalligs hebben. De geheele bevolking wordt in drie klassen Ver-
deeld, namelijk, in vrijen, lijfeigenen en slaven. Tot de vrijen
behooren : de Yorsten , Staatsraden en Hovelingen , en de gegoeden of
Orangkaja. De Staatsraden en Hovelingen kunnen als leenmannen
beschoiiwd worden, doch zijn zeer onafhankelijk, daar zij den Yorst
niet anders gehoorzamen , dan wanneer zij het goedvinden of er toe
gedwongen worden. Onder gegoeden of Orangkaja verstaat men die,
welke eigendommen bezitten of ouafhankelijk leven. Tot de lijfeigenen
rekent men de stedelingen en landlieden , die evenwel onder de bescher-
ming der wetten staan en meer voorregten dan elders genieten, terwijl
zij met , dan uithoofde van bet bedrijven van misdaden, kunnen verkocht
worden , als wanneer zij tot den slavenstand overgaan, tot welken ook
zij behooren , die schulden hebben gemaakt, krijgsgevangen zijn ge-
nomen of door eigen schuld in slavernij gekomen zijn. Het getal der
slaven neemt , na het afschaffen van den slavenhandel, dagelijks a f ,
en zal, bij eene gestrenge policie, eindelijk gelieel ophouden.
De bevolking der Gouvernementslanden beliep, in het jaar 1824,
46,257 zielen, als 698 Europeanen, en hunne afstammelingen, 32,896
oorspronkelijke ingezetenen ; 1517 Chinezen , 10,539 slaven, en 807
Maleijers en Paranakans (basterd Chinezen).
De kustbewoners zijn voor het meerendeel verbasterde Mohamedanen,
die het Islamismus met eenige Heidensche begrippen vermengd hebben.
De bewoners der binnenlanden zijn grootendeels Heidenen. Voor en
aleer de bewoners- van C e l e b e s die godsdienstleer aannamen, beleden
2'j godsdienst der Hindoes; zijnde de leer van Mahomd eerst om-
trent het jaar 1600 hier algemeen geworden , waaraan veel is toege-
bragt door eenen inboorling van Menangkabau, op Sumatra, B a t o e
Bandang genaamd , wiens graf nog in het Yorstendom Tello te zien is.
In het jaar 1605 werd de Koran bij al de Makassarsche stammen aangeno-
men , die daarna de volken van Boni tot de aanneming noodzaakten.
C e l e b e s is , in het jaar 1512, het eerst door de Portugezen aange^
daan , die hier, omstreeks het jaar 1540, eene faktorij oprigtten, en
m 1660 nog een Opperhoofd op Makassar hadden , dat waarschijnlijk
het laatste geweest is- Ook de Engelschen en Deenen hebben, omstreeks
het midden der zevcntiende eeuw, hier fakto.rijen of kantorcn
gehad, welke zij, niet lang na de oprigting , weder verlaten hebben.
Wanneer de Nederlanders het eerst op dit eiland zijn aangekomen, - is
niet met zekerheid op te geven ; doch dit moet reeds op het einde
der zestiende of in het begin der zeventiende eeuw hebben plaats gehad
, want toen de Zeevoogd C o r n e l i s M a t e l i e f , aan de zuidkust van dat
ciland , niet ver van het dorp Rakeka , zeven dagreizen bczuiden Tello ,
ten anker kwam , bestond er reeds op deze kust een koopman van de Ne-
derlandsche Oostindische kompagnie. Kort na de terugkomst van M a t e l
i e f te Ambon, werden P a u l u s v a n S o l t en J a c o b l ’H e r m i t e , als Com-
missarissen der kompagnie, van daar naar Makassar gezonden , die
voor het eerst onderhandelingen met de Köningen van Tel lo en Goa
aanknoopten. De eerste , destijds aldaar bestaande faktorij, werd-
echter in het jaar 1625, op last van de Bewindhebbers der kompagnie,
ingetrokken ; doch in de volgende jaren , hebben zij weder op onderscheidene
plaatsen van C e l e b e s kantoren aangelegd; zoo als zulks op
de art., waar wij die plaatsen behandelen , meer omstandig zal worden
vermeld. Genoeg zij het hier, dat de regten van bet Nederlands
Gouvernement op dit eiland , gegrond zijn op het tractaat van den
18 November 1667 , door onzen dapperen Admiraal, C o r n e l i s S p e e lm a n ,
aangegaan , waarbij de Nederlandsche Oostindische kompagnie, als
schutsheer en bemiddelnar der onderscheidene staten erkend werd. De
bondgenooten van het Nederlandsche Gouvernement waren: Loehoe,
Mandh a r , S id enr ang, Sopeng, Tane t t e , T e l l o , Toer a t t a
en Wadjoe. Den 7 Augustus 1824, werd door den Baron v a n d e r
C a p e l l e n , Gouverneur-Generaal van Neerlands-Indie, in persoon, te
Makassar, een contract met eenige staten aangegaan , waarbij het
oppergezag van het Nederlandsche Gouvernement ten volle erkend
werd j zoodat de Yorsten, die onzen Staat tot beschermer aannamen, en
onder welke de voornaamste war^n die van Boni , Donggalo, Goa,
Loehoe, Mandha r , Mothon , Pal o s , Sidenrong, Sopeng,
Tan e t t i , Torotea en Wa djoe, zieh Verbünden , om onderling geen
oorlog te voeren , zonder daartoe de toestemming van het Nederlandsche
bewind te hebben bekomen; om dit bewind in alle omstandigheden
getrouw te zijn , en om, bij de keus van eenen troonopvolger, de
goedkeuring van ons Gouvernement in te roepen. Dit contract, liet-
welk ook strekken moest, om de aanmatigingen van het hof van
B o n i te beperken en onzen landslieden meerdere vrij heid in handel en zee-
vaart te verzekeren , werd echter al spoedig door de Koningin van Boni
verbroken , zoodat er naauwelijks eene maand verstreken was, of er was
een oorlog uitgebarsten , waarvan men den uitslag en de gevolgen in ons
tweede deel, op het art. B o n i , vermeld vindt (1).
CELEBES (KANAAL-VAN-), zeeengte in Oost-Indie. Zie M a k a s s a r
( K a n a a l -v a n - ) .
CELEBES (ZEE-VAN-), ledige streek van den Oceaan, in Oost-
Indie , tusschen Celebes en Borneo ten Z. en W., en tusschen Mindanao
en de Solo-eilanden ten N.
CELISSE, geh. in de Meijerij van ’s Hertoqenbosch, prov., Noord-
Braband. Zie S e l i s s e n (2).
(1) H ij, die meer om tre n t d it belangrijke eiland , en inzonderheid omtren t den laa ts teü jk a ld aar ge-
voerden oorlog willen w e te n ; ver.vijzen wij n a a r J . C. y a k R u n e v e l d : Celebes, o f Y e tito g t der
Nederlanders op h e t e ila n d Celebes, in d t ja r e n 1824 -1 8 2 5 , Breda 1840.
(2) Eveneens zoeke men alle v o .rd e ii f welke men elders weleens met Ce gespeld v in d t, doeb niet
bier gevonden worden op Se ,